ECLI:NL:GHAMS:2024:3243

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
24/52 en 24/53
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van douanegoederen voor stemhokjes en scheidingswanden

In deze zaak gaat het om de indeling van douanegoederen, specifiek sets materialen voor de vervaardiging van stemhokjes en scheidingswanden. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. ing. B.J.B. Boersma, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die de bindende tariefinlichtingen (BTI's) van de inspecteur van de Douane heeft gehandhaafd. De inspecteur had de goederen ingedeeld onder post 7604, terwijl de belanghebbende indeling onder post 7610 voorstond. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 22 oktober 2024 geoordeeld dat de goederen niet kunnen worden aangemerkt als constructiewerken, omdat ze niet in een bepaalde positie blijven staan na gebruik. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de producten niet onder post 7610 konden worden ingedeeld, omdat ze niet voldoen aan de kenmerken van constructiewerken. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en de indeling onder post 9403 als 'andere meubelen' goedgekeurd, omdat de goederen als zodanig zijn bedoeld voor utilitaire doeleinden. De uitspraak heeft ook gevolgen voor de proceskosten, die door de inspecteur moeten worden vergoed.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerken 24/52 en 24/53
22 oktober 2024
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende], gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. ing. B.J.B. Boersma,
tegen de uitspraak van 2 november 2023 in de zaken met kenmerken HAA 21/6665 en HAA 21/6666 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Douane, de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende bij beschikking van 27 juli 2021 een bindende tariefinlichting (hierna: bti) met kenmerk NL BTI 2021-0329 afgegeven voor een set materialen waarmee een stemhokje kan worden vervaardigd, met indeling in onderverdeling 7604 2100 90.
1.1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende bij beschikking van 27 juli 2021 een bti met kenmerk NL BTI 2021-0330 afgegeven voor set materialen waarmee een scheidingswand kan worden vervaardigd, met indeling in onderverdeling 7604 2100 90.
1.2.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur de bti’s gehandhaafd.
1.3.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 2 november 2023 als volgt op het beroep tegen deze uitspraken op bezwaar beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding aan eiseres van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade vastgesteld op een bedrag van € 500;
  • veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837; en
  • draagt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden.”
1.4.
Het hoger beroep is door (de gemachtigde van) belanghebbende ingesteld bij brief van 24 november 2023 en nader gemotiveerd bij schrijven van 6 februari 2024. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2024. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

Zaak HAA 21/6665
1. Eiseres heeft op 19 maart 2021 een BTI-aanvraag ingediend voor profielen van een stemhokje. In de aanvraag wordt het product als volgt omschreven:
“Profielen van een stemhokje. De profielen worden op maat gemaakt en voorzien van gaten en bevestigingsmiddelen geleverd. In Nederland wordt het product vervolgens geassembleerd. De platen tussen de profielen worden niet geïmporteerd.
Voor een stemhokje worden de volgende artikelen geleverd:
lx Staanderprofiel 1 LV Bijlage 2615 stemhokje pagina 12
lx Staanderprofiel 2 RV Bijlage 2615 stemhokje pagina 12
lx Staanderprofiel 3 Bijlage 2615 stemhokje pagina 13
lx Staanderprofiel 4 Bijlage 2615 stemhokje pagina 13
lx Staanderprofiel 5 Bijlage 2615 stemhokje pagina 14
lx Staanderprofiel 6 Bijlage 2615 stemhokje pagina 14
4x Ligger profiel 973mm Bijlage 2615 stemhokje pagina 6
4x Ligger profiel 930mm Bijlage 2615 stemhokje pagina 6
4x Ligger profiel 905mm Bijlage 2615 stemhokje pagina 6
8x Kunststof dopje Bijlage 2615 stemhokje pagina 9
3x Kunststof busje Bijlage ST
lx kunststof haakje Bijlage Y310028-ST
Van dit stemhokje zijn verschillende uitvoeringen:
Extra breed, tafelmodel, telescopisch model.”
Eiseres verzocht in haar aanvraag om indeling van het product onder TARIC-onderverdeling 7610 9090 90. Daarbij behoort een tarief van 6%.
Bij de aanvraag zijn onder andere de volgende foto’s van het (geassembleerde) product gevoegd.
2. Op 27 juli 2021 heeft verweerder aan eiseres een BTI met kenmerk NL BTI 2021-0329 afgegeven. Het product is daarin als volgt omschreven:
“Een assortiment om te gebruiken bij het bouwen van een stemhokje met – volgens opgave – onder andere de volgende kenmerken
  • het stemhokje kan op de grond of op een tafel worden geplaatst;
  • 6 zogenoemde staander profielen, hol, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede;
  • 12 zogenoemde ligger profielen, hol, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede;
  • vervaardigd van een aluminiumlegering (6063) en geanodiseerd;
  • voorzien van gaten en bevestigingsmiddelen;”
Het product is ingedeeld onder TARIC-onderverdeling 7604 2100 90. Daarbij behoort een tarief van 7,5%.
Zaak HAA 21/6666
3. Eiseres heeft op 19 maart 2021 een BTI-aanvraag ingediend voor profielen van een scheidingswand. In de aanvraag wordt het product als volgt omschreven:
“Een set van op maat gezaagde en voorgeboorde profielen om een scheidingswand mee te maken. De profielen en kleine kunststof spuitgietonderdelen worden geïmporteerd en samen met de wandplaten in Nederland geassembleerd.
lx Staanderprofiel links Bijlage staander profiel1_L
lx Staanderprofiel rechts Bijlage staander profiel1_R
4x Liggerprofiel Bijlage ligger profiel
2x Kunststof dopje Bijlage ST
Ook dit artikel komt in verschillende uitvoeringen:
Tafelmodel en verscheidene breedtes.”
Eiseres verzocht in haar aanvraag om indeling van het product onder TARIC-onderverdeling 7610 9090 90. Daarbij behoort een tarief van 6%.
Bij de aanvraag zijn onder andere de volgende foto’s van het (geassembleerde) product gevoegd.
4. Op 27 juli 2021 heeft verweerder aan eiseres een BTI met kenmerk NL BTI 2021-0330 afgegeven. Het product is daarin als volgt omschreven:
“Een assortiment om te gebruiken bij het bouwen van een scheidingswand met – volgens opgave – onder andere de volgende kenmerken:
  • de scheidingswand kan op de grond of op een tafel worden geplaatst:
  • 2 zogenoemde staander profielen, hol, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede;
  • 4 zogenoemde ligger profielen, hol, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede;
  • vervaardigd van een aluminiumlegering (6063) en geanodiseerd:
  • op maat gezaagd en voorgeboord;”
Het product is ingedeeld onder TARIC-onderverdeling 7604 2100 90. Daarbij behoort een tarief van 7,5%.”
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
In hoger beroep is tussen partijen in geschil onder welke post van het Geharmoniseerd Systeem de goederen dienen te worden ingedeeld. Belanghebbende staat indeling onder post 7610 voor, terwijl de inspecteur indeling onder post 7604 bepleit. Indien het Hof van oordeel is dat indeling onder post 7610 dient plaats te vinden, houdt partijen verdeeld onder welke TARIC-onderverdeling van GN-onderverdeling 7610 90 90 de goederen alsdan dienen te worden ingedeeld.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil het volgende overwogen:
“17. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof van Justitie), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer Hof van Justitie 26 april 2017, C51/16, Stryker EMEA Supply Chain Services BV, ECLI:EU:C:2017:298, punten 39 en 45). De inhoud van GS- en GN- toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer Hof van Justitie 26 november 2015, C-44/15, Duval GmbH & Co, KG., ECLI:EU:C:2015:783, punt 24).
18. De rechtbank overweegt dat zowel de profielen voor een stemhokje, als de profielen van een scheidingswand bestaan uit een assortiment van holle, op maat gezaagde, voorgeboorde profielen vervaardigd van een aluminiumlegering (6063). Tot het assortiment van de profielen van de scheidingswand behoren tevens kunststof dopjes. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat de scheidingswand het bovenste deel van een zijpaneel van een stemhokje is, maar dan met liggers, zodat de scheidingswand zelfstandig kan staan. Tot het assortiment van de profielen van een stemhokje behoren naast kunststof dopjes ook kunststof busjes en een kunststof haakje. De producten zijn voorzien van bevestigingsmaterialen. De tussen de profielen te monteren panelen zijn geen onderdeel van de geïmporteerde producten.
19. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat een gemonteerd stemhokje is bedoeld om op te zetten voor de duur van de periode dat er kan worden gestemd. Over de gemonteerde scheidingswand heeft eiseres toegelicht dat dit een “Covidproduct” is, om op tafels, bureaus en dergelijke te worden geplaatst teneinde (Covid)besmetting tegen te gaan dan wel te beperken. Het stemhokje en de scheidingswand zijn vergelijkbare producten. De scheidingswand is het bovenste deel van een stemhokje, maar dan voorzien van pootjes aan de onderzijde zodat het product zelfstandig rechtop kan blijven staan.
20. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat de producten onder GN-post 7610 / TARIConderverdeling 7610 9090 92 moeten worden ingedeeld. Eiseres voert daartoe aan dat de producten constructiewerken van aluminium zijn. Daarvoor zoekt eiseres aansluiting bij de GStoelichting op post 7610 en de GS-toelichting op post 7308. De GS-toelichting op post 7308 is namelijk van overeenkomstige toepassing verklaard voor post 7610. Voor indeling als constructiewerk maakt het volgens eiseres niet uit dat het stemhokje en de scheidingswand niet blijvend worden gemonteerd. Eiseres vindt voor dit standpunt steun in de indeling van onder andere steiger-, bekistings-, steun- en stutmateriaal in GN-post 7308. Deze producten worden ook niet blijvend gemonteerd, niet vast opgesteld en niet blijvend gepositioneerd. Volgens eiseres geven deze voorbeelden duidelijk aan dat constructiewerken niet per definitie in een bepaalde positie moeten blijven. Dat is in overeenstemming met het gebruik van het woord “meestal” in de toelichting. Het woord “meestal” geeft aan dat ook andere werken kunnen kwalificeren als een constructiewerk, aldus eiseres.
Met toepassing van indelingsregel 2a wordt het product als een gemonteerd compleet stemhokje dan wel als een gemonteerde complete scheidingswand aangemerkt en dit is een constructiewerk van aluminium. Vervolgens dient het product met toepassing van indelingsregels 6 en 1 onder 7610 90 90 te worden ingedeeld. Ten aanzien van de laatste twee TARIC cijfers (negende en tiende posities) is eiseres van mening dat sprake is van producten die in een kit zijn verpakt zoals vermeld in TARIC-onderverdeling 7610 90 90 92.
21. De rechtbank is van oordeel dat de producten niet kunnen worden ingedeeld onder GN-post 7610. De producten kunnen niet worden aangemerkt als constructiewerk. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
22. Gelet op de voornoemde objectieve kenmerken en eigenschappen kunnen de producten niet worden aangemerkt als een van de voorbeelden genoemd in GN-post 7610, te weten bruggen, brugdelen, torens, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, en balustrades.
Vervolgens is de vraag of de producten kunnen worden aangemerkt als ‘profielen van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken’ in de zin van GN-post 7610. In de toelichting IDR op GS-post 7610 wordt de toelichting op GS-post 7308 van overeenkomstige toepassing verklaard. Uit de toelichting op GN-post 7308 volgt dat constructiewerken worden gekarakteriseerd door het feit dat zij als zij eenmaal in een bepaalde positie zijn gebracht, in beginsel in die positie blijven. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar het arrest van het Hof van Justitie van 26 mei 1977, Klöckner Ferromatik, C-108/76, ECLI:EU:C:1977:95, punten 4 en 6:
“4. Overwegende dat de „constructiewerken” in de zin van post 73.21 als kenmerk hebben dat zij, eenmaal opgesteld te bestemder plaatse, in beginsel stationair blijven;
dat het begrip stabiliteit aan de onder post 73.21 genoemde voorbeelden evenzeer ten grondslag ligt als aan aantekening 1 f) aan het begin van Afdeling XV, die machines en toestellen waaraan een zekere beweegbaarheid eigen is, van het toepassingsgebied dezer Afdeling uitsluit;
dat deze uitlegging eveneens aansluit bij de systematiek van hoofdstuk 73 van het gemeenschappelijk douanetarief waarin onder het opschrift „Gietijzer, ijzer en staal” de aldaar opgenomen produkten voornamelijk worden onderscheiden naar hun stoffelijke hoedanigheid of hun fysieke samenstelling;
dat zo het Comité Nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief bij tariefbeslissing van 9 juni 1972 hydraulische mijnstutten heeft ingedeeld onder post 73.21, zulks is gedaan wegens de ondergeschikte betekenis van het mechanische element van dit materiaal dat niet als beslissend werd gezien voor indeling onder een andere post, daar stutten gedurende hun gebruik als ondersteuningselement onbeweeglijk blijven en slechts hydraulisch versteld worden om de hantering bij montage en demontage te vergemakkelijken, hetgeen echter aan het fundamenteel stationaire karakter van dit produkt niet afdoet;
dat dit zelfde geldt voor de indeling van beweegbare bruggen onder deze post, daar dit soort bruggen op bruggehoofden rusten en geen aandrijfkracht behoeven;”
De rechtbank leidt uit deze uitspraak af dat een constructiewerk bedoeld is om te blijven staan na installatie. Dat in de tekst van de toelichting is opgenomen dat het goed “meestal” op zijn plaats blijft, is hiermee in overeenstemming en past bij het gebruik van de term “in beginsel”. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat de stemhokjes en scheidingswanden gemonteerd worden neergezet met het oogmerk ze na gebruik te demonteren en te verwijderen. Inherent aan de functie en het gebruik van stemhokjes en scheidingswanden is de eenvoud waarmee deze goederen te demonteren en verplaatsbaar zijn. De producten worden aldus niet gekarakteriseerd door het feit dat zij als zij eenmaal in een bepaalde positie zijn gebracht, in beginsel in die positie blijven. De rechtbank volgt eiseres niet in haar vergelijking met steiger-, bekistings-, steun- en stutmateriaal. In hun functie als ondersteuning aan veelal bouwwerken zijn steiger- bekistings-, steun- en stutmaterialen dienstbaar aan andere constructies. De rechtbank vindt steun voor deze opvatting in de toelichting IDR bij GS-post 7308, waarin deze materialen worden gekarakteriseerd als ‘equipment’, klaarblijkelijk ten behoeve van de oprichting van of het onderhoud aan die constructies. Deze materialen delen aldus in het fundamenteel stationaire karakter van de constructies die zij ondersteunen. Die functie ontbreekt bij (profielen van de) stemhokjes en (profielen van de) scheidingswanden. Gelet op het voorgaande hebben de stemhokjes en scheidingswanden niet een fundamenteel stationair karakter, waardoor zij niet kunnen worden aangemerkt als constructiewerken. De producten kunnen aldus niet worden aangemerkt als ‘profielen van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken’ in de zin van GNpost 7610. Nu geen sprake is van constructiewerken behoeft het standpunt van eiseres dat een niet gemonteerd constructiewerk als een compleet constructiewerk kan worden gezien, geen bespreking.
23. Eiseres heeft verder betoogd dat het stemhokje een werk van aluminium is in de zin van TARIC-postonderverdeling 7616 99 90 99. Ze voert daartoe aan dat aansluiting moet worden gezocht bij de GS-toelichtingen op de tariefposten 7325 en 7326. Ook verwijst zij naar Uitvoeringsverordening (EU) 2016/614. Gelet op deze verordening, waarin de indeling van een hobbykas van metaal wordt vastgesteld, dienen vergelijkbare artikelen van aluminium te worden ingedeeld onder tariefpost 7616, meer specifiek TARIC postonderverdeling 7616 99 90 99. Verweerder stelt zich op het standpunt dat postonderverdeling 7616 99 90 99 enkel een rol kan spelen indien geen van voorgaande posten van toepassing zijn. Voorts voert verweerder aan dat Uitvoeringsverordening (EU) 2016/614 ziet op een ander product dan het onderhavige product. Daarnaast geeft de verordening niet de volledige informatie ten aanzien van de hobbykas. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk of het geraamte van de hobbykas hol is.
24. De rechtbank is van oordeel dat de producten niet in TARIC-onderverdeling 7616 99 90 99 kunnen worden ingedeeld. Gelet op de toelichting IDR bij GS-post 7616 omvat deze post alle werken van aluminium die niet zijn begrepen onder één van de voorgaande posten in dit hoofdstuk, aantekening 1 IDR op afdeling XV, de hoofdstukken 82 en 83, of elders in de nomenclatuur. Aangezien de producten reeds kunnen worden ingedeeld in TARIC-onderverdeling 7604 2100 90, is indeling in post 7616 9990 99 niet mogelijk.
25. Verder volgt de rechtbank eiseres niet in haar standpunt dat een vergelijkbare toepassing van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/614, waarin een hobbykas is ingedeeld in post 7616 9990 99, moet leiden tot indeling van de profielen van een stemhokje en van een scheidingswand in post 7616 9990 99. Weliswaar is de hobbykas, net als onderhavige producten, een gemengd product, maar uit deze uitvoeringsverordening blijkt niet dat de daar genoemde hobbykas bestaat uit holle profielen, hetgeen bij de in geding zijnde producten nu juist onderscheidend is. Uit de verordening volgt dat de hobbykas moet worden ingedeeld naar het materiaal waarvan het is vervaardigd: metaal, en dat het zijn wezenlijke karakter ontleent aan de constructie (het geraamte en de schappen). De in geding zijnde producten betreffen profielen van het materiaal aluminium en deze producten staan afzonderlijk benoemd in de nomenclatuur. Naar het oordeel van de rechtbank kan de indeling van de metalen hobbykas niet leidend zijn voor de indeling van de aluminium profielen van een stemhokje en van een scheidingswand.
26. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de producten terecht in de BTI’s heeft ingedeeld in TARIC-onderverdeling 7604 2100 90. Uit de bewoordingen van GN-post 7604 volgt dat deze post profielen van aluminium omvat. Uit de objectieve eigenschappen en kenmerken volgt dat de producten onder meer bestaan uit holle profielen die zijn vervaardigd een aluminiumlegering (6063). Met toepassing van indelingsregel 3b moeten de profielen van aluminium met (voor wat betreft het stemhokje) de kunststof dopjes, buisjes en het haakje en (voor wat betreft de scheidingswand) met twee kunststof dopjes, worden ingedeeld naar de stof waaraan het assortiment zijn wezenlijke karakter ontleent. Aangezien de profielen het dragende raamwerk vormen voor het uiteindelijk te monteren stemhokje dan wel de uiteindelijk te monteren scheidingswand, ontleent het assortiment zijn wezenlijke karakter aan de stof aluminium.
Conclusie en gevolgen
27. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.”

5.Juridisch kader

5.1.
Post 7604 van de GN luidt:
7604 Staven en profielen, van aluminium:
7604 10 – van niet-gelegeerd aluminium:
7604 10 10 – –staven
7604 10 90 – –profielen
– van aluminiumlegeringen:
7604 21 00 – – holle profielen
7604 29 – – andere:
7604 29 10 – – – staven
7604 29 90 – – – profielen
5.2.
Post 7610 van de GN luidt:
7610 Constructiewerken en delen van constructiewerken (bijvoorbeeld bruggen, brugdelen, torens, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, balustrades), van aluminium, andere dan de geprefabriceerde bouwwerken bedoeld bij post 9406; platen, staven, profielen, buizen en dergelijke, van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken:
7610 10 00 – deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor en drempels
7610 90 – andere:
7610 90 10 – – bruggen en brugdelen; vakwerkmasten en andere masten
7610 90 90 – – andere
5.3.
De toelichting van de IDR (thans genoemd WCO) op post 7610 luidt, voor zover hier van belang, in officieuze Nederlandse vertaling:
“De toelichting IDR op post 73.08 betreffende soortgelijke werken van ferrometalen, is hier van overeenkomstige toepassing.
(…)”
5.4.
Post 7308 van de GN luidt, voor zover hier van belang:
7308 Constructiewerken en delen van constructiewerken (bijvoorbeeld bruggen, brugdelen, sluisdeuren, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, balustrades), van gietijzer, van ijzer of van staal, andere dan de geprefabriceerde bouwwerken bedoeld bij post 9406; platen, staven, profielen, buizen en dergelijke, van gietijzer, van ijzer of van staal, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken:
7308 10 00 – bruggen en brugdelen
7308 20 00 – torens en vakwerkmasten
7308 30 00 – deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor en drempels
7308 40 00 – steiger-, bekistings-, steun- en stutmateriaal
7308 90 – andere:
(…) (…)
5.5.
De toelichting van de IDR op post 7308 luidt, voor zover hier van belang, in officieuze Nederlandse vertaling:
Deze post omvat metalen constructiewerken, al dan niet compleet en de delen daarvan. De constructiewerken in de zin van deze post worden gekarakteriseerd door het feit dat zij, eenmaal in een bepaalde positie gebracht meestal in die positie blijven. Zij zijn doorgaans gemaakt van platen, band, staven, buizen, diverse profielen, enz., van ijzer of staal, uit smeedstukken of elementen van gietijzer, die zijn voorzien van gaten, pasklaar gemaakt of aaneengeklonken, aaneengeschroefd of aaneengelast, soms samen met artikelen die onder een andere post vallen, zoals metaaldoek of plaatgaas bij post 73.14. Als delen van constructiewerken worden eveneens aangemerkt bevestigingsbeugels en andere bevestigingselementen, speciaal vervaardigd voor het samenvoegen van delen van constructiewerken. Deze beugels, klemmen, enz. zijn in de regel voorzien van verdikkingen met gaten met schroefdraad waarin bij het monteren klemschroeven worden gedraaid zodat zij op de constructiedelen worden vastgezet.
Behalve de in de post zelf genoemde werken vallen hieronder bijvoorbeeld:
omlijstingen en bovenbouw van putkoppen; verstelbare of telescopische stutten, buisvormige stutten, verlengbare bekistingsbalken, buisvormig steigermateriaal en dergelijk materiaal; steigers, pieren en havenhoofden; bovenbouw voor vuurtorens; masten, leuningen, luiken, enz.,voor schepen; balkons en veranda's; poorten, roldeuren; gemonteerde leuningen en hekken
; spoorbomen en dergelijke afsluitingen; geraamtes voor kassen en broeikassen; rekken van grote afmetingen,bestemd om te worden gemonteerd en blijvend te worden bevestigd in winkels, werkplaatsen, pakhuizen en andere opslagplaatsen van goederen
; boxen en rekken voor paardenstallen, enz.; vangrails voor autosnelwegenvervaardigd uit platen of profielen.
5.6.
Post 9403 van de GN luidt, voor zover hier van belang:
9403 Andere meubelen en delen daarvan:
9403 10 – meubelen van metaal, van de soort gebruikt in kantoren:
(…) (…)
9403 70 00 – meubelen van kunststof
– meubelen van andere stoffen, daaronder begrepen teen, rotting, bamboe of dergelijke stoffen:
(…) (…)
– delen:
9403 91 00 – – van hout
9403 99 – – andere:
9403 99 10 – – – van metaal
9403 99 90 – – – van andere stoffen
5.7.
De toelichting IDR op Hoofdstuk 94 luidt, voor zover hier van belang, in de Engelse en Franse taalversie, als volgt (cursivering Hof):
“For the purposes of this Chapter, the term “furniture” means :
(A) Any “movable” articles (not included under other more specific headings of the Nomenclature), which have the essential characteristic that they are constructed for placing on the floor or ground, and
which are used, mainly with a utilitarian purpose, to equipprivate dwellings, hotels, theatres, cinemas, offices, churches, schools, cafés, restaurants, laboratories, hospitals, dentists’ surgeries, etc., or ships, aircraft, railway coaches, motor vehicles, caravantrailers or similar means of transport. (It should be noted that, for the purposes of this Chapter, articles are considered to be “movable” furniture even if they are designed for bolting, etc., to the floor, e.g., chairs for use on ships). Similar articles (seats, chairs, etc.) for use in gardens, squares, promenades, etc., are also included in this category.”
en
“Au sens du présent Chapitre, on entend par meubles ou mobilier:
A) Les divers objets mobiles, non compris dans des positions plus spécifiques de la Nomenclature qui sont conçus pour se poser sur le sol (même si dans certains cas particuliers - meubles et sièges de navires, par exemple ‑ ils sont appelés à être fixés ou assujettis au sol) et
qui servent à garnir, dans un but principalement utilitaire, les appartements, hôtels, théâtres, cinémas, bureaux, églises, écoles, cafés, restaurants, laboratoires, hôpitaux, cliniques, cabinets dentaires, etc., ainsi que les navires, avions, voitures de chemin de fer, voitures automobiles, remorquescamping et engins de transport analogues. Les articles de même nature (bancs, chaises, etc.) utilisés dans les jardins, squares, promenades publiques, sont également compris ici.”
5.8.
Indelingsregel 2 luidt:
2. a) De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat, voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat.
b) Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen.
5.9.
Indelingsregel 3 luidt, voor zover hier van belang:
3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b) of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:
a. a) de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;
b) mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a), worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;

6.Beoordeling van het geschil

6.1.
Belanghebbende staat in hoger beroep, zowel voor de stemhokjes als de scheidingswanden (hierna ook: de goederen), enkel nog indeling onder post 7610 voor, als “profielen van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken”; zij betoogt niet langer (subsidiair) dat indeling dient plaats te vinden onder post 7616 (“Andere werken van aluminium”). De inspecteur bepleit ook in hoger beroep, in navolging van de rechtbank, dat indeling dient plaats te vinden onder post 7604 (“Staven en profielen van aluminium”). Het Hof oordeelt ter zake als volgt.
6.2.
Post 7610 omvat twee groepen artikelen: “constructiewerken en delen van constructiewerken (…), van aluminium” alsmede “platen, staven, profielen, buizen en dergelijke, van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken”. Dit brengt met zich dat moet worden vastgesteld of de stemhokjes en scheidingswanden, na completering (met kunststof panelen) en montage, kwalificeren als constructiewerken van post 7610. Naar ’s Hofs oordeel is dat niet het geval, reeds omdat de stemhokjes en scheidingwanden niet op één lijn zijn te stellen met de producten die worden genoemd in de bewoordingen van post 7610, als voorbeelden van “constructiewerken” (zie 5.2). Genoemd worden immers: “bruggen, brugdelen, torens, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, balustrades”. Dit betreft allemaal producten die vast worden verbonden aan de grond of deel uit gaan maken van een grotere constructie (gebouw), waaraan zij permanent worden verbonden. Uit de toelichting IDR (zie 5.3, 5.4 en 5.5) volgt weliswaar dat ook steiger-, bekistings-, steun- en stutmaterialen als “constructiewerken” kwalificeren, terwijl dergelijke goederen naar hun aard doorgaans niet bestemd zijn om gedurende een langere periode op één plek te worden gebruikt, maar zij hebben met de reeds in de bewoordingen van de post genoemde voorbeelden gemeen dat zij, eenmaal in de gewenste positie bevestigd of opgebouwd, in beginsel niet meer worden verplaatst zonder eerst te worden gedemonteerd. De stemhokjes en scheidingswanden komen niet overeen met voornoemde constructiewerken: zij worden los op de vloer geplaatst en kunnen door de gebruiker eenvoudig worden verplaatst of worden ingeklapt en opgeborgen.
6.3.
Aangezien de stemhokjes en scheidingswanden na montage niet kwalificeren als constructiewerken kunnen de in geschil zijnde goederen niet worden aangemerkt als “delen van constructiewerken” en evenmin als “profielen van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken”. Indeling onder post 7610 is daarom niet mogelijk.
6.4.
De sets zijn wel vatbaar voor indeling onder de door de inspecteur voorgestane post 7604, nu in de bewoordingen van deze post “profielen van aluminium” met name worden genoemd en de ingevoerde sets grotendeels bestaan uit profielen van aluminium. De omstandigheid dat ook enkele onderdelen van kunststof in de sets zijn begrepen staat, gelet op het bepaalde in indelingsregel 2 b (zie 5.8), niet aan indeling onder post 7604 in de weg.
6.5.
Vanwege de objectieve kenmerken en eigenschappen van de goederen (na assemblage), vindt het Hof aanleiding om ook post 9403 in zijn beoordeling te betrekken. De bewoordingen van post 9403 luiden: “Andere meubelen en delen daarvan”. In het GS en de GN is niet nader omschreven wat onder “meubelen” dient te worden verstaan. Uit de authentieke Engelse en Franse taalversie van de toelichting IDR op hoofdstuk 94 (zie 5.7), welke toelichting weliswaar niet wettelijk bepalend is, maar wel als nuttig hulpmiddel voor de indeling kwalificeert, volgt dat voor de toepassing van dit hoofdstuk onder “meubelen” worden verstaan: allerlei verplaatsbare voorwerpen die niet zijn begrepen onder andere posten met een meer specifieke omschrijving en die zijn gemaakt om op de grond te worden geplaatst en in hoofdzaak dienen voor utilitaire doeleinden.
6.6.
Blijkens de stukken van het geding zijn de onderwerpelijke goederen gemaakt om op de grond te worden geplaatst (zie de afbeeldingen opgenomen onder punt 2 van deze uitspraak): de stemhokjes worden gebruikt om kiezers de gelegenheid te geven om gebruik te maken van hun stemrecht, met inachtneming van het in artikel 53, lid 2, van de Grondwet verankerde stemgeheim, en de scheidingswanden worden onder meer gebruikt om aerogene transmissie van virussen via kleine druppels (aerosolen) te voorkomen, en soms ook – naar belanghebbende ter zitting in hoger beroep heeft verklaard – als (tijdelijke) tentoonstellingswand in musea. De goederen zijn daarmee voor utilitaire doeleinden bestemd, zodat sprake is van meubelen. Nu het evident geen zitmeubelen als genoemd in post 9401 betreft, en evenmin meubelen voor geneeskundig gebruik of kappersstoelen en dergelijke, als bedoeld in post 9402, dient te worden beoordeeld of indeling onder post 9403 (Andere meubelen en delen daarvan) mogelijk is.
6.7.
Op het moment van invoer zijn de goederen nog niet gemonteerd en bovendien incompleet: de ingevoerde goederen vormen tezamen enkel het frame van een stemhokje of scheidingswand. Bij de assemblage worden kunststof panelen (van Europese oorsprong) toegevoegd. Dit roept de vraag op of de goederen in de staat waarin zij worden ingevoerd (incompleet en niet gemonteerd) met toepassing van indelingsregel 2 a (zie 5.8) toch kunnen worden ingedeeld als “andere meubelen”. Het Hof beantwoordt deze vraag ontkennend: zonder de panelen vertonen de goederen niet de essentiële kenmerken van een compleet stemhokje of een complete scheidingswand. Het complete goed is niet in voldoende mate herkenbaar noch functioneel zonder de panelen. De gebruiker van het stemhokje kan het rode potlood niet hanteren, omdat hij zijn stembiljet niet kan neerleggen. Bovendien is het stemgeheim niet gewaarborgd, omdat achterwand en zijpanelen ontbreken en wordt de gebruiker van een scheidingswand niet beschermd tegen aerogene transmissie van virussen indien het paneel dat hem daartegen moet beschermen ontbreekt.
6.8.
Wel zijn de goederen naar ’s Hofs oordeel vatbaar voor indeling onder post 9403 als
delenvan andere meubelen, daar dergelijke delen met name worden genoemd in de bewoordingen van deze post.
6.9.
Gelet op het vorenoverwogene zijn de goederen zowel vatbaar voor indeling onder post 7604 als onder post 9403. Bij deze stand van het geding dient indelingsregel 3 te worden toegepast. Op grond van indelingsregel 3 a heeft de post met de meest specifieke omschrijving voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Nu de woorden “delen van andere meubelen” een specifiekere omschrijving geven van de ingevoerde goederen dan de woorden “profielen van aluminium” en eerstgenoemde omschrijving bovendien ook de delen van kunststof omvat, dient indeling plaats te vinden onder post 9403.
6.10.
Nu het geen twijfel lijdt dat het wezenlijke karakter van de ingevoerde sets wordt bepaald door de aluminium profielen, dient de nadere indeling in de GN met toepassing van indelingsregel 6 en 3 b plaats te vinden in onderverdeling 9403 99 10 (delen; andere; van metaal).
Slotsom
6.11.
Het hoger beroep is gegrond.

7.Kosten

Het Hof vindt aanleiding voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit).
Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op:
2 [ bezwaarschrift + hoorgesprek] x € 624 x 1 (wegingsfactor) = € 1.248
2 [ beroepschrift + zitting rechtbank] x € 875 x 1 (wegingsfactor) = € 1.750
2 [ hogerberoepschrift + zitting Hof] x € 875 x 1 (wegingsfactor) =
€ 1.750+
Totaal € 4.748
De rechtbank heeft belanghebbende reeds een proceskostenvergoeding (€ 837) en een vergoeding van griffierecht (€ 360) toegekend, te betalen door de Staat, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg. De Staat (de Minister) heeft geen (incidenteel) hoger beroep aangetekend tegen deze beslissingen van de rechtbank. Het Hof zal daarom, conform het arrest van de Hoge Raad van 13 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1779, r.o. 4.2, deze beslissingen van de rechtbank in stand laten en de inspecteur veroordelen tot vergoeding van het resterende bedrag van € 4.748 -/- 837= € 3.911 aan proceskosten.

8.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen inzake de vergoeding van immateriële schade, proceskosten en griffierecht;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de bestreden bti’s;
  • gelast de inspecteur nieuwe bti’s af te geven, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.911, en
  • gelast de inspecteur aan belanghebbende het voor het hoger beroep betaalde griffierecht ad € 548 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, C.J. Hummel en W.J. Blokland, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. W. de Gelder als griffier. De beslissing is op 22 oktober 2024 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
(alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.