Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
(…)[appellante] stelt dat zij als gevolg van de afgebroken contractsonderhandelingen schade heeft geleden. Hoewel daar natuurlijk geen rechten aan ontleend kunnen worden, stelt de voorzieningenrechter in punt 4.3 dat [appellante] (…) redelijkerwijs niet had hoeven te begrijpen dat DUWO na 1 mei 2013 met een andere partij in onderhandeling zou treden en het contact met [appellante] zou stilleggen. [appellante] is van mening dat gezien de wijze waarop de besprekingen zijn verlopen er in strijd is gehandeld met het gerechtvaardigd vertrouwen van [appellante] . [appellante] is van mening dat DUWO tekort heeft geschoten jegens haar en wenst daarom dat zij en DUWO bespreken hoe de geleden schade aan haar vanwege de voor haar desastreuze gang van zaken gecompenseerd kan worden (voorbereidingskosten, marktonderzoek en positief contractsbelang). Ik verneem graag van u of uw client bereid is om hierover aan de tafel te gaan. (…) [appellante] hoopt daarom dat een bodemprocedure achterwege hoeft te blijven en zij er met DUWO in minnelijke fase uit kan komen. Zij kan dan dit hoofdstuk in haar leven afsluiten. (…)
De uitkomst van een eventuele bodemprocedure ziet DUWO met vertrouwen tegemoet. Onder voorbehoud van al haar rechten en weren en zonder dat hierop in rechte en beroep kan worden gedaan, is DUWO niettemin bereid kennis te nemen van wat uw cliënte concreet voor ogen staat. Een gesprek acht DUWO daarvoor niet nodig. Ik verzoek u daarom mij te berichten aan welke compensatie uw cliënte denkt. Ik voeg daaraan toe dat ‘hoog inzetten’ van uw kant in deze geen succesvolle strategie zal zijn. Als er al enige ruimte is, dan is die beperkt.
3.Beoordeling
kunnen we (…) tot nieuwe afspraken komen. Verder volgt uit de brief van 29 april 2013 slechts dat [appellante] de verwachting had dat de door haar gestelde kredietaanvraag in de tweede week van mei 2013 zou worden gescreend en goedgekeurd. Daarna zou de bank de kredietaanvraag moeten afhandelen. Dat de bank groen licht zou geven is, anders dan [appellante] stelt, niet per se evident, laat staan dat dit op korte termijn zou gebeuren. In dat verband verwijst het hof ook naar de in de brief van 18 april 2013 door de bank gewenste verklaring, die DUWO niet kon geven. Of de financiering rond zou komen was dus bij lange na niet zeker, nog daargelaten de vraag of [appellante] daadwerkelijk een (officiële) kredietaanvraag heeft gedaan. Een onderbouwing daarvan is immers ook in hoger beroep niet gegeven.