ECLI:NL:GHAMS:2025:912
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de vader inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 april 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de vader tegen de afwijzing van zijn verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van zijn drie minderjarige kinderen. De kinderrechter had eerder, op 27 juni 2024, het verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden (JBWH) tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De vader was het hier niet mee eens en stelde dat de ondertoezichtstelling moest worden verlengd om de ouderverstoting te beëindigen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat de termijn van de ondertoezichtstelling inmiddels was verstreken op 28 juni 2024. Het hof heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 9 juli 2021, waarin is bepaald dat een ondertoezichtstelling niet meer kan worden verlengd als deze van rechtswege is geëindigd. De vader had geen gezag over twee van de kinderen, wat ook invloed had op de ontvankelijkheid van zijn verzoek. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke juridische kaders rondom ondertoezichtstellingen en de rechten van ouders in dergelijke procedures.