Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Tussen partijen vaststaande feiten
4 Anti-speculatiebeding
Verkoop”), zal Koper:
Overwaarde 2018”) vermenigvuldigd met een derde (1/3), zijnde de omvang van het aandelenbelang van de Verkoper in [A] ten tijde van het aangaan van deze Overeenkomst, vermenigvuldigd met honderd procent (100%) verschuldigd zijn aan Verkoper; of
Overwaarde 2019”) vermenigvuldigd met een derde (1/3), zijnde de omvang van het aandelenbelang van de Verkoper in [A] ten tijde van het aangaan van deze Overeenkomst, vermenigvuldigd met honderd procent (100%) verschuldigd zijn aan Verkoper; of
3.Geschil voor het Hof
4.Overwegingen van de rechtbank
Is artikel 9, vijfde lid, van de Wet van toepassing in geval van verkrijging van aandelen in een OZ-rechtspersoon?
5. Beoordeling van het geschil
zonder enig voorbehoud gelijk wordt/moet worden gesteld aan de waarde van de tegenprestatie, ongeacht op welke wijze de hoogte daarvan tussen partijen (lees: verkoper en koper) is bepaald en welk (mogelijk) waardedrukkend effect aan het verkoopregulerend beding zou kunnen/moeten worden toegekend.” Steun voor dit standpunt ontleent belanghebbende aan HR 3 februari 1982, BNB 1982/99 en aan HR 26 mei 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5359, BNB 1993/232, meer specifiek r.o. 3.3, waarin de Hoge Raad overweegt:
dat de rechtbank in dezen (rechtsoverwegingen 24 t/m 26) ten onrechte althans op onjuiste gronden tot het oordeel komt dat het waardedrukkende effect van het verkoopregulerend beding zou moeten afwijken van hetgeen door partijen is overeengekomen”. Belanghebbende concludeert tot een vermindering van de aanslag overeenkomstig haar voormelde standpunten.