ECLI:NL:GHAMS:2022:2003

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
000242-22 (530 Sv)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand in strafbeschikkingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van de verzoeker, die een vergoeding vroeg voor kosten van rechtsbijstand in verband met een strafbeschikking. De verzoeker had eerder een strafbeschikking ontvangen voor mishandeling, waarbij hij een geldboete van € 1.000,- en een schadevergoeding van € 850,- aan de benadeelde had moeten betalen. De verzoeker heeft aan deze verplichtingen voldaan. Het slachtoffer heeft echter een artikel 12 Sv klacht ingediend, omdat hij stelde meer schade te hebben geleden dan vergoed. Het hof oordeelde dat het slachtoffer via de civiele rechter zijn schade kan vorderen en dat er geen aanleiding was voor strafvervolging. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek om vergoeding van kosten, omdat niet voldaan is aan de maatstaf dat aannemelijk is dat geen aansprakelijkstelling door de strafrechter zal volgen. Desondanks heeft het hof op billijkheidsgronden een vergoeding van € 340,00 toegekend voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, waarbij de voorzitter mr. F.A. Hartsuiker was.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000242-22 (530 Sv)
rekestnummer art. 12 Sv: K21-230193
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats],
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. M. Berbee,
Sluisdijkstraat 135a, 1781 EG te Den Helder

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 24 maart 2022 ingekomen.
Op 12 april 2022 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het openbaar ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de beklagzaak met voormeld rekestnummer en heeft op 21 juni 2022 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. De verzoeker en zijn advocaat zijn – hoewel behoorlijk opgeroepen - niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de beklagzaak met voormeld rekestnummer ten bedrage van € 812,16.
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 340,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Tegen verzoeker is een strafbeschikking uitgevaardigd ter zake van mishandeling strekkende tot betaling van een geldboete van € 1 .000,- aan de staat en een schadevergoeding van € 850,- aan de benadeelde. De verzoeker heeft voldaan aan de door het openbaar ministerie opgelegde strafbeschikking door de boete en de schadevergoeding te betalen.
Het slachtoffer heeft vervolgens een artikel 12 Sv klacht ingediend bij het hof, waarbij hij gesteld heeft meer schade te hebben geleden dan is vergoed door de verzoeker. Een strafrechtelijke procedure zou een laagdrempelige mogelijkheid bieden om vergoeding daarvan te vorderen. Het hof heeft geoordeeld dat dit onvoldoende zwaarwegend is om in dit geval toch strafvervolging gelasten, omdat het slachtoffer via de civiele rechter de schade kan vorderen die het al door de verzoeker vergoede bedrag overstijgt.
Bij beschikking van dit hof van 2 maart 2022 is het beklag van klager ex art. 12 Sv waarin de verzoeker beklaagde was afgewezen.
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
De HR heeft in ECLI:NL:HR:2013:BX5566 geoordeeld dat en waarom een redelijke wetsuitleg meebrengt dat indien (i) de zaak is geëindigd in een sepot, of indien (ii) een beklag als bedoeld in art. 12 Sv niet gegrond is verklaard dan wel (iii) een dergelijk beklag wel gegrond is verklaard, maar de zaak vervolgens is geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel of toepassing van art. 9a Sr, het toekennen van een vergoeding voor de kosten van een raadsman op grond van art. 591a.2 Sv oud, thans art. 530 Sv, in geen van deze drie situaties is uitgesloten.
In zijn arresten van 22 september 2015 (vgl. ECLI:NL:HR:2015:2756) heeft de Hoge Raad overwogen dat de drie in dit arrest besliste gevallen zich hierdoor kenmerken dat weliswaar de desbetreffende strafzaak niet is geëindigd met een niet–veroordelende einduitspraak in de zin van art. 348 en 350 Sv, maar desalniettemin aannemelijk is dat geen aansprakelijkstelling door de strafrechter zal volgen. In dat type gevallen achtte de HR het redelijk de toepasselijkheid van art. 591a.2 Sv oud, thans art. 530 Sv, niet uit te sluiten.
In deze zaak is aan de verzoeker een strafbeschikking opgelegd strekkende tot betaling van een geldboete van € 1 .000,- aan de staat en een schadevergoeding van € 850,- aan de benadeelde waaraan de verzoeker heeft voldaan. Derhalve is niet voldaan aan voornoemde maatstaf en zal de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in zijn verzoek.
Ad b
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 340,00.

4.Beslissing

Het hof:
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan de verzoeker een vergoeding toe van € 340,00 (driehonderdveertig euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. F.A. Hartsuiker, M.M.H.P. Houben en N.C. Laatsch, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 5 juli 2022.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 340,00 (driehonderdveertig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Berbee advocaat o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 5 juli 2022,
mr. F.A. Hartsuiker, voorzitter.