3.7.Op 21 augustus 2001 is de onderhandse overeenkomst op het kantoor van de
notaris ondertekend. De overeenkomst houdt, voor zover in deze zaak van belang, het volgende in:
1. de heer [naam 1] (…)
en
2. mevrouw [appellante] , (…)
op huwelijksvoorwaarden, in voor beiden eerste echt, met elkaar gehuwde echtelieden en
tezamen wonende te [postcode] [plaats] , [straatnaam 2] 15;
in aanmerking nemende:
- dat ondergetekenden met elkaar zijn gehuwd op huwelijksvoorwaarden, inhoudende een
algehele gemeenschap van goederen, zulks met uitzondering van onder andere het
woonhuis met ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden te 1851 BA [plaats] , [straatnaam 1]
2, (… ) welke gesteld is ten name van de ondergetekende sub 1;
- dat partijen op grond van een -in de tijd naar voren getrokken- verplichting tot
verzorging, en een verplichting van moraal en fatsoen, het er voor houden dat
ondergetekende sub 2 dient te participeren in de eventuele meerwaarde dat gemeld
registergoed zal verkrijgen na heden;
verklaren dienaangaande de volgende regeling te zijn overeengekomen:
- Als het huwelijk zal eindigen, anders dan door overlijden, te weten bij echtscheiding of
scheiding van tafel en bed, zal de waarde van het hierboven genoemde registergoed in
onderling overleg worden vastgesteld (…)
- De aldus gevonden waarde dient verminderd te worden met (het restant van) de
schuld(en) per de datum van ontbinding van het huwelijk, tot zekerheid waarvoor
hypotheek is verleend;
- De ondergetekende sub 1 zal in de hierboven omschreven situaties aan de
ondergetekende sub 2 van die laatstgevonden waarde de helft vergoeden; die helft in die
waarde hierna te noemen: “restantwaarde”;
- De betreffende vergoeding vindt als volgt plaats:
(…)
- bij ontbinding in de periode tussen 15 juni 2006 en 15 juni 2026 dient vergoed te
worden door de ondergetekende sub 1 aan de ondergetekende sub 2 een percentage
van de restantwaarde dat gelijk is aan 20, vermeerderd met 4 procentpunt per
kalenderjaar dat geheel of gedeeltelijk verstreken is na 15 juni 2006;(…)”