Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
3.Tenlastelegging
- feit 1: feitelijk leidinggeven aan het door [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) samen met anderen onjuist doen van aangiften omzetbelasting voor [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2]) en Reclame- en Adviesbureau [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3]) in de periode van 1 februari 2010 tot en met 30 april 2013 en een aangifte vennootschapsbelasting voor [bedrijf 2] in de periode van 1 april 2013 tot en met 30 april 2013, en het niet doen van aangiften omzetbelasting voor [bedrijf 2] en [bedrijf 3] in de periode van 1 juli 2012 tot en met 31 januari 2014;
- feit 2: (feitelijk leidinggeven aan het door [medeverdachte 1]) samen met anderen vals (laten) opmaken van facturen aan [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1]) en facturen van [bedrijf 2], [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4]) en [bedrijf 3] in de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014 en het voorhanden hebben van die valse stukken in de periode van 1 januari 2010 tot en met 17 oktober 2016;
- feit 3: feitelijk leidinggeven aan het door [medeverdachte 1] samen met anderen in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf (gewoonte)witwassen van ruim 2,6 miljoen euro in de periode van 3 mei 2010 tot en met 17 oktober 2016;
- feit 4: deelname aan een criminele organisatie in de periode van 1 januari 2010 tot en met 17 oktober 2016, waarbij de organisatie tot oogmerk had het plegen van de misdrijven valsheid in geschrift, (gewoonte)witwassen en het doen van onjuiste belastingaangiften.
4.Vonnis waarvan beroep
5.Inleiding
6.Verzoek om aanhouding
7.Standpunten van partijen
8.Oordeel van het hof
“Beste [getuige 1], zoals je weet staat [bedrijf 4] nu al een klein jaartje op mijn naam, helemaal goed overigens. Ik heb echter geconstateerd dat de afspraak die we hebben gemaakt omtrent de maandelijkse vergoeding niet helemaal nagekomen is. Er is namelijk een afspraak gemaakt voor een maandelijks bedrag van 1500 euro. De eerste paar maanden is dat goed gegaan maar na de eerste 3 maanden kreeg ik te horen dat er geen geld was en dat ik dus niets kreeg. Ik vond dat nogal raar, want er was een afspraak gemaakt. Ach ja.. dat komt wel goed dacht ik. Er waren al 4 maanden verstreken zonder ook maar iets te hebben ontvangen. De laatste maanden heb ik maandelijks 500 euro ontvangen, dat is dus veel minder dan de helft, dit bedrag is dus ook niet volgens afspraak. Ik weet niet wat er wordt gedaan met [bedrijf 4] wil ik ook niet weten, maar als er iemand van moet profiteren dan zijn het beide partijen niet 1 en ik heb toch wel het vermoeden dat ik voor de gek wordt gehouden. Ik wilde dit al maanden terug aankaarten maar om een reden dat ik [medeverdachte 2] niet in een zwart daglicht wilde plaatsen heb ik het niet gedaan. Hij heeft er overigens niets mee te maken, hij bepaalt het beleid niet. Groet, [getuige 3]”. [20]
Bedrag 15.172,50.
Banknr [rekeningnummer 1] te Amsterdam.
[bedrijf 4].
Omschr factr 2010-722.
Spoed. Met vriendelijke groet, [getuige 1].
[medeverdachte 1].” [30]
“t.a.v. dhr. [medeverdachte 2], [adres 2]”. De factuur ad € 1.000,00 heeft volgens de omschrijving betrekking op vijf (vlieg)tickets naar Turkije voor onder meer [medeverdachte 2] en (katvangers) [getuige 3] en [getuige 5]. Op de factuurdatum was [naam 2] (en dus niet meer [getuige 3]) bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 4] en was [bedrijf 4] al meer dan anderhalf jaar niet meer op de [adres 2] gevestigd ([medeverdachte 1] wel). [31]
joint venturemet [medeverdachte 2] en heeft desgevraagd eigenlijk niets kunnen verklaren over enige activiteiten van die vennootschap. [108]
“Opmerkingen of bijzondere instructies: per bank door u aanbetaald d.d. 22/12/11 à € 24.000,00”. Met de hand is op de factuur geschreven
“€ 24.000,00 betaald. 22-12-2011”. Op de factuur staat bij bank ‘ABN-AMRO’ en daaronder staat een IBAN-nummer van de Rabobank. [147]
“Als ik deze factuur zie, denk ik ‘Sinterklaasfactuur’. Het gefactureerde valt niet onder de doelstelling van [bedrijf 33]. Ik ken de facturen in ieder geval niet. Op de factuur DOC-017 zie ik een ABN bankrekeningnummer en een RABO IBAN-nummer, dat is vreemd, ik weet dat er een ABN bankrekening is, maar ik ken het nummer niet. Ik heb ook nooit inkoopfacturen gezien.” [153]
- de belastingadviseur vanaf 1 juli 2011 [medeverdachte 1] is en de contactpersoon de heer [medeverdachte 3];
- de Belastingdienst telefonisch contact heeft gehad met directeur [naam 14], die aangaf dat alle door de Belastingdienst gevraagde stukken bij zijn adviseur [medeverdachte 1] lagen;
- [medeverdachte 1] vanaf 1 juli 2011 geen stukken heeft verwerkt in de financiële administratie van 2011, geen grootboek heeft bijgehouden en geen onderbouwing heeft gegeven van de teruggaaf omzetbelasting van het derde kwartaal van 2011;
- over het vierde kwartaal van 2011 geen aangifte omzetbelasting is gedaan;
- een verkoopfactuur, gedateerd 5 december 2011, van [bedrijf 33] aan [bedrijf 1] wel in de administratie aanwezig was, maar niet was geboekt en verantwoord.
“Was het maar waar dat ik dit geld contant had ontvangen. Ik zie de factuur voor het eerst.” [159] Ook [naam 6] heeft de factuur niet eerder gezien. Nadat aan haar de factuur is getoond, met de stempelafdruk ‘betaald per kas 10 februari 2012’, heeft zij verklaard dat zij zelf nooit een stempel gebruikt. [160]
voorafgaandaan genoemde betalingen aan [bedrijf 3] en [bedrijf 2] – drie betalingen aan [bedrijf 4] heeft gedaan (van respectievelijk € 15.172,50 op 3 augustus 2010, € 17.850,00 op 29 september 2011 en € 5.355,00 op 5 december 2011) en daarmee door [medeverdachte 1] uit naam van [bedrijf 4] opgestelde valse facturen heeft voldaan, wist hij ten tijde van het witwassen van de door [bedrijf 3] en [bedrijf 2] ontvangen geldbedragen dat [medeverdachte 1] zich met witwassen bezighield op de omschreven wijze. Ook in zoverre heeft de verdachte in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [medeverdachte 1] met gebruikmaking van andere rechtspersonen ([bedrijf 3] en [bedrijf 2]) geld zou witwassen. Bovendien is de verdachte op 9 juli 2012 door de FIOD als verdachte gehoord in het onderzoek Lethe met betrekking tot [medeverdachte 1] (later: [medeverdachte 1] Daarbij is aan hem meegedeeld dat [medeverdachte 1] en daaraan gelieerde ondernemingen werden verdacht van het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting van derden en dat hij, als de (middellijk) bestuurder van deze vennootschappen, werd gezien als feitelijke leidinggever ten aanzien van die verboden gedragingen. Ondanks dit duidelijke signaal, heeft de verdachte er niet op toegezien dat [medeverdachte 1] en haar medewerkers geen strafbare feiten (meer) zouden plegen, en zelfs geen afstand genomen van [medeverdachte 1], bijvoorbeeld door zijn belang in [medeverdachte 1] en rol als bestuurder over te dragen aan [getuige 1].
rechtstreeks verbandtussen de bij de verdachte zonder meer bekende strafbare gedragingen ([bedrijf 8]) en hetgeen voor het overige onder de feiten 2 subsidiair en 3 ten laste is gelegd. Hij kwam met enige regelmaat op het kantoor van [medeverdachte 1] en was als (middellijk) bestuurder en enig aandeelhouder bevoegd maatregelen te nemen om die strafbare feiten te voorkomen of te beëindigen, maar heeft dat nagelaten, terwijl hij daartoe wel redelijkerwijs was gehouden. Dit brengt het hof tot het oordeel dat de verdachte op de voet van artikel 51 lid 2 Sr als feitelijke leidinggever van [medeverdachte 1] strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor de door [medeverdachte 1] gepleegde strafbare feiten die kwalificeren als gewoontewitwassen en valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
opdrachtheeft gegeven tot het plegen van die strafbare feiten of dat de verdachte (als leidinggever)
actiefbetrokken is geweest bij het plegen daarvan. Het hof kan evenmin vaststellen dat de verdachte wetenschap had van de belastingfraude of dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [medeverdachte 1] dat feit zou begaan. De beoordeling van feit 1 onderscheidt zich in die zin van de beoordeling van de feiten 2 subsidiair en 3, dat het hof wel heeft kunnen vaststellen dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het witwassen en het daartoe gebruik maken van valse facturen door [medeverdachte 1], waarna soortgelijke feiten door de rechtspersoon gepleegd bleven worden, terwijl niet is gebleken dat de verdachte enige actieve betrokkenheid heeft gehad bij de door [medeverdachte 1] ingediende of juist niet ingediende belastingaangiften. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het indienen van belastingaangiften een voor de hand liggende activiteit van een boekhoudkantoor is en dat het, gezien de strafbare feiten die [medeverdachte 1] pleegde, geen verbazing wekt dat die belastingaangiften niet juist of onvolledig waren. De verdachte had er bovendien alert op moeten zijn naar aanleiding van zijn verhoor in het onderzoek Lethe. Het hof is evenwel van oordeel dat een en ander onvoldoende is om de onder feit 1 tenlastegelegde handelingen aan te merken als verboden gedragingen die zodanig
rechtstreeks verbandhielden met de hem bekende – niet soortgelijke – strafbare feiten (witwassen en valsheid in geschrift), dat voorwaardelijk opzet op het tenlastegelegde daaruit zonder meer kan worden afgeleid.
9.Bewezenverklaring
10.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
begaan door een rechtspersoon
11.Strafbaarheid van de verdachte
12.Oplegging van straffen
13.Toepasselijke wettelijke voorschriften
14.BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
geldboetevan
€ 10.000,00 (tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
85 (vijfentachtig) dagen hechtenis.
beroep van bestuurder - middellijk of onmiddellijk - van een rechtspersoon voor de duur van 5 (vijf) jaren.