ECLI:NL:RBZWB:2021:1974

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
19/6778
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuistheid van locatievermelding op naheffingsaanslag parkeerbelasting en de gevolgen voor de heffingsambtenaar

Op 16 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde naheffingsaanslag, die was afgegeven door de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De heffingsambtenaar had bij uitspraak op bezwaar van 27 november 2019 het bezwaar ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende beroep instelde. Tijdens de zitting op 18 maart 2021 werd duidelijk dat de naheffingsaanslag was gebaseerd op een onjuiste locatievermelding. De rechtbank oordeelde dat de locatie waar geparkeerd was een essentieel onderdeel van het belastbare feit is en dat deze correct op de naheffingsaanslag vermeld moet worden. De rechtbank stelde vast dat de auto van de belanghebbende niet op de aangegeven locatie, maar op een andere straat geparkeerd stond. Dit werd bevestigd door digitale parkeercontrole en foto’s van de scanauto. De rechtbank concludeerde dat de onjuiste locatievermelding niet het gevolg was van een vergissing, maar van een onnauwkeurigheid in het systeem dat de GPS-coördinaten koppelt aan het dichtstbijzijnde perceelnummer. De rechtbank vernietigde de naheffingsaanslag en verklaarde het beroep gegrond, waarbij de heffingsambtenaar werd opgedragen het betaalde griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de heffingsambtenaar om de juiste locatie te vermelden op naheffingsaanslagen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
locatie: Breda
zaaknummer BRE 19/6778

uitspraak van 16 april 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 november 2019 het bezwaar van belanghebbende tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2021. Daar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar] .

Overwegingen

1. In de naheffingsaanslag staat vermeld dat de auto met kenteken [kenteken] op
[datum] om [tijdstip] uur geparkeerd stond in Tilburg aan de [straat 1] op een parkeerplaats voor betaald parkeren, zonder dat parkeerbelasting was voldaan. De nageheven belasting bedraagt € 1,- verhoogd met een bedrag van € 62,- vanwege gemaakte kosten.
2. Belanghebbende stelt dat zij niet heeft geparkeerd aan de [straat 1] . Verder voert belanghebbende aan dat het ging om laden en lossen. Op de [straat 1] moest eerder bestelde friet worden opgehaald. De bijrijder zat nog in het voertuig en de radio stond nog aan.
3. De heffingsambtenaar stelt dat op basis van de digitale parkeercontrole is geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan. Uit de bij de controle gemaakte foto’s blijkt dat belanghebbende heeft geparkeerd in de [straat 2] . Omdat de locatie wordt vastgesteld aan de hand van GPS-coördinaten, kan het voorkomen dat op de naheffingsaanslag een verkeerde straatnaam wordt genoteerd. De heffingsambtenaar stelt, onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 januari 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:549, dat de naheffingsaanslag ondanks de foutieve locatieaanduiding in stand kan blijven.
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat op de heffingsambtenaar de last rust om te bewijzen dat het belastbare feit, waarvoor de naheffingsaanslag is opgelegd, zich heeft voorgedaan.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de auto van belanghebbende op voormelde datum en tijd feitelijk niet langs de [straat 1] stond geparkeerd maar langs de [straat 2] . Dat belanghebbende feitelijk aan de [straat 2] heeft geparkeerd wordt door de heffingsambtenaar niet betwist en blijkt ook uit de scanfoto’s. De vraag is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, nu als parkeerlocatie [straat 1] is vermeld in plaats van [straat 2] .
4.3.
Op grond van artikel 2, onder a, van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2019 van de gemeente Tilburg wordt onder de naam parkeerbelastingen een belasting geheven ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen
plaats, tijdstip en wijze.
Hieruit volgt dat de locatie waar is geparkeerd een essentieel onderdeel is van het belastbare feit en daarom op de naheffingsaanslag moet worden vermeld. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in het arrest van de Hoge Raad van 20 december 1978, gepubliceerd ECLI:NL:HR:1978:AX2808.
4.4
Uit het verweerschrift van de heffingsambtenaar volgt dat de onjuiste locatievermelding het gevolg is van het door verweerder gebruikte systeem. De scanauto is uitgegaan van de [straat 1] , omdat in de [straat 2] , waar belanghebbende geparkeerd stond, in de directe nabijheid geen perceelnummers aanwezig zijn waar de coördinaten aansluiting bij kunnen vinden. De scanauto zoekt vervolgens de dichtstbijzijnde perceelnummers en komt dan uit bij beide hoekpanden gelegen aan de [straat 1] / [straat 2] waarbij de ingang van de twee perceelnummers aan de [straat 1] gelegen zijn. Dit zijn de perceelnummers [perceelnummer 1] en [perceelnummer 2] .
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat het systeem de GPS-coördinaten koppelt aan het dichtstbijzijnde perceelnummer en niet aan het juiste adres, voor rekening en risico van de heffingsambtenaar dient te komen.
4.5
Dat zou anders zijn wanneer de in de naheffingsaanslag vermelde locatie op een duidelijke, ook voor belanghebbende kenbare, vergissing berust. Naar het oordeel van de rechtbank is hier echter geen sprake van een vergissing. De onjuiste locatievermelding is een gevolg van het aan GPS-coördinaten gekoppelde systeem van de scanauto. Het betreft hier dus geen vergissing, maar een onnauwkeurigheid. [1]
Daarnaast is ook niet gebleken dat het belanghebbende meteen duidelijk was of had moeten zijn dat het hier om een kennelijke vergissing of onnauwkeurigheid ging. Belanghebbende heeft ter zitting gesteld dat zij de naheffingsaanslag onduidelijk vond, omdat de [straat 1] een lange straat is, waar je op dat moment bijna overal gratis kon parkeren. [2] Zij kon zich niet herinneren dat zij in de weken voor de naheffingsaanslag had geparkeerd langs de [straat 1] op een parkeerplaats voor betaald parkeren.
4.6
De verwijzing door verweerder naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 januari 2018 kan verweerder niet baten. In die zaak deed zich blijkbaar de situatie voor dat er geen twijfel was over de feitelijke parkeerlocatie. Dat is in deze situatie anders.
4.7
De onjuiste locatievermelding dient dan ook te leiden tot vernietiging van de naheffingsaanslag.
5. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak en vernietigt de naheffingsaanslag. De heffingsambtenaar dient het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 47,- aan haar te vergoeden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar alsmede de naheffingsaanslag;
  • draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 47,- aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is op 16 april 2021 gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M. Zandbergen, griffier, en wordt op een later moment in het openbaar uitgesproken.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te tekenen.
rechter
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van 30 mei 2018 van de rechtbank Rotterdam, ECLI:NL:RBROT:2018:4130.
2.Dat is juist: zie het Aanwijzingsbesluit betaald parkeren gemeente Tiburg 2019-2, Gemeenteblad 2019, 234009, geldend per 1 oktober 2019, en de daarbij behorende Bijlage 2, Stratenlijst Rayon [rayon] : [straat 1] alleen oostzijde, gedeelte [straat 3] – [straat 2] .