Op 16 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde naheffingsaanslag, die was afgegeven door de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De heffingsambtenaar had bij uitspraak op bezwaar van 27 november 2019 het bezwaar ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende beroep instelde. Tijdens de zitting op 18 maart 2021 werd duidelijk dat de naheffingsaanslag was gebaseerd op een onjuiste locatievermelding. De rechtbank oordeelde dat de locatie waar geparkeerd was een essentieel onderdeel van het belastbare feit is en dat deze correct op de naheffingsaanslag vermeld moet worden. De rechtbank stelde vast dat de auto van de belanghebbende niet op de aangegeven locatie, maar op een andere straat geparkeerd stond. Dit werd bevestigd door digitale parkeercontrole en foto’s van de scanauto. De rechtbank concludeerde dat de onjuiste locatievermelding niet het gevolg was van een vergissing, maar van een onnauwkeurigheid in het systeem dat de GPS-coördinaten koppelt aan het dichtstbijzijnde perceelnummer. De rechtbank vernietigde de naheffingsaanslag en verklaarde het beroep gegrond, waarbij de heffingsambtenaar werd opgedragen het betaalde griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de heffingsambtenaar om de juiste locatie te vermelden op naheffingsaanslagen.