onderscheiden en zelfstandig moet worden beschouwd. De handeling die economisch gezien
uit één prestatie bestaat mag echter niet kunstmatig uit elkaar worden gehaald omdat anders
de goede werking van het btw-stelsel zou worden aangetast. Er is sprake van één enkele
prestatie wanneer twee of meer elementen of handelingen die de belastingplichtige verricht
voor de klant, zo nauw met elkaar verbonden zijn dat zij objectief gezien één enkele
ondeelbare economische prestatie vormen, waarvan splitsing kunstmatig zou zijn. In
bepaalde omstandigheden moeten verschillende formeel gescheiden prestaties die
afzonderlijk kunnen worden verricht en zodoende ieder als zodanig tot belastingheffing
kunnen leiden, worden beschouwd als één enkele handeling wanneer zij niet zelfstandig
zijn. Dit laatste is met name het geval wanneer een of meer elementen moeten worden
geacht de hoofddienst te vormen, terwijl andere elementen moeten worden beschouwd als
een of meer bijkomende diensten die het fiscale lot van de hoofddienst delen. Een prestatie
moet in het bijzonder als bijkomend bij een hoofdprestatie worden beschouwd wanneer zij
voor de klanten geen doel op zich is, maar een middel om de hoofdprestatie van de
dienstverrichter zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Om te bepalen of sprake is van
meerdere van elkaar te onderscheiden hoofddiensten of van één enkele dienst, moet worden
vastgesteld wat de kenmerkende elementen van de desbetreffende handeling zijn en moet
rekening worden gehouden met alle omstandigheden waaronder de dienstverrichting
plaatsvindt. Het antwoord op de vraag of sprake is van een of verschillende prestaties moet
worden bepaald aan de hand van het perspectief van de modale consument (Vgl. HvJ, 2 december 2010, C-276/09, ECLI:EU:2010:730, “Everything Everywhere” en HvJ
18 januari 2018, C-463/16, ECLI:EU:20 18:22, “Stadion Amsterdam CV”).