ECLI:NL:GHAMS:2021:4082

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
20/00722 en 20/00723
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslagen parkeerbelasting en kenbaarheidsvereiste

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting die aan belanghebbende zijn opgelegd door de heffingsambtenaar van de Gemeente Amsterdam. De naheffingsaanslagen, elk ter hoogte van € 64,10, waren opgelegd omdat de auto van belanghebbende op 3 en 4 augustus 2019 geparkeerd stond zonder dat hiervoor parkeerbelasting was voldaan. De rechtbank had eerder de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.

Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslagen terecht heeft opgelegd, omdat de parkeerlocatie, aangeduid als TT. Neveritaweg 61, een fiscale parkeerplaats is waar parkeerbelasting verschuldigd is. Belanghebbende voerde aan dat het voor hem niet duidelijk was dat op deze locatie betaald parkeren gold, maar het Hof oordeelde dat het voor een parkeerder redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat er betaald moest worden, gezien de aanwezigheid van meerdere parkeerautomaten in de buurt.

Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de heffingsambtenaar de juiste procedure had gevolgd bij het opleggen van de naheffingsaanslagen. De stelling van belanghebbende dat de parkeerlocatie niet correct was aangeduid, werd verworpen, omdat de gebruikte GPS-coördinaten een praktische werkwijze zijn die in dit geval niet tot vernietiging van de naheffingsaanslagen leidde. De hoger beroepen van belanghebbende werden ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerken 20/00722 en 20/00723
16 december 2021
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
[X] ,wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts)
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken AMS 20/129 en AMS 20/132 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de Gemeente Amsterdam,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Op 7 augustus 2019 heeft de heffingsambtenaar twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting (hierna: de naheffingsaanslagen) aan belanghebbende opgelegd, beiden ten bedrage van € 64,10. De nageheven parkeerbelasting bedraagt € 1,40 en de kosten ter zake van het opleggen van de naheffingsaanslag bedragen € 62,70.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard en de naheffingsaanslagen gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroepen ingesteld. De rechtbank heeft bij uitspraak van 26 november 2020 de beroepen ongegrond verklaard.
1.4.
De tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 4 december 2020 en zijn nader aangevuld op 17 augustus 2021. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
De heffingsambtenaar heeft geconstateerd, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van de informatie die is gescand door zogenoemde scanauto’s, dat de auto van belanghebbende, met kenteken [kenteken] , op 3 augustus 2019 om 12:46 uur en op 4 augustus 2019 om 12:15 uur geparkeerd stond ter hoogte van de TT. Neveritaweg 61 in Amsterdam zonder dat hiervoor parkeerbelasting was voldaan. De heffingsambtenaar heeft daarom de in geding zijnde twee naheffingsaanslagen opgelegd.
2.2.
Belanghebbende stond geparkeerd op de locatie zoals aangegeven op de kaart, die is bijgevoegd als bijlage 10 bij het verweerschrift in eerste aanleg (hierna ook: de parkeerlocatie). De locatie is een fiscale parkeerplaats waar men bij parkeren parkeerbelasting is verschuldigd.
2.3.
In de buurt van de parkeerlocatie waren meerdere parkeerautomaten geplaatst (zie bijlage 11 bij het verweerschrift in eerste aanleg).

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4.De beslissing en overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft in haar uitspraak onder meer als volgt overwogen en beslist (in deze uitspraak is de heffingsambtenaar aangeduid als ‘verweerder’):
“3. De heffingsambtenaar heeft op de zitting toelicht dat de scanauto bij het controleren van de auto van [belanghebbende] de gps-coördinaten heeft geregistreerd, waarna een koppeling is gemaakt met het dichtstbijzijnde adres. Volgens de heffingsambtenaar is TT. Neveritaweg 61 het dichtstbijzijnde adres en dus ook de juiste aanduiding voor de parkeerlocatie.
4. De rechtbank stelt op basis van het dossier, de plattegrond, de foto’s en de door de heffingsambtenaar gegeven toelichting, vast dat [belanghebbende] geparkeerd stond ter hoogte van de TT. Neveritaweg 61. Dit adres is in de wijk Buiksloterham. Daarmee is ondubbelzinnig duidelijk waar [belanghebbende] stond geparkeerd. Op grond van dit adres zijn de naheffingsaanslagen ook opgelegd.
5. Ten aanzien van het standpunt van [belanghebbende] dat niet duidelijk was dat op de parkeerlocatie betaald parkeren gold, overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak rust op de gemeente de plicht om ter plaatse kenbaar te maken dat parkeerbelasting verschuldigd is. Van een parkeerder mag echter worden verwacht dat hij bij aanvang van het parkeren voldoende onderzoekt of parkeerbelasting verschuldigd is. Dit houdt in dat hij oplet of hij bebording ‘betaald parkeren’ of een parkeerautomaat passeert en dat hij zich nadat hij heeft geparkeerd inspant om te onderzoeken of voor het parkeren parkeerbelasting verschuldigd is [voetnoot:
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 september 2017, te raadplegen op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:GHAMS:2017:3863].
6. De rechtbank is van oordeel dat het voor [belanghebbende] voldoende duidelijk had moeten zijn dat op de hiervoor genoemde locatie sprake was van betaald parkeren. Uit de plattegrond die de heffingsambtenaar heeft overgelegd, blijkt dat in de buurt waar [belanghebbende] geparkeerd stond meerdere parkeerautomaten staan en zelfs een op de hoek van de straat waar [belanghebbende] geparkeerd stond.
7. De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslagen terecht aan [belanghebbende] opgelegd. De
beroepen zijn ongegrond. [belanghebbende] krijgt dus geen gelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.”

5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep

5.1.
Ook in hoger beroep betoogt belanghebbende dat de parkeerlocatie niet aan een straat is gelegen. Nu er enkel straten zijn opgenomen in de stratentabel en geen buurten of regio’s, hoefde er op die locatie geen parkeerbelasting betaald te worden. Echter, ook als er wel aan een straat zou zijn geparkeerd, dienen de naheffingsaanslagen te worden vernietigd omdat in dat geval de locatie zoals vermeld op de naheffingsaanslagen niet juist is. Het gaat hierbij niet om een kennelijke vergissing maar om een onnauwkeurigheid die samenhangt met het door de gemeente gehanteerde systeem dat de GPS-coördinaten koppelt aan het dichtstbijzijnde perceelnummer. Dat leidt in een aantal gevallen, zoals in deze zaak, tot een onnauwkeurige locatie aanduiding. Een dergelijke onnauwkeurigheid moet voor rekening en risico van de heffingsambtenaar komen. Belanghebbende beroept zich daarbij op de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 april 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1974. Belanghebbende voert daarenboven aan dat hij niet wist en ook niet kon weten dat hij parkeergeld moest betalen; hij heeft geen bebording (ter zake de verschuldigdheid van parkeerbelasting) of parkeerautomaat gezien.
5.2.
De heffingsambtenaar onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De GPS-coördinaten van het desbetreffende parkeervak zijn gekoppeld aan het dichtstbijzijnde adres, de TT. Neveritaweg 61 en die locatie is ook op de naheffingsaanslagen vermeld. Ook als de parkeerlocatie zou zijn gekoppeld aan een adres aan de MS. Van Riemsdijkweg, zou parkeerbelasting verschuldigd zijn geweest.
Het moet belanghebbende ook duidelijk zijn geweest dat op de parkeerlocatie parkeerbelasting was verschuldigd mede gelet op het aanzienlijk aantal parkeerautomaten dat in de buurt staat opgesteld.
5.3.
Het Hof overweegt als volgt. Niet in geschil is dat de auto van belanghebbende op voormelde datum en tijd stond geparkeerd op de locatie zoals aangegeven op de kaart die is bijgevoegd als bijlage 10 bij het verweerschrift in eerste aanleg. De heffingsambtenaar heeft ter zitting bij het Hof onweersproken aangevoerd dat dit een locatie is die als een fiscale parkeerplaats is aangemerkt waar parkeerbelasting is verschuldigd.
5.4.
Nu niet in geschil is dat de plaats waar belanghebbende stond geparkeerd een fiscale parkeerplaats is noch dat belanghebbende ter zake van het parkeren verzuimd heeft parkeerbelasting te voldoen, zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd. De vraag die bij het Hof voorligt is of de naheffingsaanslagen dienen te worden vernietigd nu daarin als parkeerlocatie “de TT. Neveritaweg 61” is vermeld terwijl de auto niet precies op die locatie maar iets verderop stond geparkeerd; meer richting de landtong. Het Hof oordeelt als volgt.
5.5.
Op de naheffingsaanslagen zijn gegevens vermeld van het belastbare feit, te weten datum en tijdstip, het kenteken van de auto en de door het geautomatiseerde GPS-systeem van de scanauto daaraan gekoppelde (dichtstbijzijnde) perceel. Verder behoort tot de gedingstukken een foto die de scanauto heeft gemaakt van het geparkeerde voertuig alsmede een kaart waarop de exacte locatie is aangekruist. Met inachtneming van de toelichting die de heffingsambtenaar heeft gegeven ter zitting bij de rechtbank en het Hof, ziet het Hof in de aanduiding van de locatie, ondanks dat die niet geheel aansluit bij de werkelijke parkeerlocatie, geen aanleiding om de opgelegde naheffingsaanslagen te vernietigen. Het Hof overweegt daartoe als volgt. Dat het geautomatiseerde GPS-systeem dat de heffingsambtenaar gebruikt voor het opleggen van naheffingsaanslagen parkeerbelasting aansluit bij het dichtstbijzijnde perceel (adres), is een praktische werkwijze die, ook als daardoor de parkeerlocatie niet geheel correct wordt aangegeven, kan worden gehanteerd. De met deze werkwijze samenhangende (kleine) onnauwkeurigheden geven in beginsel dus geen aanleiding tot vernietiging van de naheffingsaanslagen. Dit is slechts anders in het geval dat de geconstateerde onnauwkeurigheid van dien aard is dat gerede twijfel rijst omtrent de daadwerkelijke parkeerlocatie en bijgevolg het antwoord op de vraag of op die locatie parkeerbelasting is verschuldigd. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde zijn in een geval waarin is geparkeerd op de rand van een betaald parkeren zone. Maar daarvan is in de onderwerpelijke zaak geen sprake.
Ook als de parkeerlocatie zou zijn gekoppeld aan een adres aan de MS. Van Riemsdijkweg, hetgeen ook mogelijk was geweest, leidt dit niet tot een ander oordeel. Uit de bij de Verordening Parkeerbelastingen behorende stratentabel die door de heffingsambtenaar - voor zover hier van belang - is overgelegd, volgt immers dat hetzelfde parkeertarief geldt voor de locatie gelegen aan de TT. Neveritaweg 61 als voor de MS. Van Riemsdijkweg.
5.6.
Nu de heffingsambtenaar, gelet op het voren overwogene, de parkeerlocatie terecht heeft gekoppeld aan het dichtstbijzijnde adres, dient de stelling dat belanghebbende geen parkeerbelasting verschuldigd is geworden nu er enkel straten zijn opgenomen in de stratentabel en geen buurten of regio’s, te worden verworpen. Voor de toepassing van de onderhavige parkeerheffing stond belanghebbende immers geparkeerd aan de TT. Neveritaweg 61 en die weg wordt genoemd in de stratentabel.
5.7.
Het Hof volgt belanghebbende evenmin in zijn standpunt dat hij niet wist en ook niet kon weten dat hij op de parkeerlocatie parkeerbelasting verschuldigd was omdat er geen bebording aanwezig was waaruit bleek dat hij voor het parkeren moest betalen. Het Hof stelt voorop dat een parkeerder op grond van vaste jurisprudentie voorafgaand aan het parkeren onderzoek moet doen naar mogelijkheden daartoe alsmede de vraag of ter plaatse parkeerbelasting is verschuldigd. In Amsterdam geldt dat bijna overal betaald moet worden om te parkeren. Dit betaald parkeren regime wordt op straat kenbaar gemaakt door het plaatsen van parkeerautomaten en borden. Zoals volgt uit de kaart die is bijgevoegd als bijlage 11 bij het verweerschrift in eerste aanleg, bevonden zich rondom de onderhavige parkeerlocatie diverse parkeerautomaten. Belanghebbende had dan ook kunnen weten dat voor het parkeren parkeerbelasting moet worden voldaan. Daarom slaagt ook deze grond niet en zijn de naheffingsaanslagen terecht aan belanghebbende opgelegd.
Slotsom
5.8.
De slotsom is dat de hoger beroepen ongegrond zijn en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

6.Kosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten in verband met de behandeling van het hoger beroep op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

7.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. C.J. Hummel, voorzitter, M.J. Leijdekker en W.M.C. Schipper, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H.E. Breman als griffier. De beslissing is op 16 december 2021 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.