ECLI:NL:GHAMS:2020:2793

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
200.268.182/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris inzake wilsbekwaamheid en tuchtklachten door bewindvoerders

In deze zaak gaat het om een klacht tegen een notaris, ingediend door klagers die optreden als bewindvoerders over de goederen van de rechthebbenden [X] en [Y]. De klacht betreft de wilsbekwaamheid van [X] en [Y] ten tijde van de verkoop van een perceel aan kopers. Klagers stellen dat de notaris onvoldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van de verkopers en hen niet de ruimte heeft gegeven om hun wensen kenbaar te maken. De notaris heeft op 5 april 2018 de akte van levering gepasseerd, terwijl [X] en [Y] volgens klagers niet in staat waren om hun wil te bepalen. Klagers hebben op 23 oktober 2019 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat, die hen niet-ontvankelijk verklaarde in hun klacht. Het hof oordeelt dat klagers ontvankelijk zijn in hun klacht, omdat de bewindvoerder namens de rechthebbende tuchtklachten kan indienen, mits er een redelijk belang is. Het hof heeft besloten dat de mondelinge behandeling zal worden voortgezet op een nader te bepalen datum in aanwezigheid van de notaris, omdat de eerdere behandeling onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over het handelen van de notaris.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.268.182/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/345786 KL RK 18-172
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 3 november 2020
inzake

1.[klager 1] ,

in zijn hoedanigheid van executeur over de nalatenschap van de heer [X] alsmede van bewindvoerder over het vermogen van de heer [Y] ,
wonend te [woonplaats] ,
2.
[klager 2],
in zijn hoedanigheid van executeur over de nalatenschap van de heer [X] alsmede van bewindvoerder over het vermogen van de heer [Y] ,
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellanten,
gemachtigde: mr. S. Smeets, advocaat te Venlo,
tegen
[notaris],
notaris te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M. Stevens, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna klagers (respectievelijk klager 1 dan wel klager 2) en de notaris genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Klagers hebben op 23 oktober 2019 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem‑Leeuwarden (hierna: de kamer) van 25 september 2019 (ECLI:NL:TNORARL:2019:46). De notaris heeft op 19 februari 2020 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.2.
Op 7 september 2020 zijn er namens klagers vier producties ingediend.
1.3.
Op 17 september 2020 is er namens de notaris een productie ingediend.
1.4.
Het hof heeft voorts de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 17 september 2020. Klager 2, vergezeld van mr. J. Jansen (kantoorgenote van mr. Smeets), [Y] en de gemachtigde van de notaris zijn verschenen. Klager 1 is niet verschenen. De notaris heeft vooraf laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Beide gemachtigden hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klagers aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
Op 5 maart 2018 hebben de broers [X] (hierna: [X] ) en [Y] (hierna: [Y] ) een overeenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst) met de heer [koper 1] en mevrouw [koper 2] (hierna tezamen: kopers) en daarbij aan kopers een gedeelte van het perceel [perceel] , gelegen achter de woning van kopers aan de [adres] (hierna: het perceel), verkocht voor een bedrag van € 10.000,00. Deze koopovereenkomst is vastgelegd in een onderhandse akte die door [X] en [Y] en kopers is ondertekend.
2.2.
Vervolgens heeft de notaris op 5 april 2018 in het zorgcentrum waar [Y] woonachtig is, de akte van levering van het perceel aan kopers gepasseerd (hierna: de akte). Bij het ondertekenen van de akte waren – naast [X] en [Y] en kopers – tevens de heer [A] (hierna: [A] ) en mevrouw [B] (hierna: [B] ) aanwezig. [A] en [B] zijn broer en zus van [X] en [Y] .
2.3.
Per brief van 1 mei 2018 heeft mr. Smeets, voornoemd, de notaris geïnformeerd dat [X] haar te kennen heeft gegeven dat hij op het moment van het passeren van de akte niet in staat was dan wel dat er onvoldoende ruimte was om aan te geven dat hij niet de wens had het perceel te verkopen dan wel te leveren aan kopers. Ook wist hij niet dat hij definitief en per direct geen eigenaar meer was van het perceel. Dit zou zowel voorafgaande aan de levering als daarna ook al door [B] kenbaar zijn gemaakt aan de notaris. Vooralsnog wil [X] graag in onderling overleg het perceel terug krijgen, aldus mr. Smeets in die brief.
2.4.
Op 18 mei 2018 heeft de notaris mr. Smeets bericht dat hem voor het passeren van de akte niets bekend was van enige twijfel bij verkoper. Hij wil graag in gesprek met mr. Smeets en [X] om te horen wat [X] wil doen.
2.5.
Per brief van 22 mei 2018 heeft mr. Smeets namens [X] een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring aan kopers uitgebracht wegens dwaling dan wel misbruik van omstandigheden. Tevens heeft zij in die brief kopers verzocht de notaris opdracht te geven tot doorhaling van de akte en tot wijziging van de eigendomsgegevens in het kadaster.
2.6.
Kopers hebben mr. Smeets per brief van 4 juni 2018 bericht dat er voor hen geen enkele aanwijzing was dat [X] en [Y] het perceel niet wensten te verkopen of over te dragen. Verder willen zij de koop van het perceel niet terugdraaien.
2.7.
Per brief van 14 juni 2018 heeft mr. Smeets aan kopers voorgesteld om nog eenmaal te trachten er in onderling overleg uit te komen.
2.8.
Op 21 juni 2018 hebben kopers per brief aan mr. Smeets bericht dat zij geen aanleiding zien om in gesprek te gaan over het perceel, nu zij het perceel in eigendom willen houden.
2.9.
Bij beschikking van 19 oktober 2018 heeft de kantonrechter van de rechtbank Gelderland – op verzoek van klagers – de goederen die (zullen) toebehoren aan [X] en [Y] onder bewind gesteld en een mentorschap ten behoeve van [Y] ingesteld. De kantonrechter heeft klagers tot bewindvoerders en [B] tot mentor benoemd.
2.10.
[X] is op 17 oktober 2019 overleden. Blijkens het testament zijn klagers tot executeurs van de nalatenschap van [X] benoemd.

3.Standpunt van klager

De klacht van klagers bestaat uit de volgende onderdelen.
i. Volgens klagers is de notaris ten tijde van het passeren van de akte onvoldoende alert geweest op de wilsbekwaamheid van [X] en [Y] nu zij niet in staat waren hun wil te bepalen ten aanzien van de verkoop van het perceel. De notaris heeft [X] en [Y] niet de ruimte gegeven om duidelijk te maken dat zij niet de wens hadden om het perceel te verkopen dan wel te leveren aan kopers. [X] en [Y] realiseerden zich niet dan wel onvoldoende dat zij na de ondertekening van de akte geen eigenaar van het perceel meer zouden zijn. Op grond van het “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening” had de notaris nader onderzoek dienen te doen ten aanzien van de wilsbekwaamheid van [X] en [Y] . De notaris heeft derhalve niet aan zijn onderzoeksplicht voldaan.
ii. Daarnaast is de notaris volgens klagers tekortgeschoten omdat hij [X] en [Y] voor het passeren van de akte geen concept-akte heeft toegezonden.

4.Beoordeling

4.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht tegen de notaris. Volgens de kamer hebben klagers geen belang bij het indienen van de klacht, omdat ten tijde van de benoeming van klagers tot bewindvoerders op 19 oktober 2018 het perceel niet (meer) tot de goederen van [X] en [Y] behoorde, zodat klagers [X] en [Y] niet konden vertegenwoordigen met betrekking tot het perceel.
Ontvankelijkheid van klagers in de klacht
4.2.
Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat klagers ontvankelijk zijn in hun klacht tegen de notaris. Uit de laatste zin van artikel 1:441 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat een bewindvoerder voor de rechthebbende (voorts) alle handelingen kan verrichten die aan een goed bewind bijdragen. Deze laatste zin is per 1 januari 2014 aan artikel 1:441 lid 1 BW toegevoegd om de ruime taakopvatting van een bewindvoerder tot uitdrukking te brengen (
Kamerstukken II2011/12, 33054, nr. 3, p. 34). Daarbij past ook dat de bewindvoerder namens de rechthebbende tuchtklachten tegen een notaris kan indienen. Voldoende is daarvoor dat de rechthebbende enig redelijk belang daarbij heeft in de zin van artikel 99 lid 1 van de Wet op het notarisambt. Het is dus niet nodig dat de klacht is te herleiden tot de goederen die onder bewind zijn gesteld. In deze zaak is dat – anders dan de kamer heeft geoordeeld – overigens wel degelijk het geval geweest. Op 19 oktober 2018 maakte het perceel inderdaad geen deel uit van de goederen van [X] en [Y] , maar tot aan de onderbewindstelling trachtten [X] en [Y] wel het perceel weer in eigendom te verkrijgen. Tot hun vermogen hoorde bij de instelling van het bewind in elk geval het (gepretendeerde) recht de koopovereenkomst te vernietigen en daarmee samenhangende (gepretendeerde) rechten.
Inhoudelijke beoordeling
4.3.
Twee dagen voor de zitting heeft de gemachtigde van de notaris het hof geïnformeerd dat de notaris vanwege ziekteverschijnselen de mondelinge behandeling niet kon bijwonen. Hoewel de zaak ook inhoudelijk al is besproken tijdens de zitting, acht het hof het voor de verdere beoordeling van de zaak noodzakelijk dat in dit geval ook de notaris aanwezig is tijdens de mondelinge behandeling. De mondelinge behandeling heeft onvoldoende duidelijkheid gegeven over het handelen van de notaris. Het hof ziet dan ook aanleiding om de mondelinge behandeling voort te zetten op een nog nader te bepalen datum in aanwezigheid van de notaris.

5.Beslissing

Het hof:
- bepaalt dat de mondelinge behandeling zal worden voortgezet op een nog nader te bepalen datum in aanwezigheid van de notaris;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, J.H. Lieber en T.K. Lekkerkerker en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2020 door de rolraadsheer.