In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of belanghebbende, een inwoner van [Z], een beroep kan doen op het kerstarrest in een verzoek om ambtshalve vermindering van een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) voor het jaar 2017. De inspecteur van de Belastingdienst had aan belanghebbende een aanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.954 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 38.853. Het bezwaar van belanghebbende tegen deze aanslag werd door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding, maar het verzoek tot ambtshalve vermindering werd wel in behandeling genomen en afgewezen.
Belanghebbende ging in beroep bij de rechtbank, die het beroep gegrond verklaarde en de aanslag verminderde. De inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Het Hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de inspecteur ambtshalve vermindering moest verlenen op basis van het kerstarrest, omdat de aanslag onherroepelijk was geworden door de termijnoverschrijding bij het maken van bezwaar. Het Hof concludeerde dat de inspecteur geen aanleiding had om de aanslag ambtshalve te verminderen, aangezien de onjuistheid van de aanslag voortvloeide uit nieuwe jurisprudentie die pas na het onherroepelijk worden van de aanslag was gewezen.
Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. De kostenveroordeling werd afgewezen, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.