GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerken 24/35, 24/36 en 24/37
vierde meervoudige belastingkamer
van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende], gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: G. Gieben)
tegen de op 19 oktober 2023 verzonden uitspraak van 10 oktober 2023 in de zaken met kenmerken AMS 23/1776, AMS 23/1945 en AMS 23/1947 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar,
inzake de bij beschikkingen van 31 maart 2022 voor het jaar 2022 vastgestelde WOZwaarden van de in Amsterdam gelegen onroerende zaken plaatselijk bekend als [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] .
Met toestemming van partijen is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven en heeft het Hof het onderzoek gesloten.
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep ontvankelijk;
- wijst de zaken terug naar de rechtbank;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep tot een bedrag van € 219;
- bepaalt dat het griffierecht betaald voor het instellen van hoger beroep ten bedrage van € 548 door de griffier aan belanghebbende wordt terugbetaald.
1. De rechtbank heeft het beroep in alle drie zaken niet-ontvankelijk verklaard. Zij heeft daartoe het volgende overwogen:
“De rechtbank heeft geconstateerd dat de uitspraak op bezwaar is gedateerd 24 februari 2023. Daartegen is beroep ingesteld met het beroepschrift van 17 maart 2023. In de machtiging die met het beroepschrift is meegestuurd, staat dat deze geldig is tot en met 15 februari 2023. Dit is een duidelijke wilsuiting van de volmachtgever om de volmacht te beperken in tijd. Op grond daarvan trekt de rechtbank de conclusie dat ten tijde van het instellen van beroep de volmacht beëindigd was. Het beroep is dus ingediend door een daartoe niet gevolmachtigde.
De rechtbank ziet geen aanleiding artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht toe te
passen, omdat wel een volmacht is overgelegd.”
2. Bij het hogerberoepschrift van 28 november 2023 is alsnog een machtiging overgelegd, gedateerd 14 april 2023 en geldig tot en met 15 februari 2024.
3. In een geval waarin bij het instellen van beroep geen schriftelijke machtiging wordt overgelegd en de bestuursrechter een zodanige machtiging verlangt, dient degene die het beroep heeft ingesteld in de gelegenheid gesteld te worden alsnog een schriftelijke machtiging te overleggen (vgl. art. 2.4 lid 1 Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021). Er bestaat geen goede grond anders te handelen indien de bij het instellen van beroep overgelegde machtiging niet meer geldig is.
4. Aangezien degene die het beroep heeft ingesteld niet in de gelegenheid is gesteld het verzuim te herstellen door alsnog een geldige machtiging over te leggen, is het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard en dienen de zaken te worden teruggewezen naar de rechtbank (art. 8:115 lid 1, aanhef en onderdeel a, Awb). De rechtbank dient de zaken alsnog inhoudelijk te behandelen en daarbij ook te beslissen over de vraag of terecht driemaal griffierecht is geheven voor het instellen van beroep.
5. Het Hof ziet reden tot een vergoeding van de proceskosten in hoger beroep.
6. De belastingkamers van de gerechtshoven hebben in de ontwikkelingen in wetgeving en jurisprudentie aanleiding gezien het richtsnoer proceskostenvergoeding (bijlage bij Hof ’s-Hertogenbosch 11 november 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315) te actualiseren. Het Richtsnoer proceskostenvergoeding belastingkamers gerechtshoven 2024 wordt als bijlage aan dit proces-verbaal gehecht. Gezien de geringe werkzaamheden die de gemachtigde in hoger beroep heeft moeten verrichten om de in eerste aanleg door hem gemaakte fout te herstellen wordt de kostenvergoeding – gelet op zowel het oude als het nieuwe richtsnoer – berekend met inachtneming van een factor 0,25 voor het gewicht van de zaak. De proceskostenvergoeding komt daarmee op 1 punt (instellen hoger beroep) x 0,25 x € 875 = € 219.
7. Het Hof ziet voorts aanleiding te bepalen dat het griffierecht dat is betaald voor het instellen van het hoger beroep door de griffier aan belanghebbende wordt terugbetaald.
8. Opmerking verdient voorts dat bij het beoordelen van de vraag of de zaken binnen een redelijke termijn worden behandeld de vertraging in de behandeling die het gevolg is van het indienen van beroep zonder geldige machtiging buiten aanmerking moet blijven.
9. Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond, er moet worden beslist zoals hiervoor weergegeven onder ‘Beslissing”.
De mondelinge uitspraak is gedaan op 1 augustus 2024 door mrs. F.J.P.M. Haas, voorzitter, M.J. Leijdekker en B.A. van Brummelen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. W. de Gelder als griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de griffier. De beslissing is op de datum van de mondelinge uitspraak in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
(alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Richtsnoer proceskostenvergoeding belastingkamers gerechtshoven 2024
De gerechtshoven zien aanleiding om het richtsnoer proceskostenvergoeding met name op het punt van de wegingsfactor voor het gewicht van de zaak (wegingsfactor C1) op enige punten te verduidelijken en/of te nuanceren en aan te passen aan de huidige stand van het recht.