ECLI:NL:GHAMS:2025:1642

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
24/170
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waarde van onroerende zaak vastgesteld door de heffingsambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 april 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, die het niet eens was met de vastgestelde waarde van zijn onroerende zaak aan de [A-straat] te [Z] voor het kalenderjaar 2022, vastgesteld op € 743.000 door de heffingsambtenaar van de gemeente [Z]. De heffingsambtenaar had het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende beroep aantekende bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde. In hoger beroep was de kern van het geschil of de heffingsambtenaar in strijd met artikel 40 van de Wet WOZ had gehandeld door geen grondstaffel te verstrekken, ondanks een specifiek verzoek van belanghebbende. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar wel degelijk aan zijn verplichtingen had voldaan door de benodigde gegevens tijdig te verstrekken. Het Hof onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep van belanghebbende niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 24/170
22 april 2025
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: G. Gieben)
tegen de uitspraak van 5 december 2023 in de zaak met kenmerk HAA 23/181 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z], de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking de waarde van de onroerende zaak [A-straat] te [Z] voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 743.000.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar van 30 november 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard en de waarde van de woning gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Desgevraagd heeft geen van beide partijen kenbaar gemaakt een zitting te wensen. Het Hof heeft het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
In de bezwaarfase heeft belanghebbende onder andere gevraagd om het verstrekken van de grondstaffel.
2.2.
In een e-mail van 27 april 2022 is belanghebbende per e-mail een link toegezonden ‘voor de opgevraagde stukken (matrix+grondstaffels)’.
2.3.
Op 12 juli 2022 heeft belanghebbende een e-mail gestuurd aan de heffingsambtenaar, luidende:
“Hartelijk dank voor het toesturen van de bestanden met kavelmodellen en matrices, wij hebben deze in goede orde ontvangen.”
2.4.
In het beroepschrift van belanghebbende staat onder andere:
“Tevens heeft verweerder de grondstaffel onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Verweerder geeft enkel een basisprijs per vierkante meter en gaat deze vervolgens middels een bolletjesgrafiek onderverdelen in percentages. (…)”.

3.Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is in geschil of de heffingsambtenaar in strijd met artikel 40 Wet WOZ heeft gehandeld.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil in hoger beroep het volgende overwogen (in de uitspraak van de rechtbank wordt de heffingsambtenaar aangeduid als ‘verweerder’):

Op de zaak betrekking hebbende stukken (bezwaarfase)
5. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 40 tweede lid van de Wet WOZ en het daarop gebaseerde verzoek van eiser in de bezwaarfase. Verweerder heeft dat gemotiveerd betwist. De rechtbank overweegt als volgt en heeft daarbij het navolgende als uitgangspunt genomen.
6. De Hoge Raad (Hoge Raad 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1052) heeft geoordeeld dat de uitleg die aan artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ moet worden gegeven ertoe strekt dat indien eiser aan verweerder een voldoende specifiek verzoek heeft gedaan tot het verstrekken van bepaalde gegevens die ten grondslag hebben gelegen aan de vastgestelde waarde (zoals taxatieverslag, grondstaffel en de KOUDV- en liggingsfactoren van de woning en van de gebruikte vergelijkingsobjecten), verweerder op grond van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ gehouden is te voldoen aan het verzoek van eiser om hem een afschrift van die gegevens te verstrekken. Daarbij merkt de rechtbank op dat onder verstrekken dient te worden verstaan het op papier toezenden van die gegevens, maar verstrekking kan tevens plaatsvinden langs digitale weg door het toezenden via e-mail of een andere wijze van digitale communicatie, daaronder begrepen het toegang verlenen tot een digitale omgeving.
7. Uit de stukken van het geding (de uitspraak op bezwaar) leidt de rechtbank af dat in het te beslechten geschil de KOUDV-factoren, de kavelmodellen en de rekenkundige opbouw van de waarde op 27 april 2022 zijn verzonden. Eiser heeft op 12 juli 2022 bevestigd dat deze gegevens zijn ontvangen. Ook in het beroepschrift heeft eiser het vorenstaande bevestigd. Uit deze gegevens is volgens verweerder de toegepaste indexering op eenvoudige wijze af te leiden. Ook de grondstaffel in de vorm van een grafiek is voldoende inzichtelijk om de waarde van de grond van de woning te kunnen bepalen en te kunnen relateren aan die van de referentieobjecten. Zijdens eiser is dit niet weersproken. De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat verweerder aan het verzoek heeft voldaan. De verdergaande eisen van eiser dat ook de onderbouwing van de KOUDV-factoren en een afzonderlijke indexatie dient te worden verstrekt vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het voormelde arrest. De klacht tot slot dat anders dan in bezwaarfase waarin uitgegaan werd van een waardering met de cijfers 1 tot en met 5, deze in beroep vervangen zijn door de kwalificaties slecht tot luxe, acht de rechtbank een kwestie van semantiek. Daarmee heeft verweerder geen ander waardeoordeel aan de woning gegeven, hetgeen bij de professionele gemachtigde bekend mag zijn. Datzelfde geldt voor het percentage van af- dan wel opwaardering dat daaruit volgt.
8. De waardering van een woning met behulp van de voormelde KOUDV-factoren is immers ook verweven met de kennis en kunde van de taxateur en gebaseerd op zijn kennis van de marktsituatie ter plaatse. De waardering van de woning is als uitgangspunt geen exacte wetenschap maar een schatting waaraan enige mate van onzekerheid inherent is. De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat verweerder aan het verzoek heeft voldaan. De verdergaande eisen van eiser dat ook de onderbouwing van de KOUV-factoren dient te worden verstrekt vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het voormelde arrest.
9. De rechtbank is het met de heffingsambtenaar eens dat van een weigering om stukken te verstrekken geen sprake is. Weliswaar ontbrak de grondstaffel voor de woning bij de toegezonden stukken, maar uit de weergave van het verslag van de hoorzitting in de uitspraak op bezwaar blijkt dat de (vorige) gemachtigde toen niet heeft aangevoerd dat hij informatie miste door het niet toesturen van gevraagde stukken of andere stukken. De rechtbank gaat er dus vanuit dat eiser kennelijk geen behoefte meer had aan deze stukken. De rechtbank vindt dan ook dat eiser hiermee zijn beroepsgrond heeft prijsgegeven. Het opnieuw aanvoeren van deze grond in beroep is in strijd met een goede procesorde. De rechtbank verwijst naar de eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland op dit punt (rechtbank Midden-Nederland, 5 juli 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2890).”

5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep

5.1.
Belanghebbende betoogt dat de heffingsambtenaar heeft gehandeld in strijd met artikel 40 Wet WOZ, omdat ten onrechte geen grondstaffel is verstrekt hoewel belanghebbende daar voldoende specifiek om heeft verzocht.
5.2.
Uit de stukken van het geding, waaronder stukken afkomstig van belanghebbende (zie 2), blijkt dat de heffingsambtenaar wel degelijk tijdig een grondstaffel/kavelmodel aan belanghebbende heeft verstrekt. Het onder 5.1 weergegeven betoog van belanghebbende mist derhalve feitelijke grondslag. Het Hof onderschrijft hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder 7, eerste, tweede en vierde volzin. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder 9 is kennelijk onjuist, hetgeen belanghebbendes gemachtigde ook onmiddellijk duidelijk moet zijn geweest (zie 2).
Slotsom
5.3.
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende niet slaagt.

6.Kosten

Het Hof vindt geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten in verband met de behandeling van het hoger beroep.

7.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. F.J.P.M. Haas, voorzitter, C.J. Hummel en B.A. van Brummelen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A.S. Roozeboom als griffier. De beslissing is op 22 april 2025 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: