Op 11 februari 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot witwassen. De zaak was in hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 mei 2022. De verdachte, geboren in 1980 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd ervan beschuldigd op of omstreeks 11 januari 2022 in Amsterdam betrokken te zijn geweest bij het verwerven en verhullen van geldbedragen die vermoedelijk afkomstig waren uit misdrijf. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis en de advocaat-generaal eiste een gevangenisstraf van negen maanden.
Tijdens de zitting op 28 januari 2025 werd het bewijs besproken, waarbij de advocaat-generaal stelde dat de verdachte en zijn neef naar de Jacob van Lennepkade in Amsterdam waren gereden om een man te ontmoeten die een rugzak met een groot geldbedrag bij zich had. De verdachte zou betrokken zijn geweest bij een gezamenlijke witwasactiviteit. Echter, het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De feiten en omstandigheden die door het openbaar ministerie werden aangevoerd, waren niet voldoende om te concluderen dat de verdachte opzettelijk had geprobeerd het geld te witwassen.
Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. De beslissing werd genomen op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, waarbij het hof concludeerde dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de hem tenlastegelegde feiten. De verdachte kreeg de teruggave van in beslag genomen voorwerpen, waaronder een GSM van het merk Apple.