Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
1.016,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de eiseres de opheffing van een eerder opgelegd verkoopverbod met betrekking tot een woning in Oostenrijk, die een centrale rol speelt in de verdeling van de huwelijksgemeenschap na de echtscheiding van partijen. De eiseres, wonende in Tirol, Oostenrijk, heeft de gedaagde, haar ex-echtgenoot, aangeklaagd om het vervreemdings- en bezwaringsverbod dat aan haar was opgelegd in eerdere vonnissen op te heffen. Dit verbod was ingesteld om te voorkomen dat de woning zonder medewerking van de gedaagde zou worden vervreemd of belast, totdat de verrekening van het huwelijksvermogen was afgerond.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er nieuwe omstandigheden zijn die de handhaving van het verkoopverbod niet langer rechtvaardigen. De gedaagde is failliet verklaard en heeft geen financiële middelen, waardoor de eiseres een zwaarwegend belang heeft bij de verkoop van de woning om verdere financiële schade te voorkomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gedaagde geen rechtens te respecteren belang heeft bij het handhaven van het verkoopverbod, aangezien hij geen aanspraak kan maken op de woning zonder dat de verrekening van het huwelijksvermogen is afgerond.
De voorzieningenrechter heeft daarom het vervreemdings- en bezwaringsverbod opgeheven, de eiseres gemachtigd om de inschrijving van het verbod te doorhalen en de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 10 maart 2021 door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt.