ECLI:NL:GHAMS:2021:3520
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, waarin de Rechtbank het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard en het verzoek om toekenning van immateriële schadevergoeding heeft afgewezen. De Inspecteur had een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd over het jaar 2005, welke bij uitspraak op bezwaar door de Inspecteur was verminderd tot nihil. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de Rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar niet was overschreden. Het Hof bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft de periodes waarin belanghebbende geen spanning en frustratie heeft ervaren, buiten beschouwing gelaten. Het Hof concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.