2.5.1.In de motivering van het bezwaarschrift gericht tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 (zie 1.2) heeft belanghebbende het volgende aangevoerd:
“(…) Geachte Inspecteur,
Waar in deze gronden van bezwaar genoemd wordt cliënt of controleplichtige wordt bedoeld de heer [X] .
Verschoonbare termijnoverschrijding
In de onderhavige zaak heeft cliënt de Navorderingsaanslag 2015 IB/PV gedateerd op 13 april 2019 ontvangen op 29 oktober 2019, bijlage 1. Het bezwaar is gericht tegen de opgelegde aanslag en tegen de daarin opgenomen rente. De Inspecteur heeft deze aanslag opgelegd naar aanleiding van een boekencontrole die werd afgesloten met een controle rapport op 28 februari 2019. De controle is begonnen de facto 10 april 2017 (zie pagina 6, controle rapport 1.3. Gedurende de periode 10 april 2017 tot en met 28 februari 2019 is het de inspecteur bekend dat cliënt zware gezondheidsproblemen heeft die onaangekondigd ertoe leiden dat hij zich onder behandeling van een ziekenhuis moet stellen en na ontslag rust moet nemen. Tegen deze achtergrond is meerdere malen aan de inspecteur duidelijk gemaakt dat hij zich tot diens boekhouder [Persoon 3] moet wenden voor vragen, toelichtingen alsmede correspondentie. Desondanks heeft de inspecteur cliënt op diens adres het onderhavige navorderingsaanslag aangeschreven. Cliënt heeft deze aanslag niet ontvangen. De raadsman van cliënt ontving een duplicaat d . d . 29 oktober. Gelet op het bovenstaande is er sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Ter nadere motivering daarvan treft u als bijlage 2 aan een huisartsenjournaal met daarin een opsomming van de zware gezondheidsklachten van cliënt.
De auteurs van het boek Procesrecht in belastingzaken, tweede druk Deventer. 2015, zie pagina 37 en 38, zijn van mening dat het op de weg van de Inspecteur ligt om de verzending van de aanslag aannemelijk te maken.
“Wij zijn van mening dat het op de weg van de inspecteur ligt om de verzending aannemelijk te maken. Dit uitgangspunt komt overigens zowel als in de (lagere) fiscale jurisprudentie als in de bestuursrechtelijke jurisprudentie naar voren. In het algemeen zullen een aanslag of een bestreden besluit niet aangetekend worden verstuurd. De fiscus zal dan op een andere wijze de verzending aannemelijk dienen te maken, bijvoorbeeld via een postregistratiesysteem. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 20 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT5917 valt uit de dagtekening van het aanslagbiljet in combinatie met het feit dat het aanslagbiljet is verzonden naar het juiste postadres niet af te leiden wanneer het aanslagbiljet is verzonden, zodat in een dergelijke situatie niet vaststaat wanneer de bezwaartermijn is aangevangen. Alsdan kan niet worden beoordeeld of het bezwaarschrift tijdig is ingediend” De jurisprudentie waar deze schrijvers in dit verband naar verwijzen betreft Hof Amsterdam 1 maart 1998, ECLI:GHAMS:1998.AV6O46, ABRvS 27 april 2004, ECLI:NL:RVS.2004.API 161 en CRvB23 oktober 1997, ECLI:NL:CRVB:1997:ZB72I6, Hof Amsterdam 7 juli 2005, ECLI:NL GHAMS:2005.AT9732 en Hof Amsterdam 2 mei 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:CAO46O. Citaat:
“De verzender kan het zoekraken namelijk voorkomen door de documenten aangetekend te versturen. Dit betekent naar onze mening dat in geval van verzenden van aanslagen en beschikkingen het risico van vertragen en zoekraken in de post bij de fiscus ligt.”
In casu heeft de inspecteur cliënt niet uitgenodigd om bewijs te leveren voor de verschoonbaarheid maar blijft enkel volharden dat de bezwaren niet ontvankelijk zijn wegens termijnoverschrijding. Uit de uitspraak van Hof Arnhem van 24 januari 2012, ECLI:GHARN:20l2:BV2722 blijkt dat ook een bestuursorgaan de belanghebbende uit eigen beweging uitdrukkelijk in de gelegenheid moet stellen het bewijs voor de verschoonbaarhejd te leveren.
Ziekte kan onder omstandigheden ene verschoonbare termijnoverschrijding opleveren. Ik verwijs hiervoor naar HR 30 oktober 1996, ECLI:NL:HR1996:AI72O en HR 22 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:R4387 werd geoordeeld dat termijnoverschrijding door ziekte wel verschoonbaar geacht. RB ‘s-Gravenhage 20 juni 2005, ECLI:NL:RB:SGR:2005:AT9402 werd geoordeeld dat termijnoverschrijding vanwege herseninfarct verschoonbaar was. Zie ook HR 13 april 2007, ECLI:NL:HR2007:BA2795.
Op grond van het bovenstaande is in casu sprake van verschoonbare termijnoverschrijding en dient het bezwaar tegen deze
naheffingsaanslagdan ook ontvankelijk te worden verklaard.
In het navolgende wordt ingegaan op de wijze waarop deze aanslag tot stand is gekomen en worden daartegen inhoudelijke bezwaren aangevoerd.
De inspecteur vermeldt op diverse punten in het controlerapport dat hij van mening is en tot de conclusie komt dat;
a. de controleplichtige onverklaarbare inkomsten heeft (par. 3.3.4, 3.6, 3.7); en
b. dat de controleplichtige inkomsten zou hebben uit criminele activiteiten (par 3.3.3)
Tevens stelt de inspecteur dat niet meewerken van de controleplichtige correcties en boeten kunnen en moeten worden opgelegd als vermeld in hoofdstuk 9 tot en met 12 van het voornoemd controle rapport.
Inkomsten hennepkwekerij:
Met betrekking tot de inkomsten uit de hennepkwekerij is de controleplichtige van mening dat hij hier geen connectie mee had anders dan dat hij zijn woning verhuurde aan de individuen die dergelijke activiteiten ontplooiden. Met betrekking tot de aansluiting van de verkregen inkomsten sluit de inspecteur zich volledig aan bij de volgens de politie opgestelde berekening van het wederrechtelijk voordeel.
Inmiddels en omstreeks het opstellen van het controlerapport is gebleken bij besluit van Justitie dat de verdenkingen zijn afgezwakt in tijd en omvang. Wanneer de inspecteur stelt zich aan te sluiten bij de politie, is het niet meer dan redelijk om te verwachten dat een dergelijke conclusie van Justitie zal moeten leiden tot aanpassing van de conclusie en de controle bevindingen van de inspecteur. Dit heeft niet plaatsgevonden met het gevolg dat de geschatte inkomsten en daarmee samenhangende boeten een potentiële en significante correctie behoeven. In het overzicht als opgenomen bij dit memorandum is gekozen voor het standpunt dat de controleplichtige geen voordeel heeft verkregen van de hennepkwekerij, mede doordat tot op heden de controleplichtige enkel verdachte is niet schuldig is bevonden voor het vermeende feit dat zou zijn gepleegd in de periode 2015 t/m 2017. Zelf stelt de inspecteur ook in par. 3.3.4 dat overtuigend bewijs ontbreekt.
Een laatste opmerking in deze is dat enkel is gekeken (zo ver uit de rapportage blijkt) uit de verkregen inkomsten uit de vermeende hennepkwekerij. Hierbij wordt voorbij gegaan aan de eventuele investeringen, kosten en uitgaven die gepaard gaan met het opzetten van en exploiteren van een dergelijke activiteit. Dergelijke kosten zijn conform de bepalingen in de inkomstenbelasting aftrekbaar van de gegenereerde inkomsten. Op basis van het rapport is het niet duidelijk dat de inspecteur een dergelijke overweging heeft gemaakt laat staan dat hij dergelijke kosten die al gauw 50% van de geprognotiseerde omzet kunnen bedragen heeft meegenomen.
De inspecteur is van mening dat er onverklaarde en/of verzwegen inkomsten zijn bij controleplichtige. De reden tot deze conclusie is gelegen in het feit dat de inspecteur bij een onderneming, waarin controleplichtige aandeelhouder is ten tijde van het tijdvak van controle een geldstroom in de vorm van financiering heeft geconstateerd Hierbij kon de Inspecteur geen verbandcontrole verrichtten die de geldstroom deed verklaren in relatie tot de eenmanszaak die controleplichtige exploiteerde.
Controleplichtige was ten tijde van het aandeelhouderschap gehuwd en had daarnaast diverse leningen afgesloten Daarnaast heeft controleplichtige een verklaring gegeven omtrent de herkomst van de middelen.
De verklaring omtrent de herkomst van middelen is door de inspecteur als niet aannemelijk
aangemerkt dan wel niet te controleren zijn (specifiek verkoop auto).
De conclusie dat iets niet aannemelijk is dan wel niet controleerbaar, wil niet zeggen dat de verklaring dient te worden verworpen. Dit mede gezien het belang van het verwerpen van deze verklaring voor de uiteindelijke correcties en navordering. Vraag is of de inspecteur een juiste en voldoende afweging heeft gemaakt om de verklaring van de controleplichtige te gaan en kunnen toetsen.
Verder wordt in paragraaf 3.6 van het controle rapport verwezen naar een analyse van contant
stortingen op diverse rekening van controleplichtige en diens toenmalige echtgenote. Uit het overzicht is te zien dat het merendeel van de contant stortingen niet op de ondernemersrekening worden gedaan, maar op privé gehouden rekeningen, dan wel rekeningen van zijn echtgenote. Zonder een nadere uiteenzetting en niets anders dan uit inlichtingen van controleplichtige en de adviseur (welke niet de privé financiën van controleplichtige deed) omtrent de contanten is het geheel door de inspecteur volledig toegerekend aan controleplichtige als inkomsten.
De inspecteur had minimaal de privé bankrekeningen van controleplichtige en diens echtgenote moeten analyseren alvorens te concluderen dat er hier sprake is van inkomsten genoten door controleplichtige. In het kader van de opdracht is geen tijd geweest om de bankafschriften te kunnen beoordelen en om zo de conclusie van de inspecteur te doen bevestigen. De bankafschriften zijn opgevraagd om dit punt nader te beoordelen.
Daarnaast heeft controleplichtige diverse malen gemeld dat veel gelden in contanten in de kluis waren opgeborgen. De Privé vermogensvergelijking als opgenomen in bijlage A, en geconcludeerd samengevat onder 3.7 gaat aan dit punt geheel voorbij. De inspecteur maakt in deze de conclusie dat dit geheel niet bestaat en alles aan ontbrekende gelden als verzwegen opbrengsten via de eenmanszaak moeten zijn gegenereerd. Dit is een puur theoretische en technische bepaling welke niet als bewijs kunnen dienen. Additioneel onderzoek buiten het vermelde tijdvak om de causaliteit tussen vermogensopbouw en het genereren van inkomen (door de inspecteur impliciet gesteld op 1 op 1) is nagelaten en moet de conclusie uit de aanname dat het om verzwegen opbrengsten gaat is volstrekt onvoldoende onderbouwd c.q. onbetrouwbaar.
Fiscale winstberekeningen onderneming - Omzet
Voor de jaren 2012 tot en met 2014 worden door de inspecteur de vermeende niet opgegeven inkomsten, als uit de theoretische vermogensvergelijking en door het verwerpen van de verklaring van herkomst van middelen door de inspecteur, toegevoegd aan de omzet als 1 op 1 relatie naar de prive onderneming van de controleplichtige.
Dit is volstrekt onjuist en een dergelijke conclusie had veel meer onderzoek vereist. Dit ook gezien de jaaropgaven van de partner, bijlage 3 en de niet onbemiddelde toestand van de schoonfamilie van de controleplichtige.
Voor 2015 wordt aangesloten bij de aangiften uit praktische overwegingen, welke geheel zijn toe te schrijven aan de opname van de vermeende opbrengsten uit de hennepkwekerij. De omzet behoeft geen enkele correctie anders dan door de adviseur is aangegeven.
Voor de omzetten 2016 en 2017 wordt aangegeven dat deze geschat worden op basis van de
gemiddelde en gecorrigeerde opbrengsten over de voorgaande jaren. Daar de gecorrigeerde en dus ook de gemiddelde omzet over de jaren 2012 tot en met 2015 het gevolg is van te verwerpen aannames van de inspecteur wordt hier enkel verwezen naar de nog in te dienen aangiften IB voor de jaren 2016 en 2017, welke zullen moeten leiden tot een ambtshalve vermindering, wanneer deze aangiften gevolgd worden.
Opgemerkt wordt dat de aangiften over de jaren 2016 en 2017 nog niet gereed zijn. De redenen hiervan zijn de opnieuw opspelende gezondheidsproblemen. Echter controleplichtige heeft aangegeven dat de omzetten gelijk tot iets lager zullen zijn dan in de voorliggende jaren door de inmiddels bekende ziekte die hij heeft en toen al enige symptomen deden voorkomen.
Fiscale winstberekeningen onderneming - Inkoopprijs van de verkopen 2013
De kosten voor oppas en van het klusbedrijf worden onderkend en voor discussie vatbaar. De kosten voor een klusbedrijf kunnen ons inziens voor inhuur als aannemelijk worden gemaakt, wanneer de onderbouwing voor verrichtte werkzaamheden zou zijn opgegeven. Omdat facturen onderbreken is de zakelijkheid in twijfel te trekken en kan vooralsnog de conclusie van inspecteur worden gevolgd.
Met betrekking tot het grootboek inkoop is niet vast te stellen waar de inkopen betrekking op hebben, dit blijkt niet uit het grootboek, maar is het wel degelijk mogelijk dat een glazenwassersbedrijf inkopen doet bij bouwmarkten. Afhankelijk van de werkzaamheden die hij in rekening brengt. Hierbij za] moeten worden vaatgv5teJd wat de uitgaven betrof en of deze doorbelast zijn in de omzet van de controleplichtige. Pas daarna ken er een conclusie worden getrokken. Uit het controle rapport is niet gebleken dat de inspecteur dergelijke toetsing heeft proberen te maken. Deze inkopen kunnen wel degelijk zakelijk zijn.
Met betrekking tot de facturen niet op naam, kan enkel de formele benadering van de inspecteur worden gevolgd. Maar dat betekent nog niet dat deze facturen niet zijn opgemaakt en verstrekt.
Fiscale winstberekeningen onderneming – Overige bedrijfskosten
- Aankoop espresso machine. De espresso machine kan een vermenging zijn van de kosten investeringsgelden in de Lounch bar. De conclusie die inspecteur omtrent deze kosten trekt lijkt correct en is de zakelijkheid van deze kosten te betwisten als dusdanig.
- Aankoop waterzuiveraar. De inspecteur trekt hier naar ons inzicht een onjuiste conclusie. Binnen de glazenwasserij is het meer dan normaal om gedistilleerd water te gebruiken, dan wel gezuiverd water. De reden voor dergelijke toepassingen is om glasbewassing milieuvriendelijker te maken (minder sop, minder vuil water), maar ook vanwege het feit dat met gezuiverd water het resultaat van de glasbewassing beter en langduriger is in kwaliteit. (Minder strepen, langer vuilafstotend). Het hanteren van een dergelijke installatie is dan ook wel degelijk aan te merken als zakelijk. De correctie van de inspecteur in deze kan dan ook niet worden gevolgd.
Op basis van het bovenstaande dient de winst voor de jaren 2012-2015 deugdelijk onderbouwd op
de navolgende bedragen uit te komen: (…)
De opmerkingen met betrekking tot de omzetbelasting door de inspecteur is niet voorzien van
commentaar. Dit is niet van toepassing op de correcties op de omzetbelasting die voortvloeien uit de hiervoor bestreden correcties op de omzet. Hoofdstuk 7.7 is dan ook niet correct en onvoldoende aannemelijk gemaakt door de inspecteur.
Resu1taat overige werkzaamheden
Als eerder gemeld is naar onze mening de veronderstelling van de inkomsten uit hennepkwekerij niet afdoende bewezen als zijnde van de ontrolep1ichtige. Mede gezien de toepassing van diverse
maatregelen door Justitie is van inkomen geen sprake, indien controleplichtige wel dc bewuste feiten zou hebben gepleegd. Daarnaast zijn dc kosten opgenomen voor resulta.at bepaling te beperkt en opbrengsten te hoog en gelijk aan de commentaren van de inspecteur op andere aspecten betreffende bevindingen volstrekt niet aannemelijk. Dat de politie een dergelijk rapport opstelt houdt niet per definitie in dat de basis feitelijk juist is. De teruggevraagde goederen uit beslag die zijn gevorderd door controleplichtige betroffen niet goederen die te maken hadden met het geconstateerde delict.
Tevens is de vordering instellen op basis van een niet bewezen feit in te stellen als een voorlopige
vordering, waarbij naar ons inziens deze vordering als conservatoir moet worden aangemerkt totdat duidelijk is dat het feit door de controleplichtige is begaan.
Gelet op het bovenstaande kan de opgelegde boete niet in stand blijven.
Hetgeen opgenomen in hoofdstuk 9 door de inspecteur is gebaseerd op een door de inspecteur niet aannemelijke geachte herkomst van middelen, een theoretische toepassing van vermogensvergelijking met uitsluiting van complexe causale verbanden en toevoeging van niet aangetoonde non-causale verbanden en derhalve ook niet juist.
Voor een gedegen conclusie had nader onderzoek moeten worden verricht op de contante geldstromen ten tijde van het tijdvak onder onderzoek en overige geldstromen en vermogensopbouw van voor het onder controle vallende tijdvak.
Met betrekking tot de boeten en de motivering van de boeten, wordt herhaaldelijk bewuste opzet
geclaimd door de inspecteur als ook voor de aannames die de inspecteur zelf doet. Hiervoor wordt geen rechtens relevant bewijs overgelegd.
In het bovenstaande is genoegzaam betoogd dat in casu sprake is van verschoonbare
termijnoverschrijding. Het bezwaar dient dan ook ontvankelijk te worden verklaard en het beroep
dient gegrond te worden verklaard.
De opgelegde boete dient te worden vernietigd tot nihil €. (…)”
2.5.2.In de nadere motivering van het bezwaar heeft belanghebbende verder nog het volgende aangevoerd:
“Geachte heer [Persoon 4] ,
Hierbij vul ik mijn gronden van bezwaar aan tegen de aanslag IB/PV 2015 (…) nadat ik in het bezit ben gesteld van het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij. Mij is gebleken dat de controleambtenaar [Persoon 5] , in zijn definitief rapport d . d . 28 februari 2019 onder 8.2 pagina’s 32 en 33 klakkeloos de gegevens en bedragen heeft overgenomen uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij. Voorts is mij gebleken dat vervolgens u klakkeloos deze gegevens en bedragen heeft opgenomen in de opgelegde aanslag IB PV 2015.
Voorts ben ik van mening dat cliënt tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen alle aanslagen die zijn voortgekomen uit voornoemd rapport van [Persoon 5] , en dus ook tegen de onderhavige aanslag, aangezien de boekhouder [Persoon 3] d . d . 14 januari 2019 zie bij bijlage bezwaar heeft gemaakt tegen alle correcties in voornoemd rapport die de inspecteur in de aanslagen heeft overgenomen, ook in de onderhavige aanslag.
Primair
Ik stel mij dan ook op het standpunt dat de aanslag verminderd moet worden met het volledige bedrag dat u heeft verwerkt in uw aanslag als te zijn Resultaat uit Overige Werkzaamheden (ROW), omdat op geen enkele wijze is bewezen dat cliënt
daadwerkelijk deze inkomsten heeft genoten.
Subsidiair
Mocht bewezen worden verklaard dat cliënt wel bedragen uit ROW heeft genoten, dan nog zijn deze bedragen gebaseerd op aannames en dus dient de aanslag te worden verminderd met het volledige bedrag van ROW.
Meer Subsidiair
Het bedrag ROW dient aanzienlijk te worden verminderd, nadat uit onderzoek (ter zitting) meer feiten en omstandigheden naar voren komen die van invloed zijn op dit bedrag.
Meer meer Subsidiair
Bijgaand treft u aan een voorlopige berekening die uitkomt op een verschil van € 220.952,- te hoog berekend bedrag door de politie (…)”