In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een beroep inzake een naheffingsaanslag omzetbelasting. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. M.A.A. van Tongeren, had een naheffingsaanslag ontvangen van de inspecteur van de Belastingdienst voor het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013, met een totaalbedrag van € 9.691, inclusief belastingrente en een boete. Na bezwaar werd de aanslag verminderd, maar het beroep tegen deze uitspraak werd door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De belanghebbende stelde dat zij de uitspraak op bezwaar niet had ontvangen, wat leidde tot de termijnoverschrijding voor het indienen van beroep.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de termijn voor het indienen van beroep niet tijdig was, omdat de uitspraak op bezwaar op de juiste wijze was verzonden. De belanghebbende had niet overtuigend aangetoond dat zij de uitspraak niet had ontvangen. Het Hof oordeelde dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld over de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond was en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.