ECLI:NL:GHAMS:2022:1335
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake renteswaps ter afdekking van renterisico vastgoedportefeuille
In deze zaak hebben de appellanten, een combinatie van kinderen die zich hebben verenigd in een zakelijk samenwerkingsverband, vier renteswaps afgesloten met ING Bank N.V. ter afdekking van het renterisico van hun vastgoedportefeuille. De appellanten stellen dat ING haar zorgplicht heeft geschonden door de derde en vierde renteswap te adviseren en af te sluiten, en beroepen zich op verjaring. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de vorderingen van de appellanten afgewezen, waarbij het verjaringsverweer van ING werd gehonoreerd. De appellanten zijn in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing.
De zaak in hoger beroep omvatte een memorie van grieven, een memorie van antwoord en een zitting waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De appellanten hebben geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en toewijzing van hun vorderingen, terwijl ING heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis. De rechtbank had vastgesteld dat de appellanten onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun stellingen over de zorgplicht van ING en dat de verjaringstermijn al was verstreken op het moment dat de appellanten de verjaring stuitten.
Het hof heeft geoordeeld dat de appellanten onvoldoende hebben aangetoond dat ING haar zorgplicht heeft geschonden en dat de verjaringstermijn van toepassing was. Het hof heeft de vorderingen van de appellanten afgewezen en het bestreden vonnis bekrachtigd, met veroordeling van de appellanten in de proceskosten van het hoger beroep.