ECLI:NL:HR:2011:BP4943
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot indienen van een enquêteverzoek door een primary beneficiary van een trust naar het recht van Bermuda
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2011 uitspraak gedaan over de bevoegdheid van een primary beneficiary van een trust naar het recht van Bermuda om een enquêteverzoek in te dienen met betrekking tot een Nederlandse besloten vennootschap, Transmission and Engineering Services Netherlands B.V. (TESN). De zaak is ontstaan uit een verzoek van [verzoeker], die zich als primary beneficiary beschouwde van twee trusts die aandelen in TESN hielden via twee Nederlands-Antilliaanse vennootschappen. De ondernemingskamer had eerder geoordeeld dat de primary beneficiary niet kon worden gelijkgesteld met de economisch rechthebbende op de aandelen, en dat de vennootschappen Global en Castor, die de aandelen hielden, niet konden worden 'weggedacht' bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van de ondernemingskamer en oordeelde dat de primary beneficiary, hoewel hij een economisch belang had, niet de bevoegdheid had om een enquêteverzoek in te dienen. De Hoge Raad stelde vast dat enkel de houders van de aandelen, in dit geval de vennootschappen Global en Castor, bevoegd waren om een dergelijk verzoek in te dienen. De Hoge Raad oordeelde dat de economische werkelijkheid, zoals door [verzoeker] aangevoerd, niet voldoende was om hem of BTCL, de trustee, als economisch rechthebbende te beschouwen. Het verzoek tot het instellen van een enquête werd dan ook afgewezen, en [verzoeker] werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.
Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent de bevoegdheid tot het indienen van enquêteverzoeken en de scheiding tussen de juridische en economische rechten binnen de context van trusts en vennootschappen.