ECLI:NL:GHAMS:2025:2890

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
200.356.117/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onderzoek naar beleid en gang van zaken van United Group door aandeelhouders Gerrard c.s. niet-ontvankelijk verklaard

In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, uitgesproken op 29 oktober 2025, wordt het verzoek van Gerrard MIP Limited en Gerrard Enterprises LLC behandeld. Deze verzoeksters hebben een enquêteverzoek ingediend bij de Ondernemingskamer, gericht op het beleid en de gang van zaken van United Group, waarin zij een aandelenbelang van 36,25% hebben via Summer Parent. De verzoeksters vroegen om een onderzoek naar het beleid van United Group en om onmiddellijke voorzieningen. United Group en andere betrokken partijen hebben verweer gevoerd en verzocht om de verzoeksters niet-ontvankelijk te verklaren. De Ondernemingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat het belang van de verzoeksters niet gelijkgesteld kan worden met dat van een aandeelhouder van United Group. De Ondernemingskamer oordeelt dat de tussenliggende vennootschappen, waaronder Summer Parent, een eigen functie en beleid hebben, en dat de verzoeksters geen directe aanspraak hebben op dividenduitkeringen van United Group. De Ondernemingskamer verklaart de verzoeksters niet-ontvankelijk in hun verzoek en veroordeelt hen in de proceskosten. De beschikking is openbaar uitgesproken door de voorzitter en raadsheren van de Ondernemingskamer.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummers: 200.356.117/01 OK en 200.356.117/02 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 29 oktober 2025
inzake
1. de rechtspersoon naar het recht van de Kaaimaneilanden
GERRARD MIP Limited,
gevestigd op de Kaaimaneilanden,
2. de rechtspersoon naar het recht van de Britse Maagdeneilanden
GERRARD ENTERPRISES LLC,
gevestigd op het eiland Man,
VERZOEKSTERS,
advocaten:
mr. J.W. de Groot,
mr. D. van der Linden,
mr. R.H.E. Beckeren
mr. B.W. Kik, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNITED GROUP B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
advocaten:
mr. D.C. Roessinghen
mr. E.R. Meerdink, kantoorhoudende te Amsterdam,
en tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADRIA MIDCO B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
BELANGHEBBENDE,
niet verschenen,
e n t e g e n
2. de rechtspersoon naar het recht van Luxemburg
SUMMER INVEST S.à.r.l.,
gevestigd te Luxemburg,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. T.R.B. de Greveen
mr. B.M. Katan, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
3. de rechtspersoon naar het recht van Luxemburg
SUMMER PARENT S.à.r.l.,
gevestigd te Luxemburg,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. D.C. Roessinghen
mr. E.R. Meerdink, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
4. de multilaterale bank
EUROPEAN BANK FOR RECONSTRUCTION AND DEVELOPMENT,
gevestigd te Londen,
BELANGHEBBENDE,
niet verschenen,
en t e g e n
5. de rechtspersoon naar het recht van de Verenigde Arabische Emiraten
DG MANAGEMENT DWC LLC,
gevestigd te Dubai,
6. de rechtspersoon naar het recht van de Britse Maagdeneilanden
CABLE MANAGEMENT COMPANY Ltd.,
gevestigd op het eiland Man,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. K. van der Graaf,
mr. P.A. Josephus Jittaen
mr. S.A. Amrani, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
7. de vennootschap naar het recht van Luxemburg
UNITED MEDIA S.à.r.l.,
gevestigd te Luxemburg,
8. de vennootschap naar het recht van Zwitserland
UNITED MEDIA NETWORK AG,
gevestigd te Zwitserland,
9. de vennootschap naar het recht van Servië
UNITED MEDIA PRODUCTION D.O.O.,
gevestigd te Servië,
10. de vennootschap naar het recht van Slovenië
UNITED CLOUD INOVACIJSKI CENTER D.O.O.,
gevestigd te Slovenië,
11. de vennootschap naar het recht van Servië
UNITED CLOUD D.O.O. BEOGRAD,
gevestigd te Servië,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. J.A. van de Hel,
mr. B.C. Elionen
mr. J. Wind, kantoorhoudende te Amsterdam.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen als volgt worden aangeduid:
verzoeksters gezamenlijk als:
Gerrard c.s.
verweerster als:
United Group
belanghebbende 1 als:
Adria Midco
belanghebbende 2 als:
Summer Invest
belanghebbende 3 als:
Summer Parent
belanghebbende 4 als:
EBRD
belanghebbenden 5 en 6 samen als:
Cable c.s.
belanghebbenden 8 tot en met 11 samen als:
United Media Network c.s.
Adria Topco B.V. als:
Adria Topco
Summer BidCo B.V. als:
Summer BidCo
Summer MidCo B.V. als:
Summer MidCo

1.Het verloop van het geding

1.1
Gerrard c.s. heeft bij verzoekschrift van 25 juni 2025 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
a. een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van United Group over de periode vanaf 2 april 2025;
b. bepaalde onmiddellijke voorzieningen te treffen; en
c. United Group te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.2
Gerrard c.s. heeft bij aanvullend verzoekschrift van 5 september 2025 haar verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen gewijzigd, in die zin dat zij de Ondernemingskamer heeft verzocht, samengevat,
a. [bestuurder B/CEO] te schorsen als statutair bestuurder van United Group;
b. [bestuurder B/CEO] en [adjunct CEO] te schorsen als CEO respectievelijk adjunct-CEO van de groep waartoe United Group behoort;
c. [beoogd bestuurder A] en [beoogd bestuurder B] te benoemen als statutair bestuurders van United Group;
d. een onafhankelijk bestuurder van United Group te benoemen met een beslissende stem.
1.3
Bij verweerschrift van 25 september 2025 hebben United Group en Summer Parent verzocht Gerrard c.s. niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans dat verzoek af te wijzen, en Gerrard c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding.
1.4
Bij verweerschrift van 25 september 2025 heeft Summer Invest hetzelfde verzocht.
1.5
Bij afzonderlijke verweerschriften van 25 september 2025 hebben United Media Network c.s. en Cable c.s. geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek van Gerrard c.s.
1.6
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 16 oktober 2025, waarbij op voorhand is aangekondigd dat eerst de ontvankelijkheid van het verzoek zou worden behandeld. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen. Alle partijen hebben tevoren toegestuurde nadere producties in het geding gebracht. Summer Invest heeft bovendien overzichten in het geding gebracht van een ter zitting vertoonde digitale presentatie. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. De Ondernemingskamer heeft vervolgens de zitting geschorst en na hervatting daarvan aangekondigd dat haar beslissing zal luiden als hierna onder 4 vermeld. De Ondernemingskamer heeft die beslissing bovendien op hoofdlijnen gemotiveerd en toegezegd zo spoedig mogelijk een beschikking te wijzen.

2.Inleiding en feiten

2.1
Deze beschikking gaat over de vraag of Gerrard c.s. ontvankelijk is in een enquêteverzoek dat betrekking heeft op United Group. Gerrard c.s. heeft een aandelenbelang van ruim 36% in de Luxemburgse vennootschap Summer Parent, die indirect, via vier tussengelegen Nederlandse vennootschappen, alle aandelen in United Group houdt.
2.2
United Group is een houdstermaatschappij die deel uitmaakt van een telecom- en mediaconcern dat met name opereert in Zuidoost-Europa. De groep is actief in telecomdiensten zoals internet, vaste en mobiele telefonie en mediadiensten zoals televisie en nieuws. Summer Parent is de Luxemburgse topholding van de groep.
2.3
Summer Parent houdt alle aandelen in Summer MidCo. Summer MidCo houdt alle aandelen in Summer BidCo. Summer BidCo houdt alle aandelen in Adria Topco. Adria Topco houdt alle aandelen in Adria Midco. Adria Midco houdt alle aandelen in United Group.
2.4
Summer Parent heeft de volgende (geclusterde) aandeelhouders:
i) Summer Invest (55,3%), een (indirecte) dochtervennootschap van private equity-investeerder BC Partners;
ii) Gerrard c.s. (gezamenlijk 36,25%), waarvan [beoogd bestuurder A] (hierna: [beoogd bestuurder A] ) de oprichter van de onderneming van de groep, UBO is;
iii) drie kleinere aandeelhouders die gezamenlijk 8,38% van het aandelenkapitaal houden, te weten Cable c.s. en EBRD.
2.5
Schematisch ziet de structuur er als volgt uit:
2.6
De aandeelhouders van Summer Parent hebben op 4 maart 2019 een aandeelhoudersovereenkomst gesloten, die op 28 juni 2019 voor het laatst is gewijzigd, genaamd
Shareholders Agreement relating to the Adria Topco B.V. Group of Companies(hierna: de SHA). Bij de SHA zijn verder partij: Summer Parent, Summer BidCo en Adria Topco. Adria Topco is de Target in de zin van de SHA. Adria Midco en United Group zijn geen partij bij de SHA. Op de SHA is Engels recht van toepassing. Geschillen die voortvloeien uit de SHA dienen te worden voorgelegd aan de Engelse rechter.
2.7
De SHA bepaalt in artikel 3.1 onder c dat het bestuur van Summer Parent alle beslissingen betreffende zogenoemde
reserved mattersdient goed te keuren.
Reserved matterszijn volgens een bijlage bij de SHA onder meer (i) het vaststellen van het businessplan van de groep, (ii) operationele uitgaven boven € 5 miljoen die niet in een businessplan zijn voorzien, (iii) het aangaan van financieringstransacties met een waarde van meer dan € 5 miljoen en (iv) het uitkeren van dividend. De SHA bevat verder onder meer bepalingen over informatievoorziening aan de aandeelhouders van Summer Parent en over de invloed van de aandeelhouders op de samenstelling van het bestuur van Summer Parent.
2.8
Het bestuur van United Group bestaat op dit moment uit vijf leden, te weten [bestuurder A] , [bestuurder B/CEO] (CEO), [bestuurder C] , [bestuurder D] , [bestuurder E] , die hierna uitsluitend met hun achternaam zullen worden aangeduid. [bestuurder A] en [bestuurder B/CEO] zijn door Summer Invest voorgedragen. De overige drie bestuurders zijn trustbestuurders, werkzaam bij een
corporate service provider. Tot 21 juli 2025 waren ook J. Zivko en Y.R. Girgenson bestuurders van United Group. Zij waren benoemd op voordracht van Gerrard c.s. In juli 2025 hebben zij hun ontslag ingediend en is [bestuurder B/CEO] als bestuurder benoemd.
2.9
Het bestuur van Summer Parent telt zeven leden, verdeeld over twee klassen. Summer Invest heeft (op grond van statuten en SHA) het recht van voordracht bij de benoeming en ontslag van de meerderheid van de bestuurders (de Class-1 bestuurders). Gerrard c.s. heeft het recht één bestuurder voor te dragen (de Class-2 bestuurder). [bestuurder A] en [bestuurder B/CEO] maken deel uit van het bestuur als Class-1 bestuurders. De overige Class-1 bestuurders zijn: [bestuurder Class-1 A] (Class-1), [bestuurder Class-1 B] (Class-1), [bestuurder Class-1 C] (Class-1) en [bestuurder Class-1 D] (Class-1). [bestuurder Class-2] is de Class-2 bestuurder.
2.1
Summer Parent is om verschillende redenen specifiek in Luxemburg gevestigd, waaronder de sociale, politieke en economische stabiliteit, de status als financiële hub, de ligging binnen de Europese Unie en de consistente AAA-kredietrating. Summer Parent is onderworpen aan het Luxemburgs belastingregime.
2.11
In artikel 2 van de statuten van Summer Parent is haar doelomschrijving opgenomen. Deze omvat onder meer “
to own, administer, develop and manage its portfolio”, “
carry out its business through branches in Luxembourg or abroad”, en voor “
enterprises in which the Company has an interest or which forms part of the Group, take any controlling and supervisory measures and carry out any operation which it may deem useful in the accomplishment and development of its purposes”.
2.12
Summer MidCo, Summer BidCo en Summer Parent zijn opgericht ten tijde van de verkrijging van een meerderheidsbelang in de groep door BC Partners in 2019. Ter financiering van die transactie heeft Summer BidCo in dat jaar obligaties uitgegeven. Summer BidCo heeft dit obligatieprogramma op 19 februari 2024 geherfinancierd door de uitgifte van 'Pay If You Can PIK Notes' ter waarde van € 300 miljoen met een rente tussen 10,00% en 10,75% en een looptijd tot 2029. De PIK Notes zijn genoteerd aan The International Stock Exchange (TISE). Het bestuur van Summer BidCo bestaat uit [bestuurder D] , Hijmans, [bestuurder B/CEO] en [bestuurder A] . De CFO van de groep, Zivko, is werknemer van Summer BidCo.
2.13
Summer MidCo staat aan het hoofd van de Nederlandse fiscale eenheid van vennootschappen die behoren tot de groep. Het bestuur van Summer MidCo bestaat uit [bestuurder C] , [bestuurder D] , [bestuurder B/CEO] en [bestuurder A] .
2.14
Adria Topco is een houdstermaatschappij. Haar bestuur heeft dezelfde samenstelling als het bestuur van United Group.
2.15
Adria Midco houdt zich bezig met de bankingactiviteiten binnen de groep. Op dit niveau worden de audits van de geconsolideerde financiële verslaggeving uitgevoerd. Daarnaast heeft Adria Midco ten behoeve van groepsmaatschappijen van United Group een groot aantal bankgaranties laten verstrekken aan derden. Daarvoor heeft zij contra-garanties aan de bank verstrekt. De bestuurders van Adria Midco zijn dezelfde als die van United Group.
2.16
Summer Parent heeft op 24 februari 2023 met Gerrard MIP Limited een
long-term incentive scheme(LTIS) gesloten, die wordt beheerst door het recht van Engeland en Wales. In artikel 2.4 van de LTIS is bepaald dat Summer Parent onder omstandigheden een bonus moet betalen aan Gerrard MIP Limited, oplopend tot € 250 miljoen (hierna in navolging van partijen
Special Bonusgenoemd). Gerrard MIP Limited heeft in april 2025 aanspraak gemaakt op betaling van een Special Bonus tot een bedrag van € 200 miljoen en is daarvoor een procedure voor de Engelse rechter tegen Summer Parent begonnen. Op 19 september 2025 heeft Summer Parent het geëiste bedrag van € 200 miljoen aan Gerrard MIP Limited betaald.
2.17
Voor de bestuursvergadering van Summer Parent van 10 augustus 2025 stond als
reserved matterin de zin van de SHA op de agenda de goedkeuring van een kapitaalvermindering en dividenduitkering door de Nederlandse houdstermaatschappijen van de groep. Ter tafel lag een memo van de CFO van de groep van 9 augustus 2025 met daarin een “
liquidity test” voor de beoogde uitkeringen van (volgens het memo) € 1,1 miljard. Het bestuur van Summer Parent heeft voor die uitkering goedkeuring verleend. United Group heeft vervolgens een bedrag van € 954.750.000 aan dividend uitgekeerd. Daarvan is uiteindelijk op 22 augustus 2025 € 750.000.000 bij de aandeelhouders in Summer Parent terechtgekomen, hetzij als dividend hetzij op andere titel. Het resterende bedrag heeft Summer Parent aangewend voor het voldoen aan haar verplichtingen, waaronder de betaling van de genoemde Special Bonus van € 200 miljoen.

3.De gronden van de beslissing

3.1
Gerrard c.s. betoogt dat zij ontvankelijk is in haar verzoek een onderzoek te gelasten bij United Group omdat zij indirect meer dan 10% van het geplaatste kapitaal van United Group verschaft. Gerrard c.s. meent dat het door haar gehouden belang van 36,25% in Summer Parent op een lijn moet worden gesteld met dat van een aandeelhouder of certificaathouder in United Group. Cable c.s. en United Media c.s. hebben zich bij dat standpunt aangesloten. Als toelichting hebben Gerrard c.s., Cable c.s. en United Media c.s. – samengevat – het volgende naar voren gebracht.
a. De vijf tussenliggende entiteiten tussen Gerrard c.s. en United Group zijn tussenhoudstermaatschappijen die als uitsluitend doel hebben het participeren in het aandelenkapitaal van uiteindelijk United Group. Zij verrichten geen (andere) ondernemingsactiviteiten. Zij zijn opgericht in het kader van de overname(s) van de groep – eerst door KKR en daarna, in 2019, door BC Partners – en hebben alleen een administratieve functie. Gerrard c.s. heeft dan ook rechtstreekse
governance-rechten ter zake van United Group. Het stond en staat alle partijen voor ogen dat een dividenduitkering door United Group volledig toekomt aan de aandeelhouders van Summer Parent.
b. De besturen van de tussenliggende vennootschappen bepalen niet het beleid en de gang van zaken van United Group en de rest van de groep en hebben dat ook nooit gedaan. Dat de SHA is afgesloten op het niveau van Summer Parent, betekent nog niet dat Summer Parent het groepsbeleid bepaalt. Summer Parent is nu eenmaal het niveau waarop de aandeelhouders participeren. Het bestuur van United Group bepaalt het beleid en de gang van zaken binnen de groep.
c. De tussenliggende entiteiten hebben ook (nagenoeg) geen eigen werknemers.
d. Verder bestaat er een grote overlap in de bestuurssamenstelling van de verschillende tussenliggende entiteiten: [bestuurder B/CEO] en [bestuurder A] zijn bestuurders bij alle entiteiten, terwijl er verder bij de Nederlandse entiteiten alleen trustbestuurders zijn.
e. Ook in de praktijk hebben de tussenliggende entiteiten geen reële betekenis. Zo voeren de tussenliggende entiteiten in de praktijk geen eigen dividendbeleid. Dat volgt ook uit de voorbereiding van de dividenduitkering van 22 augustus 2025, waarbij door United Group een liquiditeitsanalyse is gemaakt die voldoende was voor alle tussenliggende entiteiten. Summer Parent speelde geen inhoudelijke rol bij deze dividenduitkering. In de bestuursvergadering van 14 augustus 2025 van Summer Parent is besloten dat de dividenduitkering rechtstreeks door United Group aan haar uiteindelijke aandeelhouders zou worden uitgekeerd en aldus is ook gehandeld.
3.2
United Group, Summer Parent en Summer Invest hebben de ontvankelijkheid van Gerrard c.s. in haar verzoek bestreden. Zij menen dat het eigen economisch belang van Gerrard c.s. als indirect aandeelhouder van United Group voor de toepassing van artikel 2:346 BW niet op één lijn kan worden gesteld met het belang van een aandeelhouder of certificaathouder in United Group. Zij hebben in dat verband, samengevat, het volgende gesteld.
a. Het bestuur van Summer Parent, United Group en de tussenliggende entiteiten kent (grotendeels) een andere samenstelling. Het bestuur van Summer Parent en de andere tussenliggende entiteiten voert ook een eigen beleid en maakt eigen afwegingen.
b. Gerrard c.s. heeft geen rechtstreekse, structurele aanspraak op dividenduitkeringen. De tussenliggende entiteiten maken hiervoor telkens hun eigen afwegingen.
c. Tussen Summer Parent, haar aandeelhouders en enkele andere tussenliggende entiteiten is een SHA gesloten, waarbij United Group geen partij is. In de SHA zijn afspraken gemaakt, onder andere over
reserved matterswaarvoor het bestuur van Summer Parent eigen besluiten moet nemen.
d. Summer Parent en de andere tussenliggende entiteiten vervullen verschillende functies en hebben eigen rechten en verplichtingen. Zo zijn op verschillende niveaus (intercompany-)leningen afgesloten, vervult Summer BidCo een belangrijke financieringsfunctie binnen de groep, heeft Summer BidCo voor honderden miljoenen euro’s PIK notes uitstaan, en voert Adria Midco audits uit en heeft zij voor honderden miljoenen euro’s bankgaranties laten afgeven en in verband daarmee aan banken contra-garanties verstrekt. De verschillende vennootschappen hebben daarnaast ook eigen werknemers in dienst.
e. De verschillende entiteiten zijn opgericht in verschillende landen, met eigen rechten en verplichtingen en eigen fiscale regimes. De vennootschappen hebben ook eigen kapitaalstructuren. Hun onderlinge verhoudingen worden bovendien bepaald door verschillende rechtstelsels.
3.3
Bij de beoordeling stelt de Ondernemingskamer het volgende voorop.
3.3.1
De bevoegdheid tot het indienen van een verzoek tot het instellen van een enquête komt toe aan degenen aan wie deze bevoegdheid in de wet is verleend. De daartoe strekkende opsomming in artikel 2:346 BW is limitatief. De strekking van het enquêterecht brengt echter mee dat de verschaffer van risicodragend kapitaal die een eigen economisch belang heeft in de vennootschap waarop het verzoek betrekking heeft, welk belang in zoverre op één lijn kan worden gesteld met het belang van een aandeelhouder of certificaathouder, voor de toepassing van artikel 2:346, aanhef en onder c, BW, dient te worden gelijkgesteld met aandeelhouders of certificaathouders (vgl. met betrekking tot artikel 2:346, aanhef en onder b, BW: HR 6 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF9440,
Scheipar; HR 4 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR8899,
Landis; HR 25 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0710,
e-Traction; HR 10 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM6077,
Butôt; HR 8 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP4943,
TESN; HR 29 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7833,
Chinese Workers).
3.3.2
In deze rechtspraak is niet de rechtsregel aanvaard dat de positie van een verschaffer van risicodragend kapitaal die een eigen economisch belang heeft in de vennootschap waarop het verzoek betrekking heeft, voor de toepassing van artikel 2:346 lid 1, aanhef en onder b of c, BW, zonder meer kan worden gelijkgesteld met die van een aandeelhouder of certificaathouder. Een dergelijke gelijkstelling is slechts mogelijk indien en voor zover op grond van de feiten en omstandigheden van het geval kan worden geoordeeld dat het eigen economisch belang van de verschaffer van risicodragend kapitaal in de vennootschap waarop het verzoek betrekking heeft, van dien aard is dat het op één lijn kan worden gesteld met het belang van een aandeelhouder of een certificaathouder van die vennootschap. Ten aanzien van die mogelijke gelijkstelling worden alle relevante feiten en omstandigheden in de beoordeling betrokken (vgl. HR 11 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:905,
Slotervaartziekenhuis).
3.4
Op basis van de feiten en omstandigheden die Gerrard c.s. heeft aangedragen kan niet worden geoordeeld dat haar belang van dien aard is dat het op één lijn kan worden gesteld met dat van een aandeelhouder of certificaathouder van United Group. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.5
Summer Parent enerzijds en United Group en de andere tussengelegen entiteiten anderzijds zijn bewust gevestigd in verschillende jurisdicties, onder meer om fiscale redenen. Summer Parent laat jaarlijks door PwC controleren of zij in Luxemburg voldoende fiscale
substanceheeft, opdat Summer MidCo geen bronbelasting in Nederland hoeft af te dragen over dividenduitkeringen. Gerrard c.s. heeft bij pleidooi aangevoerd dat niet zou zijn gebleken dat Summer Parent voldoende fiscale
substanceheeft om van de beoogde fiscale voordelen te kunnen profiteren, maar zij heeft zelf onvoldoende concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die de Ondernemingskamer reden geven daaraan te twijfelen. Onvoldoende in dit verband is in elk geval dat voorafgaand aan de recente dividenduitkering aan Summer Parent (zie 2.17) een verzekering is afgesloten voor het risico dat toch bronbelasting verschuldigd is over de dividenduitkering, al was het maar omdat een verzekeraar niet snel bereid zal zijn dat risico op zich te nemen indien al tevoren duidelijk is dat Summer Parent niet aan de fiscale
substance-vereisten voldoet.
3.6
Summer Parent en United Group hebben niet hetzelfde bestuur. Slechts twee van de zeven personen die deel uitmaken van het bestuur van Summer Parent zitten in het vijfkoppige bestuur van United Group; tot 25 mei 2025 was er zelfs maar één bestuurder die in beide besturen zat.
3.7
Summer Parent heeft niet een louter administratieve functie en doet meer dan het houden van aandelen in (uiteindelijk) United Group. Haar statutaire doelomschrijving sluit daar ook op aan (zie 2.11). Het bestuur van Summer Parent heeft op basis van de SHA een goedkeuringsrecht voor materiële beslissingen voor de groep (zie 2.7). In de praktijk is ook altijd in overeenstemming met dat goedkeuringsrecht gehandeld. Het besluit dat is genomen in de bestuursvergadering van Summer Parent op 14 augustus 2025 (zie 2.17) tot goedkeuring van een voorgenomen dividenduitkering door de Nederlandse vennootschappen is daarvan een voorbeeld. Het beleid van de groep wordt derhalve voor een belangrijk deel bepaald bij Summer Parent. Anders dan Gerrard c.s. stelt, is niet gebleken dat het bestuur van United Group (ook) beslissingen neemt die bepalend zijn voor het groepsbeleid. De omstandigheid dat drie van de vijf bestuurders van United Group trustbestuurders zijn, wijst daar ook niet op. Evenmin wijst daar op dat (naar onbetwist is gebleven) twee sleutelfiguren uit de groepsleiding nooit aanwezig waren bij vergaderingen van het bestuur van United Group. Dat betreft Boklag, tot voor kort de CEO van de groep, en [beoogd bestuurder A] , die volgens Gerrard c.s. tot voor kort de leidende kracht in het management van de groep was. De liquiditeitsanalyse die op de bestuursvergadering van Summer Parent van 14 augustus 2025 voorlag, was – anders dan Gerrard c.s. stelt – ook niet afkomstig van United Group, maar van de CFO van de groep.
3.8
Daarbij komt dat Summer Parent zelf aanzienlijke verplichtingen is aangegaan. Zo heeft zij aanzienlijke bedragen geleend van Summer BidCo en van een van haar aandeelhouders, naar uit haar jaarrekeningen blijkt. Ook is zij met (onder andere) Gerrard c.s. de LTIS aangegaan, op basis waarvan zij op 19 september 2025 een bedrag van € 200 miljoen aan Gerrard MIP Limited heeft uitbetaald bij wijze van Special Bonus.
3.9
Summer Parent heeft dus reële betekenis, zowel in organisatorische als in economische zin. Dat Summer Parent is gevestigd op hetzelfde kantooradres als BC Partners, deels dezelfde adviseurs heeft als BC Partners en niet een eigen website heeft, kan daaraan niet afdoen.
3.1
Ook de andere tussenliggende entiteiten doen – in overeenstemming met hun statutaire doelstellingen – meer dan het houden van aandelen en het doorgeleiden van dividenden.
3.11
Zo is Summer MidCo het hoofd van de Nederlandse fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Summer MidCo heeft verder pandrechten verleend, onder meer pandrechten op haar aandelen in Summer BidCo ten behoeve van banken.
3.12
Summer BidCo vervult een belangrijke financieringsfunctie binnen de groep. Zij heeft tot een bedrag van € 300 miljoen gelden aangetrokken door het uitgeven van obligaties met een looptijd tot in 2029. De obligaties zijn genoteerd aan The International Stock Exchange (TISE) en daarover wordt (tussentijdse) rente betaald. Summer BidCo heeft daarnaast leningen verstrekt (onder andere aan Summer Parent, zie hiervoor) en leningen verkregen, onder andere een lening van United Group van meer dan € 300 miljoen in 2024.
3.13
Adria Topco heeft een kredietfaciliteit verstrekt aan Adria Midco, die in 2023 is verhoogd naar € 9 miljoen, met een rente van 5,25% en een vervaldatum in 2027.
3.14
Adria Midco heeft in de afgelopen jaren ten minste twintig bankgaranties laten afgeven door banken ten behoeve van externe schuldeisers ter waarde van ten minste € 700 miljoen en op verzoek van de banken contra-garanties gesteld. Zij heeft ook voor miljoenen aan kredietfaciliteiten verstrekt en ten behoeve van banken een pandrecht op haar aandelen in United Group gevestigd.
3.15
Summer Parent en Summer MidCo hebben in de afgelopen jaren bovendien één of meer werknemers gehad. Daarnaast hebben zij en alle andere tussengelegen entiteiten vaste jaarlijkse kosten gemaakt voor onder andere administratie, bankkosten, juridische en fiscale diensten en/of consultancydiensten. De conclusie is dat alle tussengelegen entiteiten reële betekenis hebben, ook in economische zin.
3.16
Verder is van belang dat Gerrard c.s. geen directe aanspraak heeft op betaling van dividenden uit United Group, maar dat slechts dividenduitkeringen aan Gerrard c.s. kunnen worden gedaan nadat daarover door de bevoegde organen van alle tussenliggende rechtspersonen is beslist met inachtneming van de eigen rechten en verplichtingen van die tussenliggende rechtspersonen. Voor Summer Parent geldt krachtens Luxemburgs recht (onder meer) de verplichting om minimaal 5% van de nettowinst van het jaar toe te wijzen aan haar wettelijke reserve, totdat het saldo daarvan gelijk is aan 10% van haar geplaatste kapitaal. Voor de Nederlandse entiteiten geldt onder meer dat het bestuur de toets van artikel 2:216 lid 2 BW moet uitvoeren voordat enig dividend wordt uitbetaald. Dat die toets altijd positief zal uitvallen, is geenszins een gegeven in het licht van de aanzienlijke verplichtingen die de tussenliggende rechtspersonen zijn aangegaan. De stelling van Gerrard c.s. dat het alle partijen voor ogen stond en staat dat een dividenduitkering door United Group volledig toekomt aan de aandeelhouders van Summer Parent, is onverenigbaar met deze regels van Luxemburgs en Nederlands recht. De gang van zaken rondom de dividenduitkering die op 22 augustus 2025 aan de aandeelhouders van Summer Parent heeft plaatsgevonden bevestigt ook de onjuistheid van de stelling van Gerrard c.s.: van de dividenduitkering door United Group is slechts een deel als dividend doorbetaald aan de aandeelhouders van Summer Parent, onder meer omdat Summer Parent van het door haar ontvangen dividend ook de Special Bonus van € 200 miljoen aan Gerrard MIP Limited heeft betaald.
3.17
Op grond van het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat het eigen economisch belang van Gerrard c.s. als indirect aandeelhouder van dien aard is dat het op één lijn kan worden gesteld met het belang van een aandeelhouder of een certificaathouder van United Group.
3.18
Dat betekent dat Gerrard c.s. niet-ontvankelijk is in haar verzoek. Aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek wordt derhalve niet toegekomen.
3.19
Gerrard c.s. zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van United Group, Summer Parent en Summer Invest. Voor een verdere proceskostenveroordeling ziet de Ondernemingskamer geen aanleiding.
3.2
De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding om te bepalen dat Gerrard c.s. het verzoek zonder redelijke grond hebben gedaan, zoals door Summer Parent en United Group ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is gesuggereerd.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verklaart Gerrard MIP Limited en Gerrard Enterprises LLC niet-ontvankelijk in hun verzoek;
veroordeelt Gerrard MIP Limited en Gerrard Enterprises LLC hoofdelijk in de kosten van de procedure, tot op heden aan de kant van United Group B.V. en Summer Parent S.à.r.l. gezamenlijk begroot op € 4.469 en aan de kant van Summer Invest S.à.r.l. eveneens begroot op € 4.469;
verklaart deze beschikking wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. W.A.H. Melissen en mr. A.P. Wessels, raadsheren, en mr. D.E.M. Aleman MBA en prof. dr. M.J.R. Broekema RV, raden, in tegenwoordigheid van mr. J.K.G. Meijer, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.W.H. Vink op 29 oktober 2025.