ECLI:NL:HR:2004:AO7333
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag vennootschapsbelasting en liquidatieverlies
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 januari 2003, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1999. De aanslag was oorspronkelijk vastgesteld op een belastbaar bedrag van ƒ 232.658, maar na bezwaar was deze verminderd. Het Gerechtshof verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarop X B.V. cassatie instelde.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 9 april 2004 de overwegingen van het Gerechtshof gevolgd. Het Hof had vastgesteld dat de deelneming van belanghebbende in C B.V. op het moment van staking van de onderneming in 1993 geen waarde vertegenwoordigde, behalve een opgeofferd bedrag van ƒ 107.857.793. Dit bedrag was verbonden aan een te realiseren verlies in het geval van ontbinding en vereffening van de deelneming. De Hoge Raad oordeelde dat het liquidatieverlies dat in 1999 werd geleden, als nagekomen verlies van de gestaakte onderneming moest worden aangemerkt, en dat dit verlies niet kon worden verrekend met winsten van latere jaren.
De Hoge Raad concludeerde dat het middel van de belanghebbende faalde, omdat de wetgeving beoogde te voorkomen dat verliezen van een lichaam dat zijn onderneming heeft gestaakt, verrekend worden met nieuwe winsten. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep ongegrond. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en de relevante processtukken zijn aan het arrest gehecht.