Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
2. [eiser 2] .,
3. [eiser 3] .,
1.Het geding in hoger beroep
in principaal appelgeconcludeerd dat het hof, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van [verweerster] alsnog zal afwijzen en die van [eisers] c.s. zal toewijzen en [verweerster] zal veroordelen om binnen veertien dagen na de betekening van het arrest de woning aan de [adres] in Oostenrijk te ontruimen en ontruimd te laten met alle daarin aanwezige personen en zaken voor zover die zaken zich ten tijde van het wijzen van het vonnis niet in die woning bevonden, op straffe van een dwangsom van € 50.000,-, vermeerderd met een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat [verweerster] niet aan deze veroordeling voldoet, onder verwijzing van [verweerster] in de kosten van de procedure in beide instanties.
in incidenteel appel, na wijziging van eis, geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad,
2.Feiten
FINAAL VERREKENBEDING
woning “zonder medewerking van [eisers] , te vervreemden of (verder) te belasten, zolang de verrekening als bedoeld in artikel 10 van de huwelijkse voorwaarden waarnaar is verwezen in artikel 4 lid 1 van het echtscheidingsconvenant niet onherroepelijk is voltooid of partijen anders overeenkomen of een andere rechter anders beslist”.
“Wanneer uw cliënt het verkoop- en bezwaringsverbod opheft, waartoe hij nogmaals door cliënte wordt gesommeerd om dat binnen een week na heden te doen, althans om binnen een week na heden toestemming tot verkoop te geven, aan degene die voornoemd bedrag bereid is te betalen, behoeft de executoriale verkoop geen doorgang te vinden. Daarmee wordt voorkomen dat cliënte een aanmerkelijke schade lijdt.”
3.De vorderingen in eerste aanleg
4.Beoordeling
grief 1 in principaal hoger beroep- kort samengevat - allereerst aan dat de woning niet pas dient te worden overgedragen nádat een verrekeningsuitkering is vastgesteld, maar reeds thans. Voorts stelt [eiser 2] . dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat een belangenafweging thans tot het oordeel leidt dat grond bestaat het vervreemdings- en bezwaringsverbod op te heffen.
incidentele grief 1dat de voorzieningenrechter niet alle argumenten, feiten en omstandigheden heeft meegenomen bij het oordeel dat [verweerster] een zwaarder wegend belang heeft dan [eiser 2] . en zijn ouders bij opheffen van het vervreemdingsverbod. In het bijzonder heeft de voorzieningenrechter ten onrechte nagelaten in zijn beoordeling mee te nemen dat [naam 1] door de schuld van [eiser 2] . de opdracht tot bindend advies heeft neergelegd.
grief 1 in principaal hoger beroepop tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat op grond van een belangenafweging grond bestaat het op de woning rustende vervreemdings- en bezwaringsverbod op te heffen.
grief 2 in principaal hoger beroepstellen [eisers] c.s. dat de voorzieningenrechter hen ten onrechte heeft veroordeeld om de woning te ontruimen, daar waar zij het gebruiksrecht van de woning hebben. Zij hebben immers vanaf de oprichting van de woning het recht van gebruik gehad. [verweerster] heeft dat volgens hen in 2010 ook feitelijk erkend door de woning te verlaten en [eisers] c.s. het bezit te laten. Ook blijkt het uit artikel 4 lid 2 van het echtscheidingsconvenant. Bovendien is [verweerster] door de Oostenrijkse rechter herhaaldelijk veroordeeld wegens het verstoren van het rustige bezit en is de ontruimingsvordering van [verweerster] eveneens herhaaldelijk afgewezen. Zo bezien is het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook in strijd met het afstemmingsbeginsel dat voortvloeit uit artikel 257 Rv, aldus [eisers] c.s..
grief 3 in principaal hoger beroepdat alsnog een andere deskundige wordt aangewezen die voor [verweerster] en [eiser 2] . bindend de verrekeningsuitkering en de omvang van onderhoudsbijdragen overeenkomstig het echtscheidingsconvenant vaststelt dan wel [eiser 2] . machtigt om zodanige deskundige aan te wijzen en mede namens [verweerster] opdracht tot het bindend advies te geven. [eiser 2] . voert hiertoe aan dat [verweerster] blijft weigeren om aan de benoeming van een deskundige mee te werken. Dit terwijl het bindend advies van een deskundige nodig is om aan de voorwaarden van het convenant te voldoen. Immers, pas nadat de verrekeningsuitkering is vastgesteld, kan de woning aan hem worden overgedragen. Ter zitting is namens [eiser 2] . nog naar voren gebracht dat [verweerster] nota bene nu zelf aan de rechtbank in een verzoekschriftprocedure heeft verzocht om een voorlopig deskundigenbericht. [eiser 2] . begrijpt niet waarom dit in het kader van een procedure met een voorlopig karakter dient te gebeuren. Bovendien kan [eiser 2] . met een gunstig deskundigenbericht geen bodemprocedure beginnen, omdat [verweerster] in Oostenrijk stelt te wonen. [eiser 2] . stelt dan ook belang erbij te hebben dat het hof zijn vordering tot benoeming van een deskundige alsnog toewijst.