ECLI:NL:GHAMS:2022:2246

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
21/01124 en 21/01125
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde en onroerende zaakbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een onroerende zaak in [plaats]. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarden voor de belastingjaren 2018 en 2019, die door de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] waren vastgesteld op respectievelijk € [bedrag 1] en € [bedrag 2]. De rechtbank Amsterdam had in een eerdere uitspraak op 26 juli 2021 de beroepen van de belanghebbende gegrond verklaard en de WOZ-waarden vastgesteld op € [bedrag 3] en € [bedrag 4]. De heffingsambtenaar had hiertegen hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 20 juli 2022 hebben partijen overeenstemming bereikt over de WOZ-waarden, waarbij de waarde voor het belastingjaar 2018 werd vastgesteld op € [bedrag 5] en voor 2019 op € [bedrag 6]. Het Hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de WOZ-waarden dienovereenkomstig aangepast. Tevens is bepaald dat de heffingsambtenaar het door de belanghebbende betaalde griffierecht van in totaal € 230 vergoedt. Het Hof heeft geen aanleiding gezien om de kosten van het hoger beroep te veroordelen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De beslissing van het Hof is genomen door een meervoudige belastingkamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is in aanwezigheid van de griffier uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF [plaats]

Kenmerk 21/01124 en 21/01125
21 juli 2022
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende], wonende te [plaats] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 26 juli 2021 in de zaak met kenmerk AMS 20/2704 en AMS 20/2705 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] ,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft in twee afzonderlijke beschikkingen van 31 mei 2019 de waarde op grond van de Wet Waardering onroerende zaken (Wet WOZ) van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (hierna ook: het object) voor het belastingjaar 2018 op
€ [bedrag 1] en voor het belastingjaar 2019 op € [bedrag 2] vastgesteld.
1.2.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. In uitspraken van 31 maart 2020 heeft de heffingsambtenaar de bezwaren ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld.
1.3.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 26 juli 2021 als volgt op het beroep van belanghebbende beslist:
“-verklaart de beroepen gegrond;
-vernietigt de bestreden uitspraken op bezwaar;
-stelt de WOZ-waarde van het object voor het belastingjaar 2018 vast op € [bedrag 3] ,-;
-stelt de WOZ-waarde van het object voor het belastingjaar 2019 vast op € [bedrag 4] ,-;
-bepaalt dat de aanslag onroerende zaakbelasting voor de jaren 2018 en 2019 overeenkomstig wordt verminderd;
-bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
-draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van in totaal € 96,- aan belanghebbende te vergoeden.”
1.4.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 1 september 2021. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. De heffingsambtenaar heeft op 25 februari 2022 een nader stuk ingediend. Belanghebbende heeft op 1 mei 2022 een nader stuk ingediend. Afschriften van deze stukken zijn aan de wederpartij verstrekt.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Overwegingen

2.1.
Partijen hebben ter beëindiging van het geschil overeenstemming bereikt, en wel in die zin dat:
  • de WOZ-waarde van het object [adres] te [plaats] voor het belastingjaar 2018 op € [bedrag 5] en voor het belastingjaar 2019 op € [bedrag 6] worden vastgesteld;
  • de aanslagen onroerende zaakbelasting dienovereenkomstig worden verminderd, met toepassing van het tarief voor in hoofdzaak tot woning dienende onroerende zaken, en
  • de heffingsambtenaar de door belanghebbende betaalde griffierechten in beroep en hoger beroep aan belanghebbende vergoedt.
2.2.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.
Slotsom
2.3.
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende gegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

3.Kosten

Het Hof vindt geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten in verband met de behandeling van het hoger beroep op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

4.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de WOZ-waarde van [adres] te [plaats] voor het belastingjaar 2018 tot een waarde van € [bedrag 5] en voor het belastingjaar 2019 tot een waarde van € [bedrag 6] ;
- vermindert de aanslagen onroerendezaakbelasting 2018 en 2019 dienovereenkomstig met toepassing van het tarief voor in hoofdzaak tot woning dienende onroerende zaken, en
- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht ad € 96 (beroep bij de rechtbank) en € 134 (hoger beroep bij het Hof), in totaal € 230 vergoedt.
De uitspraak is gedaan door voorzitter, mr. N. Djebali, mr. E.A.G. van der Ouderaa en mr. R.C.H.M. Lips, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van A.Bansidhar, als griffier. De beslissing is op 21 juli 2022 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.