2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld.
“1. Eiseres is een douane-expediteur/douanevertegenwoordiger die onderdeel uitmaakt van de Koninklijke Burger Group B.V. (hierna: Burger), die wereldwijd logistieke diensten aanbiedt, waaronder het vervoer en opslag van goederen.
2. Eiseres heeft op 3 december 2015 als toegelaten afzender aangifte gedaan voor de regeling extern communautair douanevervoer door middel van het document T1 [***] (hierna: aangifte 1). Het kantoor van vertrek is [Z] . Het kantoor van bestemming is [plaats] , Polen. De goederen zijn in de aangifte omschreven als “ [productomschrijving 1] ” . Voor het vervoer is de CMR-vrachtbrief nr. [nummer] opgemaakt, met als afzender [afzender] te Zwitserland en geadresseerde [geadresseerde] te Moskou.
3. Eiseres heeft op 3 december 2015 als toegelaten afzender nog een aangifte gedaan voor de regeling extern communautair douanevervoer door middel van het document T1 [***] (hierna: aangifte 2). Het kantoor van vertrek is [Z] . Het kantoor van bestemming is [plaats] , Polen. De goederen zijn in de aangifte omschreven als “ [productomschrijving 2] ”. Voor het vervoer zijn twee CMR-vrachtbrieven opgemaakt, nrs. [nummer] en [nummer] , met als afzender [afzender] te Zwitserland en als geadresseerde [geadresseerde] te Moskou.
4. Omdat de aangiftes niet zijn afgemeld in het New Computerised Transit System (NCTS) nadat de vervoerstermijn is verstreken, heeft verweerder het nasporingsonderzoek als bedoeld in artikel 365 van de Uitvoeringsverordening communautair douanewetboek (UCDW) opgestart bij het kantoor van bestemming. Deze procedure heeft geen informatie opgeleverd over de regelmatige beëindiging van de regeling.
5. Op 18 januari 2016 is eiseres door verweerder via twee geautomatiseerde berichten IE140 (navraag niet-beëindigd vervoer) ervan in kennis gesteld dat de bewijzen van de regelmatige beëindiging van de regeling niet zijn ontvangen. Eiseres heeft hierop op 18 februari 2016 per e-mail kopieën verstrekt van de CMR-vrachtbrieven en van twee Russische aangiftes.
6. Bij brieven van 28 februari 2016 heeft verweerder aan eiseres bericht dat hij voornemens is om utb’s op te leggen wegens niet-zuivering van de aangiftes. Eiseres heeft hierop gereageerd bij e-mails van 2 maart 2016, waarbij eiseres een aantal stukken heeft overgelegd, namelijk T1 MRN-formulieren zoals onder punt 2 en 3 vermeld, kopieën van de CMR-vrachtbrieven en kopieën van twee Russische aangiftes. Verweerder heeft bij e-mails van 7 maart 2016 aan eiseres meegedeeld dat de overgelegde gegevens onvoldoende zijn om de regeling douanevervoer te zuiveren of te beëindigen. Met dagtekening 25 maart 2016 heeft verweerder voornoemde utb’s opgelegd. Op 7 juni 2016 legde eiseres twee exemplaren van Russische invoeraangiftes over (met nummers [nummer] en [nummer] ) voorzien van stempelafdrukken. Het Team Falsificaten van Douane Zuid heeft op de aanbiedingsbrief van eiseres aangetekend “geen dienststempels / wel met inkt geplaatst”.
7. Op 7 juli 2016 heeft eiseres een origineel exemplaar van een “Confirmation of customs clearance in Russia” overgelegd, waarin wordt verklaard dat de goederen van beide T1-documenten in Rusland zijn ingevoerd. In het stempel op deze verklaring is de naam “ [naam] ” te lezen. Verder legde eiseres de twee hiervoor onder punt 6 genoemde Russische invoeraangiftes over, ook voorzien van het stempel “ [naam] ”. Verweerder heeft deze verklaring en de aangiftes laten onderzoeken door de Russische autoriteiten. In de brief van de Russische autoriteiten van 26 oktober 2016 is vermeld dat de stempelafdruk geen douanestempel is, maar verwijst naar het Russische bedrijf [naam] . Volgens het onderzoek is de stempelafdruk noch de daarbij geplaatste handtekening op de verklaring en de invoeraangiftes van dat bedrijf afkomstig. Voorts is vermeld in deze brief dat het onderzoek of de goederen zoals vermeld op de aangiften T1 in Rusland zijn ingeklaard, nog loopt.
8. Op 21 juli 2017 heeft eiseres origineel gestempelde exemplaren van kopieën van de gestempelde CMR-vrachtbrieven overgelegd. Op 27 juli 2017 deelde verweerder aan eiseres mede dat de originele stempelafdruk niet van een douanestempel is, maar van een firmastempel.
9. Als bijlage bij haar beroepschrift heeft eiseres twee exemplaren van de twee onder 5 genoemde Russische invoeraangiftes gevoegd, elk voorzien van een stempelafdruk waarvan eiseres stelt dat het een Russisch douanestempel is. Ter zitting is de aard van de stempelafdruk niet vast komen te staan en evenmin of het twee origineel gestempelde documenten zijn of kleurenkopieën van gestempelde documenten.
10. In de brief van de Nederlandse Douane (Landelijk Kantoor) van 9 november 2018 betreffende Elektronische gegevensverwerking staat – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“Douane Nederland maakt gebruik van elektronische gegevensverwerking. Dit houdt in dat douaneaangiften, meldingen en verklaringen langs elektronische weg moeten worden ingediend en dat de douane hierop langs elektronische weg reageert. Schriftelijke gegevensuitwisseling is alleen mogelijk in noodprocedures, na toestemming van de douane.
Prints van de elektronische berichten die u van de douane ontvangt hebben dezelfde officiële status als de voorheen verstrekte schriftelijke verklaringen. De douane voorziet de prints niet van een ondertekening en/of een dienststempel, ook niet op verzoek.”