ECLI:NL:GHAMS:2022:2054

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
23-000617-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige en overtreding beroepsverbod door hulpverlener

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren op [geboortedag], was gedetineerd en werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige, slachtoffer 1, die aan zijn zorg was toevertrouwd. De tenlastelegging omvatte meerdere seksuele handelingen die de verdachte tussen 1 mei 2016 en 27 augustus 2017 in Hilversum, Amsterdam en Saint Tropez zou hebben gepleegd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarige door middel van zijn rol als hulpverlener in een kwetsbare positie heeft gebracht en dat hij misbruik heeft gemaakt van deze positie. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de ontucht. Het hof sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte hem schuldig aan ontucht met de minderjarige en het overtreden van een eerder opgelegd beroepsverbod. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor immateriële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000617-21
datum uitspraak: 13 juli 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 maart 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
13-650192-19 (zaak A) en 13-674007-20 (zaak B) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedag] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, zijn raadslieden en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging, alsmede gelet op de door het hof tijdens de regiezitting van 31 januari 2022 toegelaten wijziging, is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
Zaak A:
1.
primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 tot 27 augustus 2017 te Hilversum en/of Amsterdam en/of Saint Tropez (Frankrijk) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, slachtoffer 1, geboren op 27 augustus 1999, heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van dat slachtoffer, te weten het
- strelen en/of betasten van haar buik en/of vagina, althans haar lichaam en/of
- haar op de mond zoenen en/of tongzoenen
- brengen en/of duwen van zijn vinger(s) in haar vagina en/of
- zich laten aftrekken, althans het laten betasten en/of vasthouden van zijn geslachtsdeel door haar en/of
- brengen en/of duwen van zijn tong in haar vagina en/of (aldus) het likken en/of beffen van haar vagina en/of
- duwen en/of brengen van zijn geslachtsdeel in haar vagina
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens), zulks terwijl er sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen verdachte en dat slachtoffer
door
- haar te benaderen en/of aan te spreken over haar eetstoornis en/of
- (in leidende rol) aanwezig te zijn bij een of meerdere interventie(s) in het kader van (de behandeling van) haar eetstoornis en/of
- (dagelijks) contact en/of gesprekken te hebben met dat slachtoffer over haar eetstoornis en/of
- (aldus) ervoor te zorgen dat dat slachtoffer hem, verdachte, (ook) als haar hulpverlener zag en/of
door
- ( vervolgens) steeds meer en/of vaker (lichamelijk) contact te zoeken met dat slachtoffer en/of
- (vervolgens) dat slachtoffer bij hem, verdachte thuis uit te nodigen en/of (aldaar) werkzaamheden te laten verrichten voor hem, verdachte, en/of haar in zijn, verdachtes, huis te laten verblijven en/of
- ( aldus) ervoor te zorgen dat verdachte steeds meer en/of vaker in de gelegenheid was om fysiek contact met dat slachtoffer te hebben en/of
door
- tegen haar te zeggen dat hij echt voor haar ging en/of dat hij met haar verder wilde en/of dat hij voor het eerst in zijn leven echt voor een vrouw koos, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- tegen haar te zeggen dat als zij weg zou gaan, hij geen reden meer zou hebben om te leven, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- (aangaande bovengenoemde seksuele handelingen) tegen haar te zeggen dat het niet echt oké was en/of dat zij dit echt tegen niemand mocht vertellen en/of dat zij met geen woord over hem mocht praten en/of dat hij er strafbaar voor was, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- ( aldus) ervoor te zorgen dat dat slachtoffer hun seksuele relatie als exclusief beschouwde en/of geheim diende te houden en/of
door
- haar (verder) te verwijderen van haar ouders en/of
- (meermalen) tegen haar te zeggen dat haar ouders niet om haar gaven en/of alleen bezig waren met zichzelf en/of een mentale stoornis hadden, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- (meermalen) woonruimte(s) voor haar te regelen en/of
- (grotendeels) te voorzien in haar levensonderhoud
- en/of haar in een financieel afhankelijke situatie te brengen en/of
- ( aldus) ervoor te zorgen dat dat slachtoffer ten opzichte van hem, verdachte, in een emotioneel en/of financieel afhankelijke situatie kwam en/of
- haar (daardoor) in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en/of met het (psychische) overwicht dat hij, verdachte, (aldus) op haar had verworven (door zijn (uit de hiervoor genoemde feitelijke omstandigheden voortvloeiende) hulpverlenerschap), haar aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of haar wil heeft gemanipuleerd en/of
- (aldus) een zware druk op haar heeft gelegd en/of (aldus) voor dat slachtoffer een (psychisch) bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan zij geen weerstand kon bieden
zulks terwijl dat feit (telkens) werd begaan tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt;
1. subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 tot 27 augustus 2017 te Hilversum en/of Amsterdam en/of Saint Tropez (Frankrijk) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, slachtoffer 1, geboren op 27 augustus 1999, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), te weten
- strelen /en of betasten van haar buik en/of vagina, althans haar lichaam en/of
- haar op de mond zoenen en/of tongzoenen
- zich laten aftrekken, althans het laten betasten en/of vasthouden van zijn geslachtsdeel door haar en/of
- het likken en/of beffen van haar vagina en/of
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens), zulks terwijl er sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen verdachte en haar
door
- dat slachtoffer te benaderen en/of aan te spreken over haar eetstoornis en/of
- (in leidende rol) aanwezig te zijn bij een of meerdere interventie(s) in het kader van (de behandeling van) haar eetstoornis en/of
- (dagelijks) contact en/of gesprekken te hebben met dat slachtoffer over haar eetstoornis en/of
- ( aldus) ervoor te zorgen dat dat slachtoffer hem, verdachte, (ook) als haar hulpverlener zag en/of
door
- ( vervolgens) steeds meer en/of vaker (lichamelijk) contact te zoeken met dat slachtoffer en/of
- (vervolgens) dat slachtoffer bij hem, verdachte thuis uit te nodigen en/of (aldaar) werkzaamheden te laten verrichten voor hem, verdachte, en/of haar in zijn, verdachtes, huis te laten verblijven en/of
- ( aldus) ervoor te zorgen dat verdachte steeds meer en/of vaker in de gelegenheid was om fysiek contact met dat slachtoffer te hebben en/of
door
- tegen haar te zeggen dat hij echt voor haar ging en/of dat hij met haar verder wilde en/of dat hij voor het eerst in zijn leven echt voor een vrouw koos, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- tegen haar te zeggen dat als zij weg zou gaan, hij geen reden meer zou hebben om te leven, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- (aangaande bovengenoemde seksuele handelingen) tegen haar te zeggen dat het niet echt oké was en/of dat zij dit echt tegen niemand mocht vertellen en/of dat zij met geen woord over hem mocht praten en/of dat hij er strafbaar voor was, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- ( aldus) ervoor te zorgen dat dat slachtoffer hun seksuele relatie als exclusief beschouwde en/of geheim diende te houden en/of
door
- haar (verder) te verwijderen van haar ouders en/of
- (meermalen) tegen haar te zeggen dat haar ouders niet om haar gaven en/of alleen bezig waren met zichzelf en/of een mentale stoornis hadden, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- (meermalen) woonruimte(s) voor haar te regelen en/of
- (grotendeels) te voorzien in haar levensonderhoud
- en/of haar in een financieel afhankelijke situatie te brengen en/of
- ( aldus) ervoor te zorgen dat dat slachtoffer ten opzichte van hem, verdachte, in een emotioneel en/of financieel afhankelijke situatie kwam en/of
- haar (daardoor) in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en/of met het (psychische) overwicht dat hij, verdachte, (aldus) op haar had verworven (door zijn (uit de hiervoor genoemde feitelijke omstandigheden voortvloeiende) hulpverlenerschap), haar aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of haar wil heeft gemanipuleerd en/of
- (aldus) een zware druk op haar heeft gelegd en/of (aldus) een voor dat slachtoffer een (psychisch) bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan zij geen weerstand kon bieden
zulks terwijl dat feit (telkens) werd begaan tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt;
1. meer subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 tot 27 augustus 2017 te Hilversum en/of Amsterdam en/of Saint Tropez (Frankrijk), terwijl hij (feitelijk) werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met slachtoffer 1, geboren op 27 augustus 1999, die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door een- of meerma(a)l(en)
- haar buik en/of vagina, althans haar lichaam te strelen en/of te betasten en/of
- haar op de mond te zoenen en/of te tongzoenen en/of
- zich te laten aftrekken althans zijn geslachtsdeel te laten betasten en/of vasthouden door haar
zulks terwijl dat feit (telkens) werd begaan tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt;
1. meest subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 tot 27 augustus 2017 te Hilversum en/of Amsterdam en/of Saint Tropez (Frankrijk) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige slachtoffer 1, geboren op 27 augustus 1999, door een- of meerma(a)l(en)
- haar buik en/of vagina, althans haar lichaam te strelen en/of te betasten en/of
- haar op de mond te zoenen en/of te tongzoenen en/of
- zich te laten aftrekken althans zijn geslachtsdeel te laten betasten en/of vasthouden door haar
zulks terwijl dat feit (telkens) werd begaan tegen een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt;
2. primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 augustus 2017 tot 3 september 2018 te Amsterdam en/of Londen (Verenigd Koninkrijk) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, slachtoffer 1, heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van slachtoffer, te weten het
- strelen en/of betasten van haar buik en/of vagina, althans haar lichaam en/of
- haar op de mond zoenen en/of tongzoenen
- brengen en/of duwen van zijn vinger(s) in haar vagina en/of
- zich laten aftrekken, althans het laten betasten en/of vasthouden van zijn geslachtsdeel door haar en/of
- brengen en/of duwen van zijn tong in haar vagina en/of (aldus) het likken en/of beffen van haar vagina en/of
- duwen en/of brengen van zijn geslachtsdeel in haar vagina
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens), zulks terwijl er sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen verdachte en dat slachtoffer
door
- haar te benaderen en/of aan te spreken over haar eetstoornis en/of
- (in leidende rol) aanwezig te zijn bij een of meerdere interventie(s) in het kader van (de behandeling van) haar eetstoornis en/of
- (dagelijks) contact en/of gesprekken te hebben met dat slachtoffer over haar eetstoornis en/of
- ( aldus) ervoor te zorgen dat dat slachtoffer hem, verdachte, (ook) als haar hulpverlener zag en/of
door
- ( vervolgens) steeds meer en/of vaker (lichamelijk) contact te zoeken met dat slachtoffer en/of
- (vervolgens) dat slachtoffer bij hem, verdachte thuis uit te nodigen en/of (aldaar) werkzaamheden te laten verrichten voor hem, verdachte, en/of haar in zijn, verdachtes, huis te laten verblijven en/of
- ( aldus) ervoor te zorgen dat verdachte steeds meer en/of vaker in de gelegenheid was om fysiek contact met dat slachtoffer te hebben en/of
door
- tegen haar te zeggen dat hij echt voor haar ging en/of dat hij met haar verder wilde en/of dat hij voor het eerst in zijn leven echt voor een vrouw koos, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- tegen haar te zeggen dat als zij weg zou gaan, hij geen reden meer zou hebben om te leven, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- (aangaande bovengenoemde seksuele handelingen) tegen haar te zeggen dat het niet echt oké was en/of dat zij dit echt tegen niemand mocht vertellen en/of dat zij met geen woord over hem mocht praten en/of dat hij er strafbaar voor was, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- ( aldus) ervoor te zorgen dat dat slachtoffer hun seksuele relatie als exclusief beschouwde en/of geheim diende te houden en/of
door
- haar (verder) te verwijderen van haar ouders en/of
- (meermalen) tegen haar te zeggen dat haar ouders niet om haar gaven en/of alleen bezig waren met zichzelf en/of een mentale stoornis hadden, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- (meermalen) woonruimte(s) voor haar te regelen en/of
- (grotendeels) te voorzien in haar levensonderhoud
- en/of haar in een financieel afhankelijke situatie te brengen en/of
- ( aldus) ervoor te zorgen dat dat slachtoffer ten opzichte van hem, verdachte, in een emotioneel en/of financieel afhankelijke situatie kwam en/of
- haar (daardoor) in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en/of met het (psychische) overwicht dat hij, verdachte, (aldus) op haar had verworven (door zijn (uit de hiervoor genoemde feitelijke omstandigheden voortvloeiende) hulpverlenerschap), haar aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of haar wil heeft gemanipuleerd en/of
- (aldus) een zware druk op haar heeft gelegd en/of (aldus) voor dat slachtoffer een (psychisch) bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan zij geen weerstand kon bieden;
2. subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 augustus 2017 tot 3 september 2018 te Amsterdam en/of Londen (Verenigd Koninkrijk) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, slachtoffer 1, geboren op 27 augustus 1999 en/of die zich in een kwetsbare positie bevond, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), te weten het
- strelen /en of betasten van haar buik en/of vagina, althans haar lichaam en/of
- haar op de mond zoenen en/of tongzoenen
- zich laten aftrekken, althans het laten betasten en/of vasthouden van zijn geslachtsdeel door haar en/of
- het likken en/of beffen van haar vagina en/of
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens), zulks terwijl er sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen verdachte en haar
door
- dat slachtoffer te benaderen en/of aan te spreken over haar eetstoornis en/of
- (in leidende rol) aanwezig te zijn bij een of meerdere interventie(s) in het kader van (de behandeling van) haar eetstoornis en/of
- (dagelijks) contact en/of gesprekken te hebben met dat slachtoffer over haar eetstoornis en/of
- ( aldus) ervoor te zorgen dat dat slachtoffer hem, verdachte, (ook) als haar hulpverlener zag en/of
door
- ( vervolgens) steeds meer en/of vaker (lichamelijk) contact te zoeken met dat slachtoffer en/of
- (vervolgens) dat slachtoffer bij hem, verdachte thuis uit te nodigen en/of (aldaar) werkzaamheden te laten verrichten voor hem, verdachte, en/of haar in zijn, verdachtes, huis te laten verblijven en/of
- ( aldus) ervoor te zorgen dat verdachte steeds meer en/of vaker in de gelegenheid was om fysiek contact met dat slachtoffer te hebben en/of
door
- tegen haar te zeggen dat hij echt voor haar ging en/of dat hij met haar verder wilde en/of dat hij voor het eerst in zijn leven echt voor een vrouw koos, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- tegen haar te zeggen dat als zij weg zou gaan, hij geen reden meer zou hebben om te leven, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- (aangaande bovengenoemde seksuele handelingen) tegen haar te zeggen dat het niet echt oké was en/of dat zij dit echt tegen niemand mocht vertellen en/of dat zij met geen woord over hem mocht praten en/of dat hij er strafbaar voor was, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- ( aldus) ervoor te zorgen dat dat slachtoffer hun seksuele relatie als exclusief beschouwde en/of geheim diende te houden en/of
door
- haar (verder) te verwijderen van haar ouders en/of
- (meermalen) tegen haar te zeggen dat haar ouders niet om haar gaven en/of alleen bezig waren met zichzelf en/of een mentale stoornis hadden, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- (meermalen) woonruimte(s) voor haar te regelen en/of
- (grotendeels) te voorzien in haar levensonderhoud
- en/of haar in een financieel afhankelijke situatie te brengen en/of
- ( aldus) ervoor te zorgen dat dat slachtoffer ten opzichte van hem, verdachte, in een emotioneel en/of financieel afhankelijke situatie kwam en/of
- haar (daardoor) in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en/of met het (psychische) overwicht dat hij, verdachte, (aldus) op haar had verworven (door zijn (uit de hiervoor genoemde feitelijke omstandigheden voortvloeiende) hulpverlenerschap), haar aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of haar wil heeft gemanipuleerd en/of
- ( aldus) een zware druk op haar heeft gelegd en/of (aldus) een voor dat slachtoffer een (psychisch) bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan zij geen weerstand kon bieden;
2. meer subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 augustus 2017 tot 3 september 2018 te Amsterdam en/of Londen (Verenigd Koninkrijk), terwijl hij (feitelijk) werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met slachtoffer 1, die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door een- of meerma(a)l(en)
- haar buik en/of vagina, althans haar lichaam te strelen en/of te betasten en/of
- haar op de mond te zoenen en/of te tongzoenen en/of
- zich te laten aftrekken althans zijn geslachtsdeel te laten betasten en/of vasthouden door haar.
Zaak B:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 20 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal het recht tot directe of indirecte uitoefening van een beroep in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg heeft uitgeoefend, wetende dat hij daaruit bij rechterlijke uitspraak, te weten bij vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 20 april 2012, was ontzet voor de duur van 10 (tien) jaren,
immers heeft hij, verdachte, bij vijf, in ieder geval een of meer personen, te weten
- slachtoffer 2 en/of
- slachtoffer 3 en/of
- slachtoffer 4 en/of
- slachtoffer 5 en/of
- slachtoffer 6
als hulpverlener, te weten als behandelaar van de verslaving van die perso(o)nen, opgetreden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring in zaak A en zaak B en tot een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Zaak A

Oordeel van het hof ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde en heeft in het licht daarvan aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar zijn.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd. Daartoe is kort gezegd aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster onbetrouwbaar zijn. De verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan het tenlastegelegde. Wel heeft hij een seksuele relatie met de aangeefster gehad, maar dat was volgens hem met wederzijdse instemming en pas nadat de aangeefster 18 jaar oud was.
Het hof is met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat de door de aangeefster afgelegde verklaringen betrouwbaar en geloofwaardig zijn, zodat die verklaringen in beginsel voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Het hof stelt vast dat de aangeefster bij de politie en bij de rechter-commissaris grotendeels consistente, accurate en gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd. Ondanks enkele sturende vragen van de recherche in een van de latere verhoren, is de aangeefster consequent bij de kern van haar eerder afgelegde verklaringen gebleven. Dat de aangeefster op enkele onderdelen afwijkend heeft verklaard, doet naar het oordeel van het hof niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen als geheel.
Aan de betrouwbaarheid draagt verder bij dat de verklaringen van de aangeefster steun vinden in andere bewijsmiddelen. Zo heeft de aangeefster, enige tijd voordat zij aangifte heeft gedaan, consistent over haar relatie met de verdachte (en de wijze waarop die relatie is verlopen) verklaard tegenover meerdere getuigen, waaronder: haar moeder [getuige 1] [1] , haar vriendin [getuige 2] [2] , [getuige 3] [3] en [getuige 4] [4] , de kerkelijk voorganger en zijn vrouw.
Het hof stelt verder vast dat de verklaringen van de aangeefster steun vinden in de diagnose van de therapeut [5] van de aangeefster en in zekere zin ook in de verklaring van de verdachte zelf. De verdachte heeft immers gelijkluidend verklaard over hoe hij en de aangeefster elkaar hebben leren kennen en ook over de wijze waarop het contact tot stand is gekomen en hoe de relatie is opgebouwd.
De slotsom is dat het hof de verklaringen van de aangeefster voor het bewijs zal gebruiken.
Vrijspraak ten aanzien van het in zaak A onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte de aangeefster door middel van feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen en dat daarmee de onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde verkrachtingen kunnen worden bewezen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde. Daartoe heeft de raadsman onder andere aangevoerd dat geen sprake is van de voor verkrachting vereiste dwang door middel van andere feitelijkheden.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
In de verklaringen van de aangeefster komt fysiek geweld of de dreiging daarmee niet voor, zodat het hof de verdachte hiervan in ieder geval zal vrijspreken.
Het hof dient vervolgens antwoord te geven op de vraag of de verdachte de aangeefster door middel van een ‘andere feitelijkheid’ heeft gedwongen tot het ondergaan van seksueel contact in de primaire of in de subsidiaire variant. Het betreft hier een uitbreiding van de delicten waarbij het gaat om het tegen de wil van de ander, met dwang, seksuele handelingen verrichten.
Om tot een beantwoording van deze vraag te komen, stelt het hof onder verwijzing naar Hoge Raad
14 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:865, r.o. 2.4 het volgende criterium voorop.
Van door een ‘feitelijkheid dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’ van het slachtoffer als bedoeld in artikel 242 Sr (kan) slechts sprake zijn als de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn/haar wil heeft ondergaan. Van door een feitelijkheid dwingen als hiervoor bedoeld kan sprake zijn als de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of die dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. (Vgl. HR 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494.)
Het hof stelt vast dat de aan de verdachte verweten (andere feitelijke) gedragingen die zouden hebben geleid tot dwang tot het ondergaan van seksuele handelingen bij de aangeefster zich hebben uitgestrekt over een periode van ongeveer 2,5 jaar. De van de gedragingen uitgaande druk op de aangeefster is daarmee opgebouwd gedurende de gehele periode. Dat van die gedragingen in die periode op verschillende momenten een bepaald effect is uitgegaan, waardoor de verdachte ten opzichte van de aangeefster in een (erg) dominante positie is komen te verkeren, neemt het hof – mede gelet op de minderjarigheid (zaak A onder 1) en haar anderszins kwetsbare positie ten opzichte van de verdachte – zonder meer aan. Echter, het hof heeft op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kunnen vaststellen dat er van de gedragingen een zodanig effect is uitgegaan dat op enig moment gedurende de 2,5 jaar sprake was van dwang door ‘andere feitelijkheden’ in de zin van artikel 242 of artikel 246 Sr, zoals in het bovengenoemde criterium is verwoord.
De verdachte dient naar het oordeel van het hof dan ook te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Vrijspraak ten aanzien van het in zaak A onder 1 meer subsidiair en onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de hulpverlenersrol die de verdachte innam ten opzichte van de aangeefster langer heeft geduurd dan het interventiegesprek begin maart 2016.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte ook van het meer subsidiaire moet worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de vaststelling dat de verdachte tijdens de periode van de tenlastegelegde ontucht (feitelijk) optrad als hulpverlener van de aangeefster. De verdachte zelf heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zijn hulpverlenersrol uitsluitend zag op het interventiegesprek dat hij heeft gevoerd en ná het genoemde interventiegesprek is opgehouden.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staat vast dat de verdachte op 3 maart 2016 [6] bij de aangeefster thuis een interventiegesprek met de aangeefster en haar ouders heeft geïnitieerd en geleid. Dit gesprek had als doel de aangeefster te helpen bij het overwinnen van haar eetprobleem. Het hof stelt vast dat op dat moment sprake was van een hulpverlener-patiënt/cliëntrelatie tussen de verdachte en de aangeefster. Het hof is echter van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat voor de vaststelling dat deze hulpverlener-patiënt/cliëntrelatie ook (nog) bestond enkele maanden na dit (eenmalige) interventiegesprek, namelijk ten tijde van de eerste seksuele handelingen zoals die door de aangeefster in haar verklaringen zijn beschreven. Weliswaar informeerde de verdachte na het gesprek nog wel naar de eetgewoonten, maar van een duidelijke patiënt/cliënt-relatie is naar het oordeel van het hof dan geen sprake meer.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder 1 en onder 2 meer subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien van het in zaak A onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde
Aan het meest subsidiair tenlastegelegde is door de advocaat-generaal en de verdediging in het requisitoir en het pleidooi geen (expliciete) aandacht besteed.
Het hof ziet zich bij het in zaak A onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde voor de vraag gesteld of de aangeefster ‘aan de zorg en/of waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd’. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend.
Uit de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden, leidt het hof af dat de verdachte de aangeefster gedurende de ten laste gelegde periode van de ontucht tegen betaling diverse werkzaamheden heeft laten verrichten. Deze werkzaamheden bestonden uit het scannen van documenten [7] , het doen van ‘papierwerk’ voor de verdachte [8] en het oppassen op de kinderen van de verdachte [9] . Ook heeft de aangeefster op initiatief van en onder de begeleiding van de verdachte in ruil voor een vliegticket en een verblijf in Saint Tropez een hulpbehoevende jongen gecoacht. [10] De genoemde werkzaamheden – uitgevoerd door een minderjarige – kunnen naar het oordeel van het hof worden beschouwd als een situatie waarin de aangeefster was toevertrouwd aan de zorg en/of waakzaamheid van de verdachte.
De aangeefster had naast de vergoedingen die zij voor deze werkzaamheden van de verdachte ontving, weinig tot geen andere inkomstenbronnen. Het hof is van oordeel dat de aangeefster gelet op onder meer die omstandigheid in hoge mate financieel afhankelijk was van de verdachte en dat de verdachte van deze afhankelijkheidssituatie op de hoogte was [11] . Voorts acht het hof redengevend dat er sprake was van een groot leeftijdsverschil en dat de werkzaamheden overwegend plaatsvonden in de woning van de verdachte. [12] De verdachte was op de hoogte van het feit dat de aangeefster bij tijden erg somber was en worstelde met haar eetstoornis [13] en dat zij een zeer instabiele thuissituatie had. [14] Gelet op deze omstandigheden acht het hof tevens bewezen – zoals tenlastegelegd - dat de aangeefster zich in een kwetsbare positie bevond en dat de verdachte hiervan misbruik maakte.

Zaak B

Vrijspraak met betrekking tot de slachtoffers 2 tot en met 5

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat de verdachte ten aanzien van slachtoffers 2 tot en met 6 het beroepsverbod heeft overtreden. Daartoe heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van slachtoffers 2 tot en met 6 als hulpverlener heeft opgetreden en dat het beroepsverbod zoals opgelegd bij vonnis van 20 april 2012 betrekking had op de behandeling van zowel mannen als vrouwen als hulpverlener.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van slachtoffers 2 tot en met 5. Daartoe heeft de raadsman onder andere aangevoerd dat de wetsgeschiedenis en jurisprudentie van de Hoge Raad aanknopingspunten bieden om de reikwijdte van het bij vonnis van 20 april 2012 opgelegde beroepsverbod, en meer specifiek wat onder de term ‘hulpverlener’ moet worden verstaan, beperkt op te vatten. Voorts stelde de raadsman zich, met een beroep op de ratio van het beroepsverbod en de inhoud van de contacten die hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en onder meer de Centrale Voorziening voorwaardelijke invrijheidsstelling (hierna: CVvi) na oplegging van het beroepsverbod, op het standpunt dat het beroepsverbod enkel zou gelden voor de behandeling van vrouwen.
Het hof acht niet bewezen dat de verdachte ten aanzien van de in de tenlastelegging aangeduide slachtoffers 2 tot en met 5 het beroepsverbod heeft overtreden en spreekt de verdachte daarvan vrij. Daartoe overweegt het hof als volgt.
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte bij vonnis van 20 april 2012 veroordeeld voor strafbare feiten gepleegd jegens (minderjarige) vrouwen in zijn hoedanigheid van hulpverlener. In dit vonnis is onder 8.3.1. bij de oplegging van het beroepsverbod aan de verdachte het volgende overwogen:
“Verdachte heeft aangegeven niet meer als hulpverlener aan het werk te willen gaan. De rechtbank wil daarover voor langere tijd de zekerheid hebben en zal verdachte dan ook voor lange duur het recht ontzeggen om als hulpverlener in de (maatschappelijke) zorg te werken.”
Het in het vonnis van 20 april 2012 uiteindelijk opgelegde beroepsverbod luidt: “
ontzetting uit het recht tot directe of indirecte uitoefening van een beroep in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg voor de duur van 10 jaren.”
Gedurende de proeftijd in het kader van de vervroegde invrijheidstelling hebben het CVvi en de reclassering feitelijk toezicht gehouden op de naleving van het beroepsverbod. Het CVvi is een onderdeel van het openbaar ministerie dat zich richt op de uitvoering van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. In die periode is meerdere malen contact geweest met de verdachte. Daarvan is een contactjournaal opgemaakt dat door de reclassering is vastgelegd in de Rapportage inzake beroepsverbod van 12 mei 2020 (hierna: de Rapportage).
Uit de Rapportage blijkt dat er voor de verdachte onduidelijkheid was over de reikwijdte van het opgelegde verbod. Begin 2015 heeft de verdachte aan de reclassering en het CVvi gevraagd of hij als
motivationalcoach mannen mocht behandelen.
Het CVvi achtte deze werkzaamheden niet in strijd met het beroepsverbod en maakte dit als volgt aan de verdachte kenbaar in een e-mailbericht van 11 februari 2015
: “Zijn voorgenomen werk betreft werkzaamheden als motivator/motivation coach voor onder andere verslaafde mannen. Het OM vindt deze werkzaamheden niet in strijd met het beroepsverbod. Het gaat om een andere doelgroep, de contacten zijn (grotendeels) in groepsverband, [verdachte] treedt niet op als behandelaar (niet direct en niet indirect) en de werkzaamheden worden vooraf overlegd met reclassering en OM.” [15]
Gelet op deze gang van zaken is het hof van oordeel dat niet wettig kan worden bewezen dat sprake is van ‘wetende dat hij daaruit bij rechterlijke uitspraak, te weten bij vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 20 april 2012, was ontzet voor de duur van 10 (tien) jaren’ zoals in zaak B tenlastegelegd, daaronder het zogenoemde voorwaardelijk opzet begrepen. De verdachte zal dan ook partieel worden vrijgesproken in zaak B, voor zover het de slachtoffers 2 tot en met 5 betreft.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1 meest subsidiair en in de zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
1. meest subsidiair
hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2016 tot 27 augustus 2017 te Hilversum en Amsterdam en Saint Tropez (Frankrijk) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, slachtoffer 1, geboren op 27 augustus 1999, door
- haar buik en vagina te strelen en/of te betasten en
- haar op de mond te zoenen en te tongzoenen en
- zich te laten aftrekken,
zulks terwijl dat werd begaan tegen een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt.
Zaak B:
1.
hij in de periode van 1 september 2017 tot en met 20 juni 2018 te Amsterdam het recht tot directe of indirecte uitoefening van een beroep in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg heeft uitgeoefend, wetende dat hij daaruit bij rechterlijke uitspraak, te weten bij vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 20 april 2012, was ontzet voor de duur van 10 (tien) jaren, immers heeft hij, verdachte, bij een persoon, te weten: - slachtoffer 6 als hulpverlener opgetreden.
Hetgeen in zaak A onder 1 meest subsidiair en in zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1 meest subsidiair en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 meest subsidiair bewezenverklaarde levert op:
ontucht plegen met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, begaan tegen een persoon met misbruik van diens kwetsbare positie, meermalen gepleegd.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
een recht uitoefenen wetende dat hij daarvan bij rechterlijke uitspraak is ontzet.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A onder 1 meest subsidiair en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg zaak A onder 1 primair en onder 2 primair en zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar en zes maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1 primair en onder 2 primair en zaak B tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, met oplegging van (opnieuw) een beroepsverbod en de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging..
De verdediging heeft verzocht, indien het hof tot een veroordeling komt, de straf te matigen en voorts geen TBS aan de verdachte op te leggen. Daartoe is aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van doorwerking van de bij de verdachte vastgestelde stoornis in het delict, waardoor niet vaststaat dat een TBS-behandeling het recidiverisico kan terugdringen. De verdediging heeft wat de vordering tot oplegging van (opnieuw) een beroepsverbod bepleit dit beroepsverbod in ieder geval uitdrukkelijk te beperken tot de behandeling van vrouwen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim een jaar schuldig gemaakt aan ontucht met de toentertijd minderjarige aangeefster, die aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, terwijl de aangeefster zich in een kwetsbare positie bevond. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de aangeefster. Hij heeft het vertrouwen van de aangeefster beschaamd en hij heeft haar in een onveilige situatie gebracht. De verdachte heeft veel te weinig rekening gehouden met de belangen, de gevoelens en het welzijn van de jonge aangeefster en heeft vooral gehandeld ter bevrediging van zijn eigen (lust)gevoelens. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksuele delicten, zeker in het geval van minderjarigen, daarvan blijvend dan wel langdurig de nadelige lichamelijke en psychische gevolgen kunnen ondervinden. Het behoeft in onderhavig geval dan ook geen betoog dat de aangeefster door het toedoen van de verdachte is beschadigd. In haar aangifte, latere verhoren, de onderbouwing van de schadevergoeding en de bij monde van haar raadsvrouw voorgedragen slachtofferverklaring, heeft zij aangegeven dat zij jaren na het seksueel misbruik nog steeds de nadelige gevolgen van het misbruik ondervindt. Het hof neemt dit de verdachte zeer kwalijk. Hij had ook zonder meer beter moeten weten, gelet op de eerdere strafzaak waarin hij voor seksueel misbruik van meerdere vrouwen en minderjarigen is veroordeeld. De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het overtreden van het aan hem bij vonnis van 20 april 2012 opgelegde beroepsverbod.
Het hof neemt ook dit de verdachte kwalijk, nu dit verbod aan hem was opgelegd om situaties zoals de onderhavige, waarbij misbruik van minderjarigen op de loer ligt, te voorkomen.
Het hof weegt mee dat de verdachte blijkens zijn Justitiële Documentatie van 13 juni 2022 eerder voor zedenmisdrijven onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof is, gelet op de aard en de ernst van de feiten, bezien in het licht van de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, van oordeel dat enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is. Het hof komt, gelet op de bewezenverklaringen in hoger beroep, die beperkter van aard zijn dan de bewezenverklaringen in eerste aanleg, evenwel tot een andere straf dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het hof ziet geen wettelijke mogelijkheid voor (wederom) oplegging van een beroepsverbod zoals door de advocaat-generaal gevorderd, zodat zij aan de inhoudelijke beoordeling van deze vordering niet toekomt. Bij de bewezenverklaring van het in zaak A meest subsidiaire is dit ingevolge artikel 251, tweede lid, Sr immers slechts mogelijk als het delict tijdens het uitoefenen van het beroep is gepleegd. Het hof is blijkens de motivering van de vrijspraken echter van oordeel dat dit niet het geval is.
Ook de bewezenverklaring in zaak B maakt de oplegging van een nieuw beroepsverbod niet mogelijk. De wet voorziet daarin namelijk evenmin, nu dit voor de overtreding van artikel 195 Sr niet apart is geregeld.
Het hof is tenslotte van oordeel dat het, gelet op de bewezenverklaring in zaak A van het meest subsidiaire en al hetgeen hiervoor is overwogen, reeds om die reden niet proportioneel is om aan de verdachte een TBS maatregel op te leggen, nog afgezien van de door de deskundigen geschetste problematiek rondom het niet kunnen vaststellen van een causaal verband tussen de stoornissen bij de verdachte en het bewezenverklaarde.
Aan een inhoudelijke beoordeling hiervan komt het hof dan ook eveneens niet toe.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 28.580,00 waarvan € 3.580 ter zake materiële schade en € 25.000,00 ter zake immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 16.639,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij integraal dient te worden toegewezen.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat gelet op de in zaak A bepleite vrijspraak de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman subsidiair bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu een inhoudelijke beoordeling hiervan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, onder meer omdat het causaal verband tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde moeilijk is vast te stellen. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering aanzienlijk te matigen. Ter zake van de materiële schade heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen, gelet op het feit dat het geen rechtstreekse schade betreft. Subsidiair dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de post onvoldoende is onderbouwd.
Het hof overweegt als volgt.
Materiële schade
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de gevorderde materiële schade (opleidingskosten) in een te ver verwijderd verband staat tot de ontucht om deze als rechtstreekse schade als bedoeld in artikel 51f Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) aan te kunnen merken. Er kan gelet op de stukken niet worden vastgesteld dat de gemaakte kosten rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde. Het hof zal de benadeelde partij ten aanzien van dit onderdeel van de gevorderde schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering bij de burgerlijk rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Het hof acht het op grond van het strafdossier, de onderbouwing van de vordering door de benadeelde partij, de slachtofferverklaring en het onderzoek ter terechtzitting voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van de gepleegde ontucht schade heeft geleden. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar billijkheid schatten op € 5.000,00.
Dat dit bedrag aanzienlijk lager is dan is verzocht en door de rechtbank is toegewezen, hangt samen met de andere (lichtere) bewezenverklaring die het hof uitspreekt. De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen en worden vermeerderd met de wettelijke rente. Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00 ter zake van materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in deze in zaak B tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan reeds daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 195, 248, en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-650192-19 onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-650192-19 onder 1 meest subsidiair en in de zaak met parketnummer 13-674007-20 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-650192-19 onder 1 meest subsidiair en in de zaak met parketnummer 13-674007-20 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-650192-19 onder 1 meest subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot
immateriëleschadevergoeding voor het overige af.
Verklaart de benadeelde partij voor de
materieleschade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-650192-19 onder 1 meest subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 27 augustus 2017.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. M.M.H.P. Houben en mr. A.M.P. Geelhoed,
in tegenwoordigheid van mr. W. Albers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 juli 2022.
Mr. Van der Wilt is niet in staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[benadeelde 2]

Voetnoten

1.[benadeelde 2]
2.[benadeelde 2]
3.[benadeelde 2]
4.[benadeelde 2]
5.[benadeelde 2]
6.[benadeelde 2]
7.[benadeelde 2]
8.[benadeelde 2]
9.[benadeelde 2]
10.[benadeelde 2]
11.[benadeelde 2]
12.[benadeelde 2]
13.[benadeelde 2]
14.[benadeelde 2]
15..