“1. Indien de berekening van de belastbare winst of van het Nederlandse inkomen leidt tot een negatief bedrag, wordt dit aangemerkt als een verlies.
2. Een verlies wordt verrekend met de belastbare winsten, onderscheidenlijk de Nederlandse inkomens, van het voorafgaande jaar en de negen volgende jaren, mits het verlies door de inspecteur is vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking.”
5.5.4.Het Hof stelt voorop dat de term ‘geleden’ verlies zowel formeel, in de zin van bij beschikking vastgesteld verlies overeenkomstig artikel 20, leden 1 en 2, van de Wet, als materieel zou kunnen worden opgevat, in welk laatste geval ook een nog niet gerealiseerd maar wel latent aanwezig verlies als ‘geleden’ zou kunnen worden aangemerkt. De opvatting van de rechtbank dat ‘geleden’ als ‘gerealiseerd’ moet worden geïnterpreteerd (overeenkomstig de regels van goedkoopmansgebruik), volgt het Hof niet, omdat artikel 20a van de Wet zo al niet een bepaling sui generis, dan toch veeleer een totaalwinstbepaling is, waarop de beginselen van goed koopmansgebruik niet van toepassing zijn. Het Hof volgt daarmee de inspecteur in zijn opvatting dat de rechtbank op onjuiste gronden ervan is uitgegaan dat de term ‘geleden’ uitsluitend betrekking zou hebben op gerealiseerde verliezen. Naar het oordeel van het Hof leidt een louter grammaticale interpretatie niet tot een eenduidige conclusie ten aanzien van de vraag welke verliezen onder de reikwijdte van artikel 20a van de Wet vallen.
Wetshistorische interpretatie
5.6.3.Belanghebbende wijst erop dat in de wetsgeschiedenis veelvuldig over ‘gerealiseerde’ verliezen wordt gesproken. Verder zijn de toetsingskaders van artikel 20, lid 5, (oud) en artikel 20a van de Wet verschillend geworden, als gevolg van het vervangen van het stakingsbegrip in een beleggings- en activiteitentoets. Het arrest BNB 2004/218, gewezen onder toepassing van artikel 20, lid 5, (oud) van de Wet, heeft om die reden geen betekenis voor de interpretatie van artikel 20a van de Wet, aldus belanghebbende.
5.6.4.1. Om te bezien wat doel en strekking is van artikel 20a, lid 1, van de Wet (tekst vanaf 2011), zal het Hof hierna de wetsgeschiedenis van artikel 20a, lid 1, van de Wet bespreken, waarvan in het bijzonder de wijziging in 2011 waarmee de term ‘geleden’ aan die bepaling is toegevoegd (Belastingplan 2011).
5.6.4.2. Het Hof stelt voorop dat, zoals is af te leiden uit de parlementaire geschiedenis die heeft geleid tot de invoering van artikel 20a van de Wet, met de invoering van artikel 20a een aanscherping is beoogd van het op de voet van artikel 20, lid 5, (oud) van de Wet geldende regime. In de Memorie van Toelichting, is hieromtrent het volgende opgemerkt:
“In de praktijk is echter gebleken dat de huidige regeling (artikel 20, vijfde lid, Vpb) op een aantal punten tekort schiet. Zo is de regeling niet van toepassing indien de belastingplichtige geen materiële onderneming heeft gedreven, maar zich heeft beziggehouden met beleggingen. In die situatie zijn de verliezen ondanks een wisseling van aandeelhouders onder de huidige wetgeving volledig verrekenbaar. Kenmerk van beleggen is echter dat opbrengsten worden behaald met activa die niet bedrijfsgebonden zijn en eenvoudig kunnen worden vervangen door andere activa. Indien de aandelen in een dergelijke vennootschap worden verworven, zal het de aandeelhouder niet zozeer te doen zijn om de specifieke activa van deze vennootschap, maar juist om de mogelijkheid om de nog openstaande verliezen te compenseren.
(…)
In het verlengde van de situaties waarin geen materiële onderneming wordt gedreven, ligt de situatie dat de belastingplichtige een materiële onderneming heeft gedreven die verlieslijdend was en door hem nog niet is gestaakt maar in een afgeslankte vorm werd voortgezet.
(…)
Voorts is de huidige regeling die verliescompensatie uitsluit, niet van toepassing bij een wisseling van aandelen binnen de bestaande groep aandeelhouders.”, Kamerstukken II 1999/2000, 27 209, nr. 3, p. 11-12
5.6.4.3. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat artikel 20, lid 5, (oud) van de Wet ook zag op ‘geleden’ verliezen:
“Of er een wijziging van zeggenschap heeft plaatsgevonden, wordt beoordeeld op het tijdstip dat de belastbare winst wordt genoten waarmee de verliezen zouden worden verrekend. Anders dan bij het huidige artikel 20, vijfde lid, is er dus geen sprake meer van een eenmalige toetsing op het tijdstip dat de aandelen in andere handen overgaan. Toetsing vindt plaats door de periode waarin de belastbare winst wordt genoten te vergelijken met de periode waarin de verliezen zijn geleden die belastingplichtige wenst te verrekenen.”
5.6.4.4. In de Nota naar aanleiding van het verslag is voorts onder meer het volgende opgemerkt:
“In de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel is uiteengezet dat er in de praktijk bij de toepassing van het genoemde artikel 20, vijfde lid, van de Wet Vpb duidelijke knelpunten zijn gesignaleerd. Deze geven naar mijn oordeel aanleiding om de lijn die in 1969 is ingezet, verder door te trekken. Die lijn houdt in dat er reden is om de verliesverrekening te beperken als de band met de aandeelhouders uit de periode van de verliezen en de band met de activiteiten waarmee de verliezen zijn geleden in sterke mate verloren is gegaan. Gebleken is dat zowel de invulling die voor de toepassing van het huidige artikel 20, vijfde lid, is gegeven aan het criterium van de aandeelhouderswisseling, als het in dat artikel gehanteerde stakingscriterium in dat opzicht te kort schiet.”, Kamerstukken II 2000/01, 27 209, nr. 6, p. 37-38.
5.6.4.5. Met de met ingang van 1 januari 2011 in werking getreden wijziging van artikel 20a, lid 1, van de Wet heeft de wetgever een verdere aanscherping van de antimisbruikbepaling beoogd. In de Memorie van Toelichting is hierover onder meer het volgende opgemerkt:
“De bepaling werkt echter niet tegen verrekening van winst en verlies binnen hetzelfde jaar. Van die lacune blijkt in de praktijk in toenemende mate gebruik te worden gemaakt.”, Kamerstukken II 2010/2011, 32 504, nr. 3, p. 7 (Belastingplan 2011), (Kamerstukken II 1999/2000, 27 209, nr. 3, p. 56).
en
“Artikel 20a van de Wet Vpb 1969 is echter onvoldoende effectief in situaties waarin een verlies dat wordt geleden in het overdrachtsjaar in de periode voorafgaand aan de aandelenoverdracht, wordt verrekend met latere winsten die worden behaald in hetzelfde jaar of in volgende jaren.”
(…)
“De aanpassing van het eerste lid van artikel 20a van de Wet Vpb 1969 betekent dat een in het overdrachtsjaar over de periode tot het tijdstip van overdracht gerealiseerd verlies niet voorwaarts kan worden verrekend met latere winsten, ook niet met een positieve belastbare winst van het overdrachtsjaar over de periode na de overdracht. In plaats daarvan wordt dit verlies vastgesteld als ware het een verlies over een jaar, dat slechts achterwaarts kan worden verrekend. Een positieve belastbare winst van het overdrachtsjaar over de periode na het tijdstip van overdracht kan als gevolg van deze aanpassing ook niet worden gebruikt voor verrekening van verliezen over eerdere jaren.
De bovengenoemde aanpassing betekent als gevolg van het negende lid dat een positieve belastbare winst van het overdrachtsjaar over de periode tot het tijdstip van overdracht niet kan worden gebruikt voor de verrekening van latere verliezen, ook niet voor de verrekening van een in het overdrachtsjaar over de periode na de overdracht gerealiseerd verlies. Een in het overdrachtsjaar over de periode na het tijdstip van overdracht gerealiseerd verlies kan ook niet worden verrekend met winsten uit eerdere jaren. Hiermee wordt een eind gemaakt aan de hierboven beschreven constructies met verkoop van lege winstvennootschappen.”, Kamerstukken II 2010/2011, 32 504, nr. 3, p. 33 (Belastingplan 2011).
5.6.4.6. De wijziging van 2011 heeft tevens geleid tot het opnemen van het woordje ‘geleden’ in de tekst van artikel 20a, lid 1, van de Wet. Dat daarmee een beperking van de reikwijdte van dit artikel ten opzichte van hetzij artikel 20a van de Wet zoals deze bepaling gold vóór 2011, hetzij het vóór 2001 geldende artikel 20, lid 5, (oud) van de Wet is beoogd, is uit de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2011 niet af te leiden.
5.6.7.Nu het in de Wet opnemen van artikel 20a en de daarop volgende wijziging van die bepaling per 2011 uitsluitend zijn bedoeld daarmee het vóór 2001 geldende regime van artikel 20, vijfde lid, (oud) van de Wet te continueren en verder aan te scherpen, is er geen enkele reden om het onder de werking van artikel 20, lid 5 (oud) van de Wet gewezen arrest BNB 2004/218 niet eveneens van toepassing te laten zijn voor de toepassing van artikel 20a van de Wet, ook zoals deze bepaling geldt in het jaar 2017. Dit betekent dat, in lijn met rechtsoverweging 3.4. van het arrest BNB 2004/218, de term ‘geleden’ in artikel 20a, lid 1, van de Wet niet beperkend moet worden uitgelegd. Ingeval van een overgang van belangen vallen derhalve niet alleen ‘gerealiseerde’ verliezen die bij beschikking zijn vastgesteld onder het bereik van artikel 20a Wet Vpb maar ook latente verliezen.