In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 april 2023. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 4 mei 2022 door de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] aan belanghebbende is opgelegd. De naheffingsaanslag bedroeg € 66,60, waarvan € 66,50 aan kosten. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft hij beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ook ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep is de vraag aan de orde of het bedrag van € 66,50 aan kosten terecht in rekening is gebracht. Het Hof oordeelt dat de bekendmakingsdatum in het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen regelend recht is en dat het niet van belang is dat het maximumbedrag pas na 1 september van het voorliggende jaar bekend is gemaakt. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de gemeenteraad het bedrag van € 66,50 heeft kunnen opnemen in de Verordening parkeerbelastingen [plaats] 2022. De bekendmakingsdatum is niet bedoeld als een fatale termijn, maar als een regelende termijn. Het hoger beroep van belanghebbende wordt verworpen, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.