ECLI:NL:GHAMS:2025:1872

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
23-002034-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en belediging van politieambtenaren en verzet bij aanhouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is veroordeeld voor bedreiging van personeel van een winkel, belediging van verbalisanten en verzet bij zijn aanhouding. De feiten vonden plaats op 12 maart 2024, toen de verdachte tijdens een steekproef bij de zelfscankassa van een winkel verschillende bedreigende en beledigende uitspraken deed richting winkelpersoneel en politieambtenaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis, waarin hij was veroordeeld tot een taakstraf en een korte gevangenisstraf. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de verklaringen van de aangevers als betrouwbaar heeft aangemerkt. De verdachte heeft zich verzet tegen zijn aanhouding en heeft zich agressief gedragen, wat heeft geleid tot gevoelens van angst bij de slachtoffers. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. De vorderingen van de benadeelde partijen tot schadevergoeding zijn afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor immateriële schade. Het hof heeft de strafoplegging gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002034-24
datum uitspraak: 16 juli 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 september 2024 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-086142-24 en 13-196365-24, alsmede 13-161850-23 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juni en 16 juli 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A (met parketnummer 13-086142-24):
1.
hij op of omstreeks 12 maart 2024 te Amsterdam opzettelijk een of meerdere ambtenaren, [verbalisant 1] , hoofdagent Eenheid Amsterdam en/of [verbalisant 2] , agent Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen: "Jullie kankermoeder. Kanker racisten", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 12 maart 2024 te Amsterdam [slachtoffer] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je kapot schieten, ik ga mannen bellen en je zal wel zien, ik ga je vouwen, probeer wat en je zal het zien" en/of "jullie worden allemaal geschoten" en/of "ik ga je door je hoofd schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 12 maart 2024 te Amsterdam, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtenaren, [verbalisant 1] , hoofdagent Eenheid Amsterdam en/of [verbalisant 2] , agent Eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte, - door zich aan de aanhouding te onttrekken, door zich uit de armen van agenten los te rukken en/of - door zijn handen bij elkaar te houden voor zijn borst en/of - door zich te laten vallen en/of - door om zich heen te schoppen;
Zaak B (met parketnummer 13-196365-24):
1.
hij op of omstreeks 23 september 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, één of meerdere ambtenaren, te weten [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] (beide werkzaam als hoofdagent bij de Politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door - meermaals, althans eenmaal zijn (grommende en/of blaffende) hond (op korte afstand) voor zijn lichaam te houden en/of in de richting van die ambtenaar/ambtenaren te houden en/of - zijn t-shirt uit te doen en/of - (vervolgens) die ambtenaar/ambtenaren dreigend de woorden toe te voegen: "Willen jullie vechten? Kom dan. Kom dan. Nu ben ik klaar met jullie." en/of "Als je schiet kom ik je halen.'' en/of - (vervolgens) met versnelde pas op die ambtenaar/ambtenaren af te rennen en/of lopen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd vanwege proceseconomische redenen.

Bewijsoverweging zaak A feit 2

De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte vrij te spreken. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de aangevers elkaar kennen en hun verklaringen mogelijk zijn afgestemd en daardoor onbetrouwbaar zijn.
Het hof ziet geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen die de aangevers hebben gegeven. De verklaringen zijn immers vlak na het feit tegenover de politie afgelegd en komen op verschillende details overeen . Uit de verklaringen noch elders uit het dossier volgen aanwijzingen dat de aangevers onderling met elkaar hebben gesproken en hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1, 2 en 3 en in de zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
1.
hij op 12 maart 2024 te Amsterdam opzettelijk ambtenaren, [verbalisant 1] , hoofdagent Eenheid Amsterdam en [verbalisant 2] , agent Eenheid Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen: “Jullie kankermoeder. Kanker racisten”;
2.
hij op 12 maart 2024 te Amsterdam [slachtoffer] en [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] en [benadeelde 1] en [benadeelde 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je kapot schieten, ik ga mannen bellen en je zal wel zien, ik ga je vouwen, probeer wat en je zal het zien" en "jullie worden allemaal geschoten" en "ik ga je door je hoofd schieten";
3.
hij op 12 maart 2024 te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, [verbalisant 1] , hoofdagent Eenheid Amsterdam en [verbalisant 2] , agent Eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte,
- door zich aan de aanhouding te onttrekken, door zich uit de armen van agenten los te rukken en
- door zijn handen bij elkaar te houden voor zijn borst en
- door zich te laten vallen en
- door om zich heen te schoppen.
Zaak B:
1.
hij op 23 september 2023 te Amsterdam, ambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , beide werkzaam als hoofdagent bij de Politie Eenheid Amsterdam, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door
- meermaals zijn grommende hond op korte afstand voor zijn lichaam te houden en in de richting van die ambtenaren te houden en
- zijn t-shirt uit te doen en
- vervolgens die ambtenaren dreigend de woorden toe te voegen: "Willen jullie vechten? Kom dan. Kom dan. Nu ben ik klaar met jullie." en "Als je schiet kom ik je halen.''.
Hetgeen in de zaak A onder 1, 2 en 3 en in de zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A onder 1, 2 en 3 en in de zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A onder 1 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het in de zaak A onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het in de zaak A onder 3 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid.
Het in de zaak B bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaak A onder 1, 2 en 3 en in de zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 dagen met aftrek en een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft in het kader van de strafoplegging verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen maar een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte zijn leven op de rit heeft, hij verzocht heeft om voogdij te krijgen over zijn dochter en dat hij een baan zoekt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op 12 maart 2024 verschillende personeelsleden van de [winkel] met de dood bedreigd nadat hij werd onderworpen aan een willekeurige steekproef bij de zelfscankassa. Daarnaast heeft hij verbalisanten beledigd en heeft hij zich verzet tegen zijn aanhouding. Dat de verdachte dusdanig agressief heeft gehandeld in reactie op deze futiele omstandigheid, vindt het hof volstrekt onacceptabel. Zijn gedrag was grensoverschrijdend en ontoelaatbaar. De verdachte heeft daardoor, zoals uit de verschillende aangiften blijkt, gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers teweeggebracht. Twee (jonge vrouwelijke) slachtoffers waren dusdanig geschrokken van het gedrag van de verdachte, dat zij bang waren om terug te keren naar hun werk.
Tevens heeft hij op 23 september 2023 twee verbalisanten bedreigd nadat zij met hem in gesprek wilde gaan naar aanleiding van een melding van overlast van zijn hond. Ook hier heeft de verdachte er voor gekozen om direct op agressieve wijze te reageren.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 juni 2025 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor (onder meer) geweldsdelicten, wat het hof in het nadeel van de verdachte laat meewegen bij de strafoplegging.
Het hof acht, alles afwegende, enkel een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Een lagere of andersoortige straf doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten, ook gelet op de recidive door de verdachte.

Vordering van de benadeelde partijen

[benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 400,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 300,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
[benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 400,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 300,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde
partijen dienen te worden toegewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Voor vergoeding van immateriële schade is een wettelijke grondslag vereist, zoals opgenomen in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Het gaat daarbij om een limitatief aantal gronden. In deze zaak is, mede gelet op hetgeen door en namens de benadeelde partij naar voren is gebracht, de vraag aan de orde of de gevorderde immateriële schade een grondslag kan vinden in artikel 6:106, aanhef en onder a, BW (het ‘oogmerk’ om immateriële schade toe te brengen), dan wel in de artikel 6:106, aanhef en onder b BW bedoelde ‘aantasting in zijn persoon op andere wijze’.
Van vorenbedoelde aantasting in de persoon is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat door het bewezenverklaarde psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Voor het aannemen van een dergelijke persoonsaantasting is niet voldoende dat sprake is geweest van meer of minder sterk psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen.
Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht (vgl. HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 en HR 27 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1642).
Gelet op dit juridisch kader is hetgeen de benadeelde partijen hebben gesteld ontoereikend om te kunnen spreken van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in vorenbedoelde zin. Zo hebben zij geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit het bestaan van geestelijk letsel kan worden afgeleid en doet zich hier niet een situatie voor waarin uit de aard en de ernst van de normaantasting en de gevolgen daarvan volgt dat van een aantasting ‘op andere wijze’ sprake is.
Ten aanzien van het oogmerk als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder a BW oordeelt het hof als volgt.
Het oogmerk tot het toebrengen van immateriële schade kent in de (strafrecht)praktijk een beperkt toepassingsbereik. Toekennen van immateriële schade op grond van deze categorie is enkel weggelegd voor de gevallen waarin het oogmerk (de uitdrukkelijke bedoeling) van de dader gericht is geweest op het toebrengen van deze specifieke immateriële schade. De enkele omstandigheid dat een verdachte opzettelijk een situatie heeft geschapen waardoor ander nadeel dan vermogensschade is toegebracht kan de gevolgtrekking dat de verdachte het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen niet dragen (vgl. HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:868). In dit geval kan niet worden vastgesteld dat de verdachte het oogmerk had immateriële schade/nadeel als bedoeld in artikel 6:106, aanhef, onder a, BW toe te brengen.
Hetgeen hierboven is overwogen leidt tot de conclusie dat er voor toewijzing van hetgeen is gevorderd geen wettelijke grondslag is. De vorderingen van de benadeelde partijen zullen dan ook worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 180, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 september 2023 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 30 dagen hechtenis met proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof zal deze vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen, nu ter terechtzitting is gebleken dat de voorwaardelijk opgelegde taakstraf reeds geheel ten uitvoer is gelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-086142-24 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-196365-24 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-086142-24 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-196365-24 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot schadevergoeding af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot schadevergoeding af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Wijst af de vordering van de officier van justitie te Amsterdam van 28 mei 2024, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 september 2023, parketnummer 13-161850-23, voorwaardelijk opgelegde taakstraf 20 uren subsidiair 30 dagen hechtenis met proeftijd van 2 jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.T.C. de Vries, mr. W.S. Ludwig en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 juli 2025.
mr. N.J.M. de Munnik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.