In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis. De man, appellant in hoger beroep, heeft de schorsing aangevraagd van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, dat de vrouw, geïntimeerde, toestemming gaf om een vervreemdings- en bezwaringsverbod op te heffen. De man en de vrouw zijn in 1998 gehuwd en zijn in 2013 gescheiden. In het echtscheidingsconvenant is afgesproken dat de woning in Oostenrijk aan de man zal worden overgedragen, maar de vrouw heeft het verbod tot vervreemding en bezwaring van de woning opgelegd gekregen. De man stelt dat zijn belang bij het behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij de uitvoerbaarheid van het vonnis. Het hof oordeelt dat de voorzieningenrechter geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarheid bij voorraad, en dat de belangenafweging in het voordeel van de man uitvalt. Het hof schorst daarom de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis totdat in de hoofdzaak is beslist.