ECLI:NL:GHAMS:2018:1201

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
200.225.581/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over wilsbekwaamheid van erflater bij passeren testamenten en schenkingsakte

In deze zaak heeft klaagster, de dochter van erflater, een klacht ingediend tegen de notaris. Klaagster verwijt de notaris dat hij in strijd met zijn zorgplicht heeft gehandeld door testamenten en een schenkingsakte te passeren zonder de wilsbekwaamheid van erflater te onderzoeken. Erflater, geboren in 1933, was in de jaren voorafgaand aan zijn overlijden meermalen in het ziekenhuis opgenomen en leed aan dementie. Klaagster stelt dat erflater niet in staat was om zijn wil te bepalen op het moment van het passeren van de akten, en dat de notaris had moeten twijfelen aan zijn wilsbekwaamheid gezien de aanwezige indicatoren van wilsonbekwaamheid.

De notaris heeft echter verweer gevoerd en gesteld dat hij voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflater. Hij heeft erflater meerdere keren gesproken en was van mening dat erflater consistent was in zijn wensen en in staat was om de gevolgen van zijn handelen te overzien. Het hof heeft de klacht van klaagster ongegrond verklaard en bevestigd dat de notaris niet tekort is geschoten in zijn zorgplicht. Het hof oordeelt dat de notaris voldoende onderzoek heeft gedaan naar de wilsbekwaamheid van erflater en dat er geen aanleiding was om aan zijn wilsbekwaamheid te twijfelen. De beslissing van de kamer wordt bevestigd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.225.581/01 NOT
nummer eerste aanleg : 17-13
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 10 april 2018
inzake
[naam],
appellante,
gemachtigde: mr. S.P. Bolweg, advocaat te Haarlem,
tegen
mr. [naam],
oud-notaris te [plaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 18 oktober 2017 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 20 september 2017 (ECLI:NL:TNORDHA:2017:22). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard.
1.2.
De notaris heeft op 4 december 2017 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 25 januari 2018. Klaagster is verschenen, vergezeld van haar twee zusters, [naam] en [naam], en haar gemachtigde. De notaris is eveneens verschenen, vergezeld van zijn adviseur mr. [naam]. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klaagster aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat, aangevuld met andere feiten die in dit geding zijn gebleken. Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
[naam], de vader van klaagster (hierna te noemen: erflater), geboren op [geboortedag] 1933, is sinds 2011 meermalen in het ziekenhuis opgenomen wegens lichamelijke aandoeningen.
3.2.2.
Op 15 april 2013 heeft erflater met de notaris op diens kantoor gesproken over de schenking van een sloep aan zijn partner mevrouw [naam] (hierna te noemen: de partner) en de mogelijkheden om voor haar een (financiële) regeling te treffen.
3.2.3.
Erflater heeft in mei 2013 drie keer met de notaris gebeld over de schenking van de sloep. De notaris heeft op 28 mei 2013 een concept-akte van schenking aan erflater verzonden.
3.2.4.
Op 31 mei 2013 heeft de notaris op zijn kantoor een schenkingsakte gepasseerd, waarbij erflater de sloep ter waarde van € 10.000,- aan de partner heeft geschonken. Tevens heeft erflater de notaris kort gesproken over de voor de partner te treffen regeling.
3.2.5.
De notaris heeft op 18 juni 2013 een concept-testament aan erflater verzonden.
3.2.6.
Op 10 juli 2013 heeft de notaris erflater bezocht om het testament te passeren. Klaagster en haar twee hiervoor vermelde zusters zijn benoemd tot erfgenamen, ieder voor gelijke delen. In het testament heeft erflater een legaat van € 200.000,- gemaakt aan de partner.
3.2.7.
Erflater heeft de notaris op 1 december 2013 gebeld om te overleggen over een aanvullend testament en een akte van volmacht. De notaris heeft op genoemde datum concepten opgesteld.
3.2.8.
Op 20 december 2013 heeft de notaris het concept van de akte van volmacht gewijzigd.
3.2.9.
Op 22 december 2013 heeft de notaris erflater bezocht om het aanvullend testament en de akte van volmacht te passeren.
3.2.10.
Erflater is op [datum] 2014 op 81-jarige leeftijd overleden.

4.Standpunt van klaagster

4.1.
Klaagster verwijt de notaris dat hij in strijd heeft gehandeld met zijn zwaarwegende zorgplicht jegens erflater door, ondanks de aanwezige indicatoren van wilsonbekwaamheid, de voornoemde testamenten en schenkingsakte te passeren, zonder de wilsbekwaamheid van erflater te onderzoeken. De notaris had op z’n minst twijfel moeten hebben over de wilsbekwaamheid van erflater. Door geen nader onderzoek te verrichten heeft de notaris onzorgvuldig gehandeld, hetgeen klachtwaardig is. De notaris had het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening (verder: het Stappenplan) moeten volgen.
4.2.
Klaagster heeft haar klacht als volgt toegelicht.
4.2.1.
De navolgende indicatoren om het Stappenplan te volgen waren volgens klaagster aanwezig:
- erflater was een oude man op hoge leeftijd (destijds 80 jaar oud), die al een tijd niet meer voor zichzelf kon zorgen en ook niet meer zelfstandig kon wonen;
- erflater was ziek en verward, zoals blijkt uit een grote hoeveelheid aan medische documenten;
- bovendien was op het moment van tekenen van de testamenten al bekend dat hij leed aan dementie;
- er was een vermoeden van beïnvloeding door de partner;
- het testament van 10 juli 2013 is niet ondertekend in de eigen woning van erflater, maar in de woning (tuin) van de buren;
- erflater was niet meer in staat zelf zijn financiën te regelen;
- de partner nam de medische beslissingen voor erflater en niet erflater zelf.
4.2.2.
Volgens klaagster blijkt uit de door haar verkregen medische informatie dat erflater in de perioden van het passeren van de akten (31 mei 2013, 10 juli 2013 en 22 december 2013) in de war was. Dit werd veroorzaakt door dementie en door ernstige verwarringen die optraden bij erflater op het moment dat hij een infectie had. Opmerkelijk is dat de ondertekening van het testament (10 juli 2013) plaatsvond tussen twee ziekenhuisopnames door.
Tijdens de ziekenhuisopname in juni 2013 is een hersenscan gemaakt waaruit blijkt dat erflater aan dementie leed, een cognitieve functiestoornis had alsmede een waterhoofd. Erflater werd beschreven als een verward en apathisch persoon, die bovendien niet meer alleen kon zijn.
4.3.
In hoger beroep heeft klaagster nog verwezen naar de schriftelijke verklaringen van onder anderen familieleden, buren en vrienden van erflater en naar verdere medische stukken. In dit verband zijn door klaagster vele stukken overgelegd. Uit deze stukken blijkt volgens klaagster duidelijk dat voor de notaris voldoende aanleiding bestond om verder onderzoek te verrichten naar de wilsbekwaamheid van erflater.

5.Standpunt van de notaris

5.1.
De notaris heeft verweer gevoerd. De notaris heeft over de omstandigheden van het onderhavige geval, zakelijk weergegeven, in eerste aanleg en hoger beroep het volgende verklaard.
De notaris was de vaste notaris van erflater.
In bijna drie maanden tijd heeft de notaris driemaal telefonisch contact met erflater gehad en driemaal persoonlijk contact. Erflater heeft steeds zelf telefonisch contact opgenomen met de notaris en hij is tweemaal op het kantoor van de notaris geweest. Tijdens al deze contactmomenten was erflater consistent in zijn verklaringen. Erflater wist precies waarvoor hij kwam, wat hij wilde en wat de gevolgen daarvan waren.
De notaris heeft uitgebreide besprekingen met erflater gevoerd onder vier ogen. De partner is alleen bij het passeren van de schenkingsakte aanwezig geweest.
Tussen de besprekingen en het uiteindelijk passeren van het testament zat een redelijke tijd.
Erflater zag er op het moment van passeren van het testament op 10 juli 2013 goed uit en was ontspannen. Van ziekteverschijnselen of aan leeftijd gerelateerde disfunctionaliteiten was geen sprake. De notaris wist dat erflater kort daarvoor in het ziekenhuis was opgenomen. Hij was ervan op de hoogte dat erflater prostaatkanker had en soms slecht liep.
Het testament was niet heel buitengewoon en niet bijzonder complex.
De hoogte van het legaat ten behoeve van de partner was in de ogen van de notaris aanvaardbaar gezien de duur van de relatie, de omvang van het vermogen en het feit dat erflater sinds 2010 tegen derden had uitgesproken dat hij iets voor de partner wilde regelen. Erflater wilde geen samenlevingscontract afsluiten en hij wilde ook niet trouwen. De notaris heeft de omvang van het vermogen, na toestemming daartoe van erflater, bij de accountant geverifieerd.
De notaris heeft in de periode van april 2013 tot december 2013 geen moment getwijfeld aan de geestesgesteldheid van erflater. Volgens de notaris had hij gezien de consistentie van de verklaringen, vragen en antwoorden geen aanleiding om aan de wilsbekwaamheid te twijfelen en om het Stappenplan te volgen.
5.2.
De notaris heeft verder erop gewezen dat uit de door klaagster ingebrachte medische stukken niet blijkt dat erflater ten tijde van het passeren van de akten niet in staat was om zijn wil te bepalen.

6.Beoordeling

6.1.
Het hof stelt het volgende voorop. Als uitgangspunt geldt dat iedereen aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, bij testament uiterste wilsbeschikkingen kan maken. Een notaris dient daaraan in beginsel zijn ministerie te verlenen en moet op verlangen van een testateur doen wat is vereist om diens uiterste wilsbeschikkingen in een testament vast te leggen. Zoals bij elke akte moet de notaris de wilsbekwaamheid van de betrokkene beoordelen. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris, die daarvoor een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan biedt hiervoor een handreiking.
In het Stappenplan staan indicatoren vermeld die aanleiding kunnen zijn voor een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. Indien een notaris - ook al heeft hij kennis van het bestaan van één of meer indicatoren - geen aanleiding behoeft te hebben om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van een cliënt, dan hoeft hij het Stappenplan niet te volgen. Van belang hierbij is onder meer de indruk die een cliënt in een gesprek maakt. Ook als achteraf uit een rapport van een deskundige of getuigenverklaringen valt af te leiden dat een cliënt op het moment van een bespreking of passeren van de akte (mogelijk) niet als wilsbekwaam kon worden aangemerkt, betekent dit nog niet zonder meer dat dit ook aan de notaris duidelijk had moeten zijn geweest. Of dit zo is, hangt af van de omstandigheden van het geval.
6.2.
Het hof is van oordeel dat de notaris genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat hij in het voortraject en ten tijde van het passeren van de akten voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflater en dat hij geen aanleiding had om aan diens wilsbekwaamheid te twijfelen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die aanleiding geven om vraagtekens te plaatsen bij de juistheid van het relaas van de notaris omtrent de gang van zaken en zijn waarnemingen. De notaris heeft erflater, een vaste cliënt, binnen een kort tijdsbestek van enkele maanden zesmaal gesproken, waarbij de notaris erflater driemaal heeft gezien. Met erflater zijn uitgebreide gesprekken gevoerd, buiten aanwezigheid van de partner. Erflater was consistent in zijn wensen en maakte op de notaris de indruk dat hij de gevolgen van zijn handelen kon overzien. Er is geen sprake van een complex te noemen testament. De concepten zijn tijdig aan erflater verstrekt.
Voorts is nog van belang dat niet ongebruikelijk is dat aan de partner een schenking wordt gedaan of een legaat wordt gemaakt. Ook dat hoefde de notaris geen reden te geven te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater.
6.3.
Het hof overweegt voorts het volgende. Het is niet aan het hof als tuchtrechter om te beoordelen of erflater al dan niet wilsbekwaam was, maar of de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Naar het oordeel van het hof is dat niet komen vast te staan. Immers, uit de door klaagster overgelegde medische stukken is voorshands niet aannemelijk geworden dat erflater niet in staat was om zijn wil te bepalen. De door klaagster genoemde omstandigheden zoals hiervoor onder 4.2.1. vermeld brengen niet zonder meer met zich dat erflater zijn wil niet (meer) kon bepalen en dat de notaris daarvan ten tijde van het opstellen en passeren van de akten ‘signalen’ had kunnen en moeten opvangen. Daarom behoefden ze - voor zover al juist en voor zover al bij de notaris bekend - in het onderhavige geval voor de notaris geen aanleiding te geven om nader onderzoek naar de wil van erflater te doen. Het hof is derhalve van oordeel dat de notaris niet tekort is geschoten in zijn zorgplicht. Het voorgaande betekent dat de klacht van klaagster ongegrond is, zoals ook de kamer heeft beslist.
6.4.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de beslissing van de kamer zal worden bevestigd.
6.5.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, A.C. Faber en T.K. Lekkerkerker en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2018 door de rolraadsheer.