ECLI:NL:GHAMS:2025:575

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
23-001421-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanpassing van proeftijd en bijzondere voorwaarden in hoger beroep

Op 4 maart 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 april 2023. De verdachte, geboren in 1989 en verblijvende op een gesloten afdeling in het kader van een crisismaatregel, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken zou krijgen, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de bijzondere voorwaarden en de proeftijd. De proeftijd is aangepast van twee jaar naar één jaar, omdat de verdachte op dat moment voldoende zorg ontving. Het hof heeft de beslissing om bijzondere voorwaarden op te leggen niet overgenomen, gezien de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de strafoplegging in het dictum opgenomen en bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffiers op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001421-23
datum uitspraak: 4 maart 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 april 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-262801-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1989,
in het kader van een crisismaatregel verblijvende te: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van dezelfde bewezenverklaring als in eerste aanleg zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaar.

Vonnis waarvan beroep

Het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere overwegingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, zodat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behalve ten aanzien van de beslissing om bijzondere voorwaarden op te leggen, welke beslissing in een aanvullende overweging wordt toegelicht, en behalve dat de aan de voorwaardelijke straf gekoppelde proeftijd van twee jaren niet wordt overgenomen, maar zal worden aangepast naar een proeftijd van één jaar (in zoverre zal het vonnis worden vernietigd), en met dien verstande dat het hof de volgende delen niet overneemt uit de hierna genoemde bewijsmiddelen:
  • in het onder 1 opgenomen bewijsmiddel het woord “naakt”, en
  • in het onder 4 opgenomen bewijsmiddel de zinsnede “waarschijnlijk vanwege de angst”.
Aanvullende overweging ten aanzien van de bijzondere voorwaarden en de proeftijd
Het hof heeft kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden zoals de raadsman deze ter terechtzitting onderbouwd naar voren heeft gebracht. De verdachte verblijft thans op basis van een verlengde crisismaatregel op een gesloten afdeling. Omdat de verdachte daarmee op dit moment voldoende is ingebed in de zorg met een verplicht kader, zal het hof – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – de in eerste aanleg opgelegde bijzondere voorwaarden niet opleggen. Gelet op de gewijzigde persoonlijke omstandigheden en het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde ziet het hof ook aanleiding om de proeftijd te verkorten naar één jaar. Omwille van de duidelijkheid in de fase van de tenuitvoerlegging en executie zal het hof in het dictum de strafoplegging geheel opnemen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde bijzondere voorwaarden en de duur van de proeftijd en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.A.C. Koster, mr. A.M. Kengen en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mrs. S. Pesch en F.A. Tolman, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 maart 2025.