In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 december 2023. De rechtbank had de WOZ-waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [Straat 1] te [Z], vastgesteld op € 1.435.000, na een verlaging van de oorspronkelijke waarde. Belanghebbende was het niet eens met deze vaststelling en heeft hoger beroep ingesteld op 18 januari 2024. Tijdens de zitting op 4 september 2024 is belanghebbende niet verschenen, maar zijn procesgemachtigden hebben de zaak verdedigd. Belanghebbende stelde dat de heffingsambtenaar ongeschikte referenties had gebruikt en dat zijn eigen taxatie van € 1.300.000 betrouwbaarder was. De heffingsambtenaar heeft echter een rapportage overgelegd met meer actuele referentieverkopen. Het Hof heeft geoordeeld dat de rechtbank de WOZ-waarde voldoende gemotiveerd heeft vastgesteld en dat de onderbouwing van de heffingsambtenaar sterker was. Het verzoek van belanghebbende om uitstel van de zitting werd afgewezen, omdat de aangevoerde reden niet als voldoende gewichtig werd beschouwd. Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.