4.10.De rechtbank heeft over de aftrek van specifieke zorgkosten het volgende overwogen:
11. De op de belastingplichtige drukkende uitgaven voor specifieke zorgkosten worden aangemerkt als persoonsgebonden aftrek (artikel 6.1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, in combinatie met het tweede lid, aanhef en onderdeel d, van de Wet IB 2001). Uitgaven voor specifieke zorgkosten worden in aanmerking genomen indien de uitgaven zijn gedaan voor de belastingplichtige en of zijn partner (artikel 6.16 van de Wet IB 2001). Onder uitgaven voor specifieke zorgkosten vallen volgens artikel 6.17, eerste lid, van de Wet IB 2001 uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor:
a. genees- en heelkundige hulp, met uitzondering van ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen;
b. vervoer;
c. farmaceutische hulpmiddelen verstrekt op voorschrift van een arts;
d. andere hulpmiddelen, voor zover deze hulpmiddelen van een zodanige aard zijn dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt;
f. de extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet tot een bedrag bepaald bij ministeriële regeling;
g. extra kleding en beddengoed alsmede daarmee samenhangende extra uitgaven, volgens bij ministeriële regeling te stellen regels.
12. De volgende aftrekposten zijn in geschil:
- kosten voor medicijnen;
- kosten voor hulpmiddelen;
- extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet;
- kosten van extra kleding en beddengoed:
- kosten voor genees- en heelkundige hulp;
- kosten voor fysiotherapie;
- kosten voor accupunctuur;
- kosten voor pedicure.
Op eiser rust de last om aannemelijk te maken dat hij aan de voorwaarden voor het in aanmerking nemen van deze aftrekposten heeft voldaan. De rechtbank zal hierna de verschillende aftrekposten afzonderlijk behandelen.
Aftrek van kosten voor medicijnen (6.17, eerste lid, sub c)
13. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij recht heeft op een aftrek in verband met € 615 aan medicijnkosten.
14. Verweerder stelt dat de middelen Antagel en Niquitin niet op voorschrift van een arts zijn aangeschaft. De nota van Champix is gedeeltelijk door de zorgverzekeraar vergoed. Het niet vergoede deel heeft verweerder voor € 6 in aanmerking genomen. Van de overige nota’s Champix is niet duidelijk welk deel door de verzekeraar is vergoed zodat niet berekend kan worden welk deel op eiser heeft gedrukt. Daarnaast zijn er nota’s dubbel overgelegd, komt een bonnetje van Kruidvat niet voor aftrek in aanmerking en is er een pinbewijs overgelegd.
15. De rechtbank overweegt dat eiser een omvangrijk pakket aan bijlagen van ruim tweehonderd pagina’s heeft overgelegd en dat hij zich op het standpunt stelt dat hij de door hem in aftrek gebrachte kosten van medicijnen daarmee aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerder, eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt dat er meer op hem drukkende kosten (dus die niet door de zorgverzekeraar werden vergoed) zijn gemaakt voor medicijnen (op voorschrift van een arts) dan waarvoor reeds aftrek is verleend. Eiser heeft niet aan zijn bewijslast voldaan zodat verweerder de aftrek van kosten voor medicijnen terecht heeft gecorrigeerd.
Aftrek van kosten voor hulpmiddelen (6.17, eerste lid, sub d)
16. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij recht heeft op aftrek van € 741 ter zake van kosten voor hulpmiddelen. Deze kosten zien op tandartskosten, de bril van [Y] , reiskosten en de kosten van de verzekering van een Hudsonbike, aldus eiser.
17. Verweerder stelt dat de door eiser overgelegde nota’s zien op griffierecht, reiskosten naar de rechtbank, een bril, tandartsbezoek en een Valys pas. Deze kosten zien volgens verweerder niet op aftrek voor hulpmiddelen.
18. De rechtbank overweegt dat eiser zijn standpunt over de kosten van de verzekering van een Hudsonbike en de bril niet heeft onderbouwd. Gelet op het voorgaande en de omstandigheid dat de rechtbank eerder heeft geoordeeld (ECLI:NL:RBNHO:2018:6554) dat de kosten daarvan niet voor aftrek in aanmerking komen en het gerechtshof, (ECLI:NL:GHAMS:2019:978) dit oordeel heeft bevestigd, ziet de rechtbank geen aanleiding thans anders te oordelen. De kosten in verband met het voeren van procedures bij de rechtbank, de kosten van vervoer en de tandarts komen niet als kosten voor hulpmiddelen in aanmerking. Deze kosten worden hierna behandeld. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de aftrek van kosten voor hulpmiddelen terecht heeft gecorrigeerd. Aftrek van kosten voor vervoer (6.17, eerste lid, sub b)
19. Eiser stelt in zijn reactie op het verweerschrift dat hij recht heeft op aftrek van kosten van vervoer ter hoogte van € 6,80. Deze kosten zien op de aanschaf van een Valys pas.
20. Verweerder heeft ter zitting betwist dat deze kosten voor aftrek in aanmerking komen.
21. De rechtbank overweegt dat tot de vervoerskosten behoren uitgaven voor bezoek aan medische hulpverleners of het ondergaan van een medische behandeling en overige op belastingplichtige drukkende kosten voor zover zij meer bedragen dan de vervoerskosten van andere belastingplichtigen die niet ziek of invalide zijn maar overigens in dezelfde financiële en maatschappelijke positie verkeren als belastingplichtige (vgl. Hoge Raad 15 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3847). 22. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, enkel door het overleggen van factuurspecificaties van de aanschaf van een Valys-pas ter hoogte van € 6,80, niet aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de aftrek van kosten voor vervoer.
Aftrek van extra kosten van een dieet op medisch voorschrift (6.17, eerste lid, sub f)
23. Op grond van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel f, van de Wet IB 2001, juncto artikel 37, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Uitvoeringsregeling), voor zover hier van belang, worden de extra kosten van een op voorschrift van een arts of diëtist gehouden dieet bepaald aan de hand van de in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling opgenomen tabel. Verweerder heeft een kostenaftrek van één dieet, € 900, toegestaan.
24. Eiser stelt dat zijn echtgenote twee diëten volgde, voor COPD en ondervoeding, en zodoende recht heeft op twee keer de kostenaftrek, zijnde (€ 900 + € 700 =) € 1.600. Eiser stelt dat hij zelf recht heeft op twee keer kostenaftrek, in verband met COPD en maag-, darm- en leverziekte, zijnde (€ 900 + € 900 =) € 1.800. Tezamen stelt eiser recht te hebben op een aftrek van € 3.400.
25. De rechtbank overweegt dat senior diëtist [naam] per e-mail van 15 november 2018 heeft verklaard dat zij aan [Y] één dieet (dieetnummer 8) heeft voorgeschreven en niet twee zoals staat vermeld op de door eiser overgelegde dieetbevestiging. Ten aanzien van zichzelf heeft eiser geen dieetbevestiging van een arts dan wel diëtist overgelegd. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk geworden dat aan [Y] één dieet is voorgeschreven. Niet aannemelijk is geworden dat in 2017 aan eiser ook een dieet is voorgeschreven. Verweerder heeft de aftrek van dieetkosten terecht gecorrigeerd.
Aftrek van kosten voor extra kleding en beddengoed (6.17, eerste lid, sub g)
26. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij recht heeft op aftrek van € 300 ter zake van kosten voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed. Verweerder heeft dit standpunt bestreden.
27. Op grond van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel g, van de Wet IB 2001 juncto artikel 38, eerste lid, onderdelen a en b, van de Uitvoeringsregeling, voor zover hier van belang, worden uitgaven voor extra kleding en beddengoed in aanmerking genomen voor een bedrag van € 300 indien de genoemde uitgaven voortvloeien uit ziekte of invaliditeit van een persoon die tot het huishouden van de belastingplichtige behoort en de ziekte of invaliditeit ten minste een jaar heeft geduurd of vermoedelijk zal duren. Op eiser rust, bij betwisting door verweerder, de bewijslast dit aannemelijk te maken.
28. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser – kort samengevat – aangevoerd dat hij en zijn vrouw chronisch ziek zijn. Ter zitting heeft eiser nader toegelicht dat hij en zijn vrouw op de begane grond een extra eenpersoonsbed hebben geplaatst in verband met ziekte. Voor dit bed hebben zij extra beddengoed aangeschaft.
29. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij extra kosten voor kleding en beddengoed heeft moeten maken. Eiser heeft zijn standpunt niet kunnen onderbouwen met betaalbewijzen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er extra kosten voor kleding en beddengoed op hem dan wel zijn echtgenote drukten in 2017. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aftrek van kosten voor extra kleding en beddengoed terecht gecorrigeerd.
Aftrek van kosten voor genees- en heelkundige hulp (6.17, eerste lid, sub a)
30. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij recht heeft op aftrek van € 2.436 ter zake van kosten voor genees- en heelkundige hulp. De aftrek ziet op € 747,50 betreffende acupunctuur, € 275 betreffende een pedicure en € 1.413,50 betreft kosten van fysiotherapie. Verweerder heeft dit standpunt bestreden. Daarnaast stelt eiser dat hij recht heeft op een aftrek van € 189,03 aan tandartskosten. Verweerder heeft € 24 als aftrek geaccepteerd. Wat betreft de factuur van € 165,35 stelt verweerder dat dit geheel onder het eigen risico valt.
31. Op grond van artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001, komen uitgaven voor genees- en heelkundige hulp, met uitzondering van ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen, voor aftrek in aanmerking. Uitgaven die ten laste komen van een verplicht of overeengekomen (vrijwillig) eigen risico komen niet voor aftrek in aanmerking (artikel 6.18, eerste lid, aanhef en onderdeel f, Wet IB 2001). Op grond van het negende lid van voormeld artikel wordt onder genees- en heelkundige hulp verstaan;
- een behandeling door een arts (a);
- dan wel een behandeling op voorschrift en onder begeleiding van een arts door een paramedicus (b);
- of een behandeling door een bij ministeriele regeling aan te wijzen paramedicus, mits voor de behandeling een verklaring door de paramedicus is afgegeven die voldoet aan de ministeriele regeling te stellen voorwaarden (c).
32. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een verklaring van huisarts [naam] overgelegd van 17 november 2017. De huisarts verklaart dat [Y] , “die veel klachten ondervindt van haar COPD GOLD III, heel veel baat heeft bij acupunctuur” (…) “Indicatie tot voortzetting van haar therapie”. Ten aanzien van de kosten van de pedicure heeft eiser erop gewezen dat de behandelingen zijn verricht door een medisch pedicure.
33. De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat de acupuncturist en de pedicure geen artsen zijn noch bij ministeriele regeling zijn aangewezen als paramedicus. De acupunctuur,- noch pedicurebehandelingen hebben plaatsgevonden op voorschrift van een arts noch onder begeleiding van een arts. De door eiser overgelegde verklaring van de arts geldt bovendien niet als een door een arts gegeven voorschrift tot het volgen van een behandeling. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aftrek van kosten voor acupunctuur en pedicure terecht gecorrigeerd.
34. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een overzicht overgelegd van 47 uitgevoerde behandelingen in een verpleeghuis ten aanzien van [Y] . Daarnaast heeft eiser verwezen naar de website van de zorgverzekeraar. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt of en zo ja, welke kosten op hem hebben gedrukt.
35. De rechtbank overweegt dat uit het overzicht volgt dat er 47 behandelingen met een totaal van € 1.304,25 zijn uitgevoerd. Tussen partijen is niet in geschil dat deze behandelingen zien op fysiotherapie. Tussen partijen is niet in geschil dat in ieder geval een deel van de behandelingen betreffende fysiotherapie is vergoed door de zorgverzekeraar. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet onderbouwd dat hij (een deel van) de kosten van de fysiotherapie heeft betaald. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee niet aannemelijk dat er kosten ter zake op hem hebben gedrukt. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aftrek van kosten voor fysiotherapie terecht gecorrigeerd.
36. Naar aanleiding van het standpunt van verweerder dat € 165,35 valt onder het eigen risico heeft eiser zich ter zitting op het standpunt gesteld dat hij niet langer de kosten van € 165,35 in aftrek wenst te brengen, maar de kosten van twee gebitsprotheses. Voor de omvang en de onderbouwing van de kosten heeft eiser verwezen naar het dossier.
37. De rechtbank overweegt dat nu niet (langer) ter discussie staat dat de (gedeeltelijke) factuur van € 165,35 onder het verplichte eigen risico valt, deze kosten niet voor aftrek in aanmerking komen. Voor wat betreft de overige tandartskosten is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk noch inzichtelijk heeft gemaakt welke kosten er op hem hebben gedrukt. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aftrek van tandartskosten terecht gecorrigeerd.”