4.1.2.De rechtbank heeft ter zake als volgt overwogen en beslist:
“2. In geschil is allereerst of de belangen van eiseres zijn geschonden, doordat zij in de bezwaarfase niet is gehoord.
3. Ingevolge artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) stelt het bestuursorgaan voordat het op het bezwaar beslist belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
Ingevolge artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen wordt de belanghebbende in afwijking van artikel 7:2 van de Awb gehoord op zijn verzoek.
Ingevolge artikel 7:3 aanhef en onder b van de Awb kan, onder meer, van het horen van belanghebbenden worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is.
4. In het bezwaarschrift verzoekt eiseres om te worden gehoord. Vaststaat dat eiseres in de bezwaarfase niet is gehoord. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaar kennelijk ongegrond is en dat daarom niet behoefde te worden gehoord.
5. verweerder had eiseres reeds uitgenodigd voor een hoorzitting. Tot op het moment van het doen van uitspraak op bezwaar was nog contact daarover. Bovendien wijzen de stukken er op dat onduidelijkheid bestond over de feiten en de waardering daarvan, in het bijzonder de in aanmerking te nemen sloopkosten en waardering van de grond. Daarom was niet op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk dat het bezwaar ongegrond was. Daarom, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken van een bezwaar dat kennelijk ongegrond is.
6. Wanneer in de bezwaarprocedure niet overeenkomstig de gestelde regels is gehoord, kan de rechtbank aan dat verzuim voorbijgaan, mits zij van oordeel is dat eiseres door de gang van zaken niet is benadeeld. Gelet op hetgeen de Hoge Raad in het arrest van 23 december 2016, ECLINL:HR:2016:2829 heeft overwogen kan niet worden geoordeeld dat van benadeling geen sprake is. Er bestaat ook thans immers geen overeenstemming over de van belang zijnde feiten en de waardering daarvan.
7. Nu verweerder de hoorplicht heeft geschonden en eiseres daardoor is benadeeld, is het beroep gegrond en dient de uitspraak op bezwaar vernietigd te worden. Aangezien eiseres in beroep echter voldoende de gelegenheid heeft gekregen haar standpunt toe te lichten en de rechtbank verzocht heeft de zaak zelf af te doen zal de rechtbank beoordelen of de rechtsgevolgen van de te vernietigen uitspraak op bezwaar met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Awb in stand kunnen blijven, dan wel of er aanleiding bestaat om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door de waarde van de onroerende zaak zelf vast te stellen.”
Het Hof is van oordeel dat de rechtbank met betrekking tot de gestelde schending van de hoorplicht, op goede gronden tot een juist oordeel is gekomen.