Uitspraak
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Tussen partijen vaststaande feiten
3.Geschil voor het Hof
4.Overwegingen van de rechtbank
€ 1.032,86 (€ 65,36 + 2 x € 128,25 + (2,6 % van € 23.500,00)).
€ 683,00 of een hoger tarief al naar gelang de aard en de omvang van de activiteit.
€ 31,20). Eiseres stelt dat geen sprake was van een bouwactiviteit wonen omdat de al bestaande aanbouw wel werd verbouwd, maar daarmee niet werd vergroot en de desbetreffende ruimte vooral zakelijk wordt gebruikt. Volgens eiseres dient deze post op de aanslag daarom te worden vastgesteld op 2,6 procent van de totale bouwkosten van € 23.500, dus op € 657,80. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres ter zitting stukken uit de archieven van de gemeente overgelegd. Daaruit blijkt dat in 1931 vergunning is verleend voor de bouw van een werkplaats met bovenwoning en de bouw daarvan in 1932 is voltooid en dat in 1924 vergunning is verleend voor de herbouw van een afgebrande schuur. Uit de bijgevoegde bouwtekeningen blijkt dat de werkplaats met bovenwoning bestaat uit drie bouwlagen en een uitbouw op de begane grond. Eiseres stelt dat uit deze stukken blijkt dat het hoofdgebouw en de schuur legaal aanwezig waren en daarom geen sprake kan zijn van nieuwbouw, maar van verbouw van bestaande bebouwing.
5.Beoordeling van het geschil
ofhet uitbreiden van een gebouw’ in voormeld paragraaf 21.8.a) dat de nieuwbouw heeft geresulteerd in een uitbreiding ten opzichte van de vóór de nieuwbouw aanwezige bebouwing.