In deze zaak gaat het om de verdeling en rekening en verantwoording na de beëindiging van een gemeenschap tussen de partijen, waarbij onroerend goed betrokken is. De appellanten, [X] Beheer B.V. en [appellant sub 2], zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank de appartementen toebedeeld heeft aan [X] en een bedrag van € 486.250,- aan Bomacil Vastgoed B.V. heeft opgelegd als vergoeding voor overbedeling. De rechtbank heeft ook bepaald dat de overdracht van de appartementen binnen een maand na 23 april 2020 moet plaatsvinden en dat [X] rekening en verantwoording moet afleggen voor het beheer van de gemeenschap.
In hoger beroep hebben beide partijen hun grieven ingediend, waarbij de appellanten de waardering van de appartementen door de rechtbank betwisten. Het hof heeft vastgesteld dat geen van de partijen het instellen van het hoger beroep heeft laten inschrijven in het rechtsmiddelenregister, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid van de grieven die betrekking hebben op de waardebepaling van de te leveren onroerende zaken. Het hof concludeert dat de inschrijving van het hoger beroep ook geldt voor vorderingen die niet direct betrekking hebben op de levering zelf, maar wel op de waardebepaling die aan de levering is verbonden.
Het hof heeft de grieven van de appellanten en de incidentele grieven van Bomacil verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, met aanpassing van de termijn voor de overdracht van de appartementen. De kosten van het geding in zowel het principaal als het incidenteel hoger beroep zijn toegewezen aan de respectieve partijen, met veroordeling tot betaling van de kosten en wettelijke rente indien niet tijdig aan de veroordelingen wordt voldaan.