“Navorderingsaanslagen HAA 19/3588 tot en met HAA 19/3591
24. Allereerst is in geschil of verweerder de navorderingsaanslagen heeft mogen opleggen, meer specifiek of hij beschikt over een navordering rechtvaardigend nieuw feit als bedoeld in artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).
25. Artikel 16, eerste lid, van de AWR luidt:
Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld, dan wel dat een in de belastingwet voorziene vermindering, ontheffing, teruggaaf of heffingskorting ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, kan de inspecteur de te weinig geheven belasting dan wel de ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende heffingskorting navorderen. Een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is.
26. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder niet beschikt over een nieuw feit. Immers, de ex-partner van eiseres diende in zijn aangifte de alimentatiebetalingen aan te geven om deze als aftrekpost te kunnen opvoeren. Reeds bij het indienen van de aangifte IB/PVV 2014 beschikte verweerder over de juiste gegevens betreffende de alimentatie-inkomsten van eiseres. Dat verweerder deze gegevens van de ex-partner van eiseres niet koppelt aan de gegevens van eiseres dient voor rekening te komen voor verweerder. Immers, dit betreft een onzorgvuldige werkwijze met een beperkte controle, aldus eiseres.
27. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een nieuw feit. De in de aangifte IB/PVV 2017 van de ex-partner opgenomen partneralimentatie gaf aanleiding voor nader onderzoek bij eiseres. De door eiseres ingediende aangiften gaven geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid daarvan. Verweerder is niet gehouden om de aangifte van een andere belastingplichtige te betrekken in aangifte van eiseres als er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte.
28. Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een nieuw feit, dient beoordeeld te worden of sprake is van feiten die bij het opleggen van de definitieve aanslag reeds bij verweerder bekend waren of redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat verweerder er in het algemeen op mag vertrouwen dat een aangifte correct is ingevuld en dat alleen indien gerechtvaardigde twijfel bestaat aan de juistheid van de in de aangifte vermelde gegevens, verweerder een nader onderzoek dient in te stellen (vgl. Hoge Raad 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX7184). Naar het oordeel van de rechtbank gaat de onderzoeksplicht van verweerder in zijn algemeenheid niet zover dat hij ook het dossier van de ex-partner dient te raadplegen. 29. De rechtbank is van oordeel dat de aangiften van eiseres over de jaren 2014 tot en met 2017 voor verweerder geen aanleiding hoefden te zijn om een nader onderzoek in te stellen. Hierbij speelt mede een rol dat de aangiften op consequente wijze werden ingevuld en er geen bijzonderheden in voorkwamen. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen op grond waarvan verweerder, na met een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de inhoud van haar aangiften, aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven in redelijkheid behoorde te twijfelen. Zoals onder 28 is weergegeven, hoefde verweerder het dossier van de ex-partner niet te betrekken bij het vaststellen van de aanslag van eiseres. Dat de ex-partner in zijn aangiften IB/PVV aangaf dat er partneralimentatie aan eiseres toekwam was, voor wat betreft het dossier van eiseres, niet bekend. Van een onzorgvuldige werkwijze met beperkte controle, zoals door eiseres is aangevoerd, is niet gebleken.
30. Uit de toelichting van verweerder, zoals verwoord in het verweerschrift en zoals toegelicht ter zitting, volgt dat de in de aangifte IB/PVV 2017 van de ex-partner van eiseres opgegeven partneralimentatie handmatig is bekeken. Naar aanleiding daarvan is een signaal met betrekking tot partneralimentatie verstrekt ten aanzien van het inkomstenbelastingdossier van eiseres. Dit signaal is het nieuwe feit en gaf in 2018 aanleiding om de aangiften inkomstenbelasting van eiseres nader te onderzoeken. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan deze gang van zaken. De rechtbank acht aannemelijk dat verweerder eerst in 2018 naar aanleiding van het signaal bekend is geworden met het feit dat eiseres (mogelijk) geen partneralimentatie als inkomsten had aangegeven. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voor de onderhavige jaren sprake van een navordering rechtvaardigend nieuw feit. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd, dat verweerder een ambtelijk verzuim heeft begaan door de bestreden navorderingsaanslagen op te leggen.
31. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat, hoewel verweerder dit niet heeft gesteld, de feiten de conclusie `kwader trouw' in deze zaak rechtvaardigt. Immers, eiseres heeft maandelijks inkomsten ontvangen afkomstig van het ABP pensioenfonds. Door geen informatie in te winnen bij het ABP, noch haar belastingadviseur te raadplegen en in het verlengde daarvan deze inkomsten niet te (laten) verantwoorden in haar belastingaangiften heeft zij op zijn minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aanslag tot een te laag bedrag zou worden vastgesteld of anderszins te weinig belasting zou worden geheven (voorwaardelijke opzet).
Op de geding hebbende stukken (artikel 8:42 van de Awb)
32. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder niet alle op het geding hebbende stukken heeft overgelegd. Specifiek verzoekt eiseres om overlegging van de volgende gegevens:
- de data waarop de aangiften IB/PVV 2014 tot en met 2017 van de ex-partner
van eiseres zijn ingediend;
- de data waarop de aanslagen IB/PVV 2014 tot en met 2017 van de ex-partner
van eiseres zijn opgelegd;
- stukken waaruit blijkt wat de ex-partner ten aanzien van alimentatie in zijn
aangifte IB/PVV 2014 tot en met 2017 heeft aangegeven.
Ter onderbouwing van haar standpunt voert eiseres aan dat zij over deze gegevens wenst te beschikken om vast te stellen wanneer verweerder over welke gegevens beschikte. Dit in het kader om vast te stellen of er sprake is van een nieuw feit.
33. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de door eiseres verzochte gegevens en stukken geen op het geding betrekking hebbende stukken betreffen. Ondanks verweerders standpunt, heeft verweerder ter zitting het systeem van de Belastingdienst geraadpleegd en de volgende data van de aangiften en aanslagen van de ex-partner genoemd.
2014
2015
2016
2017
aangifte
22 maart 2015
27 maart 2016
6 en 8 april 2017
21 februari 2018
aanslag
12 mei 2015
29 september 2017
2 februari 2018
27 november 2018
Daarnaast heeft verweerder ter zitting aangegeven dat in de aangiften van de ex-partner de bedragen van de partneralimentatie alsmede het BSN-nummer van eiseres staan vermeld.
34. Verweerder heeft geen stukken overgelegd waaruit volgt dat de ex-partner partneralimentatie heeft opgegeven in de aangiften IB/PVV 2014 tot en met 2017 ten aanzien van eiseres. Evenmin heeft verweerder, anders dan ter zitting, data overgelegd waaruit volgt wanneer de aangiften zijn ingediend en wanneer de aanslagen betreffende de ex-partner zijn opgelegd.
35. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zijn deze gegevens niet van belang om te beoordelen of er wel of niet sprake was van een nieuw feit. Immers, dat de gegevens bij de Belastingdienst aanwezig waren in het kader van het vaststellen van de aanslagen van de ex-partner, betekent niet dat deze gegevens beschikbaar moesten zijn voor de belastingheffing ten aanzien van eiseres. Er bestond namelijk geen onderzoeksplicht voor verweerder om het dossier van de ex-partner van eiseres te raadplegen.
36. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat als het standpunt van eiseres zou worden gevolgd inhoudende dat de door haar gevraagde gegevens op het geding betrekking hebbende stukken betreffen, wat het niet zijn, eiseres niet in haar verdediging is geschaad. Immers, de data van de aangiften en aanslagen zijn niet van belang voor de beoordeling van het geschil. De hoogte van de partneralimentatie en de omstandigheid dat de ex-partner dit in zijn belastingaangiften heeft aangegeven staan niet ter discussie. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt op welke wijze zij in haar verdediging is geschaad en ook anderszins is dit niet inzichtelijk geworden. Daarnaast geldt dat verweerder ter zitting de data van de aangiften en aanslagen van de ex-partner heeft gedeeld. De opmerking van de gemachtigde ter zitting dat hij in de door verweerder ter zitting gedeelde gegevens wellicht aanleiding zou hebben gezien om voor wat betreft de navorderingsaanslag IB/PVV 2017 af te zien van een procedure, acht de rechtbank niet aannemelijk.
37. Gelet op het voorgaande heeft verweerder door het niet (eerder) overleggen van de informatie waarom eiseres heeft verzocht, niet gehandeld in strijd met artikel 3:2 van de Awb, zoals door eiseres is bepleit.
Kosten bezwaarfase navorderingsaanslagen
38. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen recht heeft op een vergoeding van de bezwaarkosten. Weliswaar is het bezwaar gegrond verklaard, maar op basis van gegevens die eiseres pas tijdens de bezwaarprocedure voor het eerst kenbaar heeft gemaakt.
41. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.”