ECLI:NL:GHAMS:2023:1067

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
200.311.725/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over zorgvuldigheid bij passeren levenstestament en testament

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een notaris. De klacht betreft de zorgvuldigheid waarmee de notaris het levenstestament en testament van de tante van klager heeft gepasseerd, terwijl zij op dat moment in het ziekenhuis lag. Klager betwist de wilsbekwaamheid van zijn tante en verwijt de notaris dat hij onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het opstellen en passeren van de akten. Het hof verwijst naar een eerdere tussenbeslissing van 13 december 2022, waarin de notaris was gevraagd om aanvullende stukken in te dienen. Na beoordeling van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen, concludeert het hof dat de notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht. Het hof stelt vast dat de notaris de wilsbekwaamheid van erflaatster naar behoren heeft beoordeeld en dat er geen gerede twijfel bestond over haar wilsbekwaamheid ten tijde van het passeren van de akten. De klacht van klager wordt ongegrond verklaard en de beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer wordt bevestigd. Het hof benadrukt dat de notaris op basis van zijn eigen waarneming en de omstandigheden van het geval geen aanleiding had om aan de wilsbekwaamheid van erflaatster te twijfelen. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.311.725/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/400583 / KL RK 22-21
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 mei 2023
inzake
mr. [appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
tegen
mr. [geïntimeerde],
notaris te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna klager en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

De notaris heeft het levenstestament en het testament van de tante van klager gepasseerd. Zij lag op dat moment in het ziekenhuis. Klager verwijt de notaris dat hij onvoldoende zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij het opstellen en passeren van het levenstestament en testament van zijn tante. Het is volgens klager bijvoorbeeld onduidelijk hoe de notaris heeft vastgesteld dat zij wilsbekwaam was.

2.Het verdere geding in hoger beroep

2.1.
Op 13 december 2022 heeft het hof een tussenbeslissing gegeven in deze zaak (ECLI:NL:GHAMS:2022:3496, hierna: de tussenbeslissing). Voor het verloop van het geding, de weergave van de feiten en de standpunten van partijen verwijst het hof naar de tussenbeslissing.
2.2.
In de tussenbeslissing is de notaris in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken de volgende stukken in het geding te brengen:
  • een kopie van de declaratie voor de werkzaamheden ten behoeve van erflaatster;
  • een kopie van het betalingsbewijs waaruit blijkt door wie de declaratie is betaald;
  • een kopie van de telefoonnotitie van 11 januari 2021 waaruit blijkt dat de heer [naam] naar het notariskantoor heeft gebeld voor het maken van een afspraak voor erflaatster,
waarna klager in de gelegenheid is gesteld – binnen vier weken na ontvangst van de stukken – schriftelijk op de stukken van de notaris te reageren.
2.3.
Op 16 december 2022 heeft de notaris de volgende stukken bij het hof ingediend:
  • een kopie van de declaratie van 15 januari 2021 (gericht aan erflaatster op haar privéadres) voor de werkzaamheden ten behoeve van erflaatster;
  • een kopie van de grootboekmutaties in het dossier van erflaatster, waaruit blijkt dat de declaratie is betaald;
  • een kopie van de telefoonnotitie van 11 januari 2021, waaruit blijkt dat de heer [naam] naar het notariskantoor heeft gebeld voor het maken van een afspraak voor erflaatster.
2.4.
Bij akte uitlatingen producties van 11 januari 2023 heeft klager gereageerd op de door de notaris ingediende stukken.
2.5.
Partijen hebben niet verzocht om voortzetting van de mondelinge behandeling.

3.Beoordeling

Gang van zaken eerste aanleg
3.1.
Klager heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat de kamer ten onrechte het verweerschrift van de notaris toelaatbaar heeft geacht, althans de door de notaris gestelde (maar door klager betwiste) tijdige indiening per e-mail niet verder heeft onderzocht. Naar het oordeel van het hof behoeft dit bezwaar geen nadere bespreking, nu het hof op de voet van artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt de zaak opnieuw in volle omvang behandelt en de door klager gestelde tekortkoming – wat daarvan inhoudelijk ook moge zijn – ten gevolge van de behandeling in hoger beroep is hersteld.
Inhoudelijk
3.2.
Ter beantwoording ligt de vraag voor of de notaris voldoende zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij het opstellen en passeren van het levenstestament en testament van erflaatster.
3.3.
De kamer heeft de klacht van klager ongegrond verklaard en heeft daarbij overwogen dat:
  • de notaris aan de hand van feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt dat hij de wilsbekwaamheid van erflaatster naar behoren heeft beoordeeld, en
  • erflaatster op 19 februari 2021 is verschenen voor de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland en dat de kantonrechter in de beschikking van 4 maart 2021 heeft overwogen dat erflaatster op de zitting duidelijk haar wil kenbaar heeft gemaakt en dat die wil in lijn is met het opgestelde levenstestament.
Gelet op deze verklaring van de notaris en de beschikking van de kantonrechter heeft klager onvoldoende onderbouwd dat er bij de notaris wel gerede twijfel had moeten zijn over de wilsbekwaamheid van erflaatster ten tijde van het opstellen en passeren van het (levens)testament. Dat erflaatster op 11 januari 2021 niet zelf naar de notaris heeft gebeld om een afspraak te maken had voor de notaris op zichzelf geen gerede twijfel hoeven te geven, aldus de kamer.
3.4.
Het hof stelt het volgende voorop. Als uitgangspunt geldt dat iedereen aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd bij testament uiterste wilsbeschikkingen kan maken. Een notaris dient daaraan in beginsel zijn ministerie te verlenen en moet op verlangen van een testateur doen wat is vereist om diens uiterste wilsbeschikkingen in een testament vast te leggen. Zoals bij elke akte moet de notaris de wilsbekwaamheid van de betrokkene beoordelen. Volgens vaste jurisprudentie van dit hof moet bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van een betrokken cliënt primair worden uitgegaan van de eigen waarneming van de notaris, aan wie in dat kader beoordelingsruimte toekomt. Pas bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid van de KNB (hierna: het Stappenplan) biedt hiervoor een handreiking.
In het Stappenplan staan indicatoren vermeld die aanleiding kunnen zijn voor een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. Indien een notaris – ook al heeft hij kennis van het bestaan van één of meer indicatoren – geen aanleiding behoeft te hebben om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van een cliënt, dan hoeft hij het Stappenplan niet te volgen. Van belang hierbij is onder meer de indruk die een cliënt in een gesprek maakt. Ook als achteraf uit een rapport van een deskundige of getuigenverklaringen valt af te leiden dat een cliënt op het moment van een bespreking of passeren van de akte (mogelijk) niet als wilsbekwaam kon worden aangemerkt, betekent dit nog niet zonder meer dat dit ook aan de notaris duidelijk had moeten zijn geweest. Of dit zo is, hangt af van de omstandigheden van het geval (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:GHAMS:2018:1201 en ECLI:NL:GHAMS:2018:1202).
3.5.
Het gaat in deze zaak niet om de vraag of erflaatster ten tijde van het passeren van het (levens)testament wilsbekwaam was, maar of de notaris daaraan in de gegeven omstandigheden moest twijfelen. Het hof is, net als de kamer, van oordeel dat de notaris in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat hij in het voortraject en ten tijde van het passeren van de akten voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflaatster en dat hij geen aanleiding had om aan haar wilsbekwaamheid te twijfelen. Primair mag worden uitgegaan van de eigen waarneming van de notaris. De notaris heeft op twee verschillende momenten met erflaatster gesproken en tijdens beide gesprekken was zij volgens de notaris helder van geest, consistent in haar wensen en kon zij de gevolgen van haar handelen overzien. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die aanleiding geven om vraagtekens te plaatsen bij de juistheid van het relaas van de notaris omtrent deze gang van zaken en zijn waarnemingen.
3.6.
Het hof sluit zich aan bij de overweging van de kamer dat het feit dat de heer [naam] op 11 januari 2021 met het notariskantoor heeft gebeld om een afspraak te maken voor erflaatster, voor de notaris op zichzelf geen gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid van erflaatster hoefde te geven. Vast staat dat de heer [naam] niet aanwezig was bij de twee gesprekken van de notaris met erflaatster. Blijkens de overgelegde declaratie heeft de notaris erflaatster ook als zijn opdrachtgeefster beschouwd en niet – zoals klager stelt – de heer [naam] . Dat de adressering van de declaratie het formele woonadres van erflaatster vermeldt, acht het hof niet onjuist, noch een indicatie dat de declaratie haar nooit heeft bereikt. Dat de notaris slechts een kopie van een grootboekmutatie heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de declaratie is betaald, maar niet door wie deze is betaald, acht het hof bepaald minder gelukkig, omdat daarmee door de notaris niet is voldaan aan de in de tussenbeslissing gegeven opdracht. Voor de beoordeling van de klacht over het handelen van de notaris tijdens het opstellen en passeren van het (levens)testament is echter niet doorslaggevend wie na afloop van de werkzaamheden de declaratie heeft betaald. Om die reden kan deze omstandigheid in het midden blijven.
3.7.
Ten slotte overweegt het hof dat achteraf niet (voldoende) uit de door klager overgelegde getuigenverklaringen is af te leiden dat erflaatster op het moment van de bespreking of het passeren van de akten (mogelijk) niet als wilsbekwaam kon worden aangemerkt. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de helderheid van geest van erflaatster enkele weken later door de civiele rechter – die haar in persoon heeft gezien en gesproken – is bevestigd. Ook heeft erflaatster toen bevestigd dat het door de notaris eerder opgemaakte levenstestament in lijn was met haar tegenover de kantonrechter geuite wil.
Conclusie
3.8.
Ook al had de notaris kennis van het bestaan van enkele objectieve indicatoren (een vrouw op hoge leeftijd, die verblijft in het ziekenhuis en voor wie de afspraak met de notaris door een derde is gemaakt, welke derde in het (levens)testament voorkomt), het hof is van oordeel dat voor de notaris onvoldoende reden bestond om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflaatster, zodat de notaris het Stappenplan niet hoefde te volgen. De notaris heeft voldoende zorgvuldigheid in acht genomen bij het opstellen en passeren van het levenstestament en testament van erflaatster, mede door haar tweemaal persoonlijk en alleen te spreken. Het hof is, net als de kamer, van oordeel dat de klacht van klager ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom bevestigen. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.

4.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. H.T. van der Meer, A.D.R.M. Boumans en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2023 door de rolraadsheer.