Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
[appellant] voor immateriële schade te betalen. Omdat de strafrechter niet zijn volledige schadevordering had toegewezen, heeft [appellant] in een civiele procedure het restant van zijn vordering gevorderd. De kantonrechter heeft vervolgens een hoger bedrag aan immateriële schadevergoeding toegewezen. In hoger beroep heeft het hof bij verstekarrest geoordeeld dat [appellant] hierop geen recht heeft, omdat de strafrechter het restant van zijn vordering al had afgewezen. Tegen deze beslissing heeft [appellant] verzet ingesteld. Hij betoogt onder meer dat zijn vordering betrekking heeft op schade die na het strafvonnis is ontstaan.
2.Het verloop van het geding in hoger beroep in verzet
[appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.
3.Feiten
[appellant] meermalen met een vuurwapen in het gezicht, in de borstkas, in de buikstreek en elders op het lichaam geschoten. [geïntimeerde] is de oom van [appellant] .
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
10.Beslissing
€ 17.436,76, bestaande uit € 2.436,76 voor de materiële en € 15.000,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan (…), voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
4.Eerste aanleg
€ 15.000, de eigen bijdrage zorgverzekering over 2015 en 2016 (€ 73,23) en een ziekenhuisvergoeding van € 28 per dag (totaal € 476).
5.Vorderingen in hoger beroep en in verzet
[appellant] , uitvoerbaar bij voorraad, tot het terugbetalen van hetgeen ter uitvoering van het bestreden vonnis is voldaan, te vermeerderen met wettelijke rente en met veroordeling van
[appellant] in de kosten van het geding in beide instanties.
€ 15.000 als vergoeding voor immateriële schade bovenop het bedrag dat in de strafzaak is toegewezen. Met grief 2 voert [geïntimeerde] aan dat de kantonrechter ten onrechte niet is ingegaan op zijn verweer dat [appellant] een bedrag van € 263,99 méér heeft ontvangen dan waartoe hij in de strafzaak is veroordeeld. Grief 3 ziet op de proceskostenveroordeling in eerste aanleg.
6.Beoordeling van het verzet
[appellant] aan zijn advocaat volgt dat [appellant] bekend was met de inhoud van het verstekarrest. In deze e-mail heeft de advocaat van [appellant] geschreven dat [appellant] niet in staat is om ineens te betalen, dat hij de deurwaarder heeft geïnstrueerd te stoppen met verdere incasso en dat hij de in Turkije ingeschakelde advocaat heeft meegedeeld dat op basis van het vonnis van de kantonrechter niet mag worden geëxecuteerd.
€ 15.000 billijk geacht gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In het verzoek tot schadevergoeding dat [appellant] in de strafprocedure heeft ingediend is opgenomen:
- 3 kogels in hoofd (nog steeds), schade aan hand (doorboord door kogels), boven en onderkaak, kogels risico voor toekomst.
- 2 kogels in lichaam, schade aan long, lever en dunne darm. Deel dunne darm verwijderd.
- 8 dagen IC van VUmc (bijlagen)
- Psychische schade, angst + boosheid
[appellant] in zijn dagelijks leven beïnvloeden, is door de beperkte medische informatie die hij heeft ingebracht, evenwel niet vast te stellen. Het hof stelt, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, de hoogte van de aanvullende immateriële schade naar billijkheid vast op € 3.500. Dit betekent dat alsnog een bedrag van € 3.500 zal worden toegewezen en het meer gevorderde aan immateriële schade zal worden afgewezen.
€ 1.082,05.
7.De beslissing
- [geïntimeerde] in 6.1 van het dictum daarvan is veroordeeld tot betaling aan [appellant] van € 15.624,63 te vermeerderen met de wettelijke rente, en
- de proceskosten in 6.2 van het dictum daarvan zijn vastgesteld op € 1.082,05;