In deze zaak gaat het om een klacht tegen een notaris die betrokken was bij de verkoop van een perceel grond door twee broers op leeftijd. De klagers, die later bewindvoerders werden, verwijten de notaris dat hij onvoldoende alert was op de wilsbekwaamheid van de broers tijdens het passeren van de akte. De notaris heeft de akte gepasseerd in een zorgcentrum, maar na de verkoop bleek dat de broers niet de intentie hadden om het perceel over te dragen. De klagers stellen dat de notaris zijn zorgplicht heeft geschonden door geen nader onderzoek te verrichten naar de wilsbekwaamheid van de broers. Het hof heeft in een eerdere tussenbeslissing geoordeeld dat de klagers ontvankelijk zijn in hun klacht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de omstandigheden waaronder de akte is gepasseerd verder onderzocht. Het hof concludeert dat de notaris onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van een van de broers, terwijl hij geen concept-akte aan de andere broer heeft toegestuurd. De klacht tegen de notaris is gegrond voor de broer die wilsbekwaamheid ontbeerde, maar ongegrond voor de andere broer. Het hof legt de notaris een schorsing van twee weken op en veroordeelt hem tot betaling van proceskosten aan de klagers.