Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Feiten
- een specificatie van de opbrengsten en kosten van de ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen aan de BV;
- betalingsbewijzen ten aanzien van de opgevoerde kosten;
- de reden op te geven dat bij vraag 12 van het aangiftebiljet geen waarde is opgegeven inzake de ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen; en
- een opgaaf van de waarde van de ter beschikking gestelde onroerende zaak eventueel vergezeld van een taxatierapport.
- Peildatum: 1 januari 2001.
- Opdracht: bepalen van de onderhandse verkoopwaarde leeg en vrij van huur en gebruik.
- Doel: de waardebepaling zal dienen bij fiscale afrekening bij verkoop.
- Gebruik: het gehele object is bij opdrachtgevers in eigen gebruik, c.q. bij de werkmaatschappij [C] . De geschatte huurwaarde bedraagt € 178.000,- per jaar.
- Een beknopte omschrijving van de onroerende zaak.
- Waardebegrip: onderhandse verkoopwaarde leeg en vrij van huur.
- Waarde: € 2.430.000.
-/- € 248.722. Het verzamelinkomen is opgebouwd uit een inkomen uit werk en woning (box 1) van -/- € 269.527 en een inkomen uit sparen en beleggen (box 3) van € 20.805. Bij het inkomen uit werk en woning (box 1) is als resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen een bedrag van -/- € 313.165 in aanmerking genomen. Ter bepaling van dit resultaat is een bedrag van € 77.064 in aanmerking genomen als bruto resultaat en een bedrag van € 432.934 in aanmerking genomen als kosten. Eiser heeft de kosten bepaald door de helft van het verschil te nemen van de boekwaarde van de onroerende zaak per 1 januari 2001 van € 1.955.869 en de taxatiewaarde per 11 september 2015 van € 1.090.000. De boekwaarde is bepaald door de waarde in het economisch verkeer per 1 januari 2001 van € 2.430.000 te verminderen met afschrijvingslasten over de jaren 2001-2015 van totaal € 474.131.
- Datum opname: woensdag 5 februari 2020.
- Peildatum: 1 januari 2001.
- Opdracht: inzicht krijgen in de marktwaarde ten behoeve van een belastingaangifte met als waardepeildatum 2001.
- Doel: de taxatie is bedoeld voor het verkrijgen van inzicht in de marktwaarde bij eigen gebruik van het object in verband met de aangifte voor de belastingdienst met als waardepeildatum 01-01-2001.
- Keuze waardering: NAR waarde.
- Waardebegrip: marktwaarde kosten koper.
- Type object: eigen gebruik.
- Markt/herz. huur: € 149.633
- BAR | Kap. markt/herz. Huur kk: 6,4% | 15,5
- Waarde: € 2.321.869, afgerond € 2.320.000.
- Huurreferenties: [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] .
- Koopreferenties: [adres 5] , [adres 6] en [adres 7] .
- De plausibiliteitsverklaring op blz. 11 van het rapport is niet door de controlerend taxateur de heer [H] ondertekend, op blz. 69 tot en met 71 heeft de heer [H] wel een plausibiliteitsverklaring ondertekend met als datum 18 oktober 2022.
- Plaatselijke opname, inpandige opname: nee.
- Peildatum: 1 januari 2001.
- Reikwijdte: deze beoordeling is een intern advies, slechts met dit oogmerk geschreven en is niet bedoeld voor andere doeleinden. Deze taxatiebeoordeling is geen professionele taxatiedienst in de zin van de reglementen van het NRVT.
- Doel: beoordeeld is de aanvaardbaarheid van de door belastingplichtige aangegeven waarde in het economische verkeer aan de hand van het taxatierapport.
- Gebruikssituatie: belegging. Huuropbrengst op peildatum € 149.748.
- Bevindingen: de volgende onderdelen van, parameters en/of uitgangspunten in het taxatierapport worden betwist:
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
Beoordeling van het geschil
De economische waarde per 01-01-2001 is getaxeerd op p.m.’ hetgeen volgens eiser betekent dat de werkelijke waarde een andere is dan die in de balans is vermeld. Eiser verwijst ook naar de taxatie 2002 waarin de onroerende zaak wordt getaxeerd op € 2.430.000 naar een waarde leeg en vrij van huur. Omdat ten tijde van het einde van de terbeschikkingstelling de onroerende zaak was verhuurd en laatstgenoemde taxatie dat niet in aanmerking heeft genomen, verwijst eiser ook naar de taxatie 2020. De taxatie 2020 stelt de waarde van de onroerende zaak in verhuurde staat op peildatum 1 januari 2001 vast op een waarde in het economisch verkeer van € 2.320.000.
5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep
€ 2.430.000 in onverhuurde staat van de taxatie 2002 en zich aangesloten bij de taxatiewaarde in verhuurde staat van € 2.320.000 van de taxatie 2020. Over de taxatie 2022 heeft belanghebbende ter zitting bij het Hof verklaard dat hij het met de rijkstaxateur eens is dat bij die taxatiewaarde van € 2.320.000 voor de marktwaarde bij eigen gebruik ten onrechte geen (aanvangs)leegstandskosten en mutatiekosten zijn meegenomen, gezien de verhuurde staat van [adres 1] (punt 1 van de bevindingen in de taxatiebeoordeling).
Het Hof stelt voorop dat de bewijslast voor een hogere waarde bij belanghebbende ligt (zie 5.2). De huurwaarde van € 178.000 in de taxatie 2002 betreft een door de taxateur geschatte huurwaarde, maar deze schatting is in het rapport niet onderbouwd. Toegegeven moet worden dat deze huurwaarde door een deskundige is geschat, maar belanghebbendes andere deskundige schat de huurwaarde lager. In de taxatie 2020 wordt de huurwaarde door die taxateur geschat op € 157.500 (zonder onderbouwing) en in de taxatie 2022 staat € 149.633 (met een vorm van onderbouwing). De huurwaarde in de taxatie 2022 benadert bovendien sterk de huurprijs die tussen de BV en (de maatschap van) de gebroeders contractueel is overeengekomen, die ook daadwerkelijk is betaald en in de aangiften vennootschapsbelasting van de BV en in de aangiften inkomstenbelasting van de gebroeders als zakelijke prijs is opgenomen. Dat een hogere huurwaarde zou moeten gelden dan circa € 150.000 is met hetgeen belanghebbende naar voren heeft gebracht dus niet aannemelijk gemaakt.
Hierbij acht het Hof van belang dat belanghebbendes taxateur over de huurreferenties in de taxatie 2022 genoteerd heeft dat er geen vergelijkbare showrooms of autobedrijven zijn gevonden en dat de wel gebruikte objecten veel kleiner zijn dan [adres 1] . Bij de in deze taxatie gebruikte koopreferenties zijn door belanghebbendes taxateur onjuiste verkoopgegevens gehanteerd. Uitgaande van de door belanghebbende als juist erkende gegevens die de rijkstaxateur in de taxatiebeoordeling heeft vermeld, leidt dit tot hogere aanvangsrendementen (punten 5 en 6 van de bevindingen in de taxatiebeoordeling), (veel) lagere verkoopprijzen per m2 verhuurbaar vloeroppervlak en ook de van deze gegevens afgeleide markthuren per m2 zijn dus (veel) lager dan in de taxatie 2022 is vermeld.
voor € 1.429.408.
Het zorgvuldigheidsbeginsel verplicht de inspecteur op zichzelf niet om bij waarderingsgeschillen een eigen taxatie in te brengen. In deze zaak komt daarbij dat de bewijslast bij belanghebbende ligt. De stukken in deze zaak laten verder zien dat de inspecteur tegenover de experts van belanghebbende ook een deskundige heeft ingeschakeld om de taxaties van belanghebbende te beoordelen. Ook volgt uit de gedingstukken dat de inspecteur op onderbouwingen van belanghebbende steeds met een passende mate van detail respons werd gegeven. Dit alles is niet onzorgvuldig te noemen.
6.Kosten
7.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.