4.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil het volgende overwogen:
“
Beoordeling van het geschil
26. Met betrekking tot het jaar 2015 zijn de volgende aftrekposten in geschil: kosten voor hulpmiddelen, extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet, kosten van extra kleding en beddengoed, kosten voor genees- en heelkundige hulp en kosten voor reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen. Met betrekking tot het jaar 2016 zijn de volgende aftrekposten in geschil: kosten voor hulpmiddelen en kosten van extra kleding en beddengoed. De rechtbank zal hierna de verschillende aftrekposten afzonderlijk behandelen.
Aftrek van kosten voor hulpmiddelen (2015 en 2016)
27. Eiser heeft zich voor het jaar 2015 op het standpunt gesteld dat hij recht heeft op aftrek van € 1.636 ter zake van kosten voor hulpmiddelen. Voor het jaar 2016 heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat hij recht heeft op aftrek van € 191 ter zake van kosten voor hulpmiddelen. Verweerder heeft deze standpunten bestreden.
28. Op grond van artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001), komen uitgaven voor andere hulpmiddelen, voor zover deze hulpmiddelen van een zodanige aard zijn dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen wordt gebruikt, voor aftrek in aanmerking. Op eiser rust, bij betwisting door verweerder, de bewijslast dit aannemelijk te maken.
29. Eiser heeft voor het jaar 2015 de kosten van een door hem aangeschaft bed in aftrek gebracht. Eiser heeft aangevoerd dat hij en zijn echtgenote dit bed in de woonkamer gebruiken wanneer zij na een operatie thuis moeten revalideren. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel zij de noodzaak van het bed aanneemt, de aanschafkosten niet voor aftrek in aanmerking komen. Eiser heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat het bed een bijzondere hoedanigheid heeft en als zodanig hoofdzakelijk door zieke of invalide personen wordt gebruikt, zodat het bed niet als hulpmiddel kan worden aangemerkt en de aanschafkosten niet voor aftrek in aanmerking komen. Voor het jaar 2015 heeft eiser voorts de kosten van de verzekering van zijn snorscooter in aftrek gebracht. Ook met betrekking tot deze aftrekpost is de rechtbank van oordeel dat eiser, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, niet aannemelijk heeft gemaakt dat een snorscooter hoofdzakelijk door zieke of invalide personen wordt gebruikt, zodat de snorscooter niet als hulpmiddel kan worden aangemerkt en de verzekeringskosten niet voor aftrek in aanmerking komen.
30. Eiser heeft voor het jaar 2016 de kosten van een door de buurt aangeschaft AED apparaat, waaraan eiser voor een bedrag van € 35 heeft bijgedragen, in aftrek gebracht. De rechtbank is van oordeel dat een AED apparaat niet als hulpmiddel kan worden aangemerkt. Een AED is een apparaat dat het hartritme weer kan herstellen bij een hartstilstand. Dit gebeurt door het geven van een elektrische schok. Weliswaar wordt het apparaat gebruikt in geval van ziekte, namelijk bij een hartstilstand, maar niet aannemelijk is dat de uitgave verband houdt met ziekte van eiser of zijn echtgenote.
31. Eiser heeft voor het jaar 2016 eveneens de kosten van aangeschafte contactlenzen en een bril in aftrek gebracht. Op grond van artikel 6.17, tweede lid, aanhef en ten eerste, van de Wet IB 2001, worden contactlenzen en brillen niet als hulpmiddel in de zin van artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de Wet IB aangemerkt. Eiser heeft met betrekking tot de bril een beroep gedaan op de uitspraak van de rechtbank van 28 februari 2018 (nrs. 17/2989 tot en met 17/2991, ECLI:NL:RBNHO:2018:2329). De rechtbank is van oordeel dat het beroep hierop faalt. In dat specifieke geval had de bril niet de functie van ondersteuning van het gezichtsvermogen zoals is opgenomen in artikel 6.17, tweede lid, van de Wet IB 2001. In het onderhavige geval heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de contactlenzen en de bril een andere functie hebben dan ter ondersteuning van het gezichtsvermogen. Dat de bril op medisch voorschrift van een arts is verstrekt brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de aftrek van kosten voor hulpmiddelen terecht heeft gecorrigeerd. Aftrek van extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet (2015)
32. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij recht heeft op aftrek van, in totaal, € 1.700 voor extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet. Verweerder heeft bij de uitspraak op bezwaar een bedrag van € 850 in aftrek toegelaten en stelt zich op het standpunt dat eiser geen recht heeft op een hogere aftrek.
33. Op grond van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel f, van de Wet IB 2001, juncto artikel 37, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Uitvoeringsregeling), voor zover hier van belang, worden de extra kosten van een op voorschrift van een arts of diëtist gehouden dieet bepaald aan de hand van de in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling opgenomen tabel. Verweerder heeft een kostenaftrek van één dieet, € 850, toegestaan. Eiser stelt dat zijn echtgenote twee diëten volgde, voor COPD en ondervoeding, en zodoende recht heeft op twee keer de kostenaftrek, zijnde (2 x € 850 =) € 1.700.
34. De rechtbank volgt eiser daarin niet en overweegt daartoe het volgende. Artikel 37, derde lid en onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling bepaalt dat voor de toepassing van het eerste lid geldt dat voor eenzelfde dieettypering die meerdere keren in aanmerking zou komen, éénmaal het bedrag in aftrek kan worden gebracht behorende bij die dieettypering. Een dieettypering is blijkens de onder het eerste lid van artikel 37 van de Uitvoeringsregeling opgenomen tabel het dieet bij het ziektebeeld en de aandoening. Uit de tabel volgt dat het dieet (de dieettypering) ‘energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt’ van toepassing is bij de aandoeningen COPD en bij ondervoeding. Gelet hierop heeft eiser recht op éénmaal het bedrag dat in aftrek kan worden gebracht behorende bij die dieettypering, zijnde een bedrag van € 850. Verweerder heeft de aftrek van extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet terecht gecorrigeerd.
Aftrek van kosten voor extra kleding en beddengoed (2015 en 2016)
35. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij voor het jaar 2015 recht heeft op aftrek van € 310 en voor het jaar 2016 recht heeft op aftrek van € 300, ter zake van kosten voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed. Verweerder heeft deze standpunten bestreden.
36. Op grond van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel g, van de Wet IB 2001 juncto artikel 38, eerste lid, onderdelen a en b, van de Uitvoeringsregeling, voor zover hier van belang, worden uitgaven voor extra kleding en beddengoed in aanmerking genomen voor een bedrag van € 310 indien de genoemde uitgaven voortvloeien uit ziekte of invaliditeit van een persoon die tot het huishouden van de belastingplichtige behoort en de ziekte of invaliditeit ten minste een jaar heeft geduurd of vermoedelijk zal duren. Op eiser rust, bij betwisting door verweerder, de bewijslast dit aannemelijk te maken.
37. Eiser heeft aangevoerd dat hij bijna een jaar op bed heeft gelegen als gevolg van de vele operaties die hij heeft moeten ondergaan vanwege zijn reumatische artrose. Daardoor heeft hij extra kosten moeten maken voor onder meer hoeslakens en dekbedovertrekken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met deze stellingen niet aannemelijk gemaakt dat hij extra kosten voor kleding en beddengoed heeft moeten maken. De enkele omstandigheid dat eiser gedurende lange tijd op bed heeft gelegen acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser niet met stukken heeft kunnen onderbouwen dat hij in dat opzicht extra uitgaven heeft moeten doen. Zoals eiser zelf ter zitting heeft toegelicht is alleen een enkele betaling terug te vinden op de door hem overgelegde bankafschriften, maar beschikt hij niet over de bonnen van de gedane uitgaven. Gelet op dit een en ander heeft verweerder de aftrek van kosten voor extra kleding en beddengoed terecht gecorrigeerd.
Aftrek van kosten voor genees- en heelkundige hulp (2015)
38. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij recht heeft op aftrek van € 832 ter zake van kosten voor genees- en heelkundige hulp. Verweerder heeft dit standpunt bestreden.
39. Op grond van artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001, komen uitgaven voor genees- en heelkundige hulp, met uitzondering van ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen, voor aftrek in aanmerking. Uitgaven die ten laste komen van een verplicht of overeengekomen (vrijwillig) eigen risico komen niet voor aftrek in aanmerking (artikel 6.18, eerste lid, aanhef en onderdeel f, Wet IB 2001). Op eiser rust, gelet op de betwisting door verweerder, de bewijslast dit aannemelijk te maken.
40. Eiser heeft aangevoerd dat hij heeft betaald voor behandelingen bij een fysiotherapeut. Ter onderbouwing hiervan heeft hij een overzicht van de behandelingen overgelegd alsmede de polisvoorwaarden van zijn aanvullende zorgverzekering. Uit de polisvoorwaarden volgt dat de zorgverzekering 20 behandelingen vergoed en dat eiser zelf 20 behandelingen dient te vergoeden uit hoofde van het eigen risico. Dat betekent dat de eerste 40 behandelingen niet voor aftrek in aanmerking komen op grond van het hiervoor vermelde wetsartikel. Dat eiser of zijn echtgenote meer dan 40 behandelingen heeft gehad is niet aannemelijk geworden. Op de door eiser overgelegde overzichten van de behandelingen staan minder dan 40 behandelingen vermeld. Verweerder heeft de aftrek van kosten voor genees- en heelkundige hulp terecht gecorrigeerd.
Aftrek van kosten voor reizen in verband met het regelmatig bezoeken van zieke personen (2015)
41. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij recht heeft op aftrek van € 285 ter zake van kosten voor reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen. Verweerder heeft dit standpunt bestreden.
42. Op grond van artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de Wet IB 2001, komen uitgaven voor reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen met wie de bezoeker bij aanvang van de ziekte of invaliditeit een gezamenlijke huishouding voerde, indien de afstand tussen de woning of verblijfplaats van de bezoeker en de plaats waar de verpleging plaatsvindt, gemeten langs de meest gebruikelijke weg meer beloopt dan 10 kilometer, voor aftrek in aanmerking. Op eiser rust, bij betwisting door verweerder, de bewijslast dit aannemelijk te maken.
43. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij en zijn echtgenote samen naar afspraken in het ziekenhuis gingen en dat met de overgelegde afsprakenkaarten aannemelijk is gemaakt dat de kosten door zijn echtgenote, als bezoeker, zijn gemaakt. Verweerder heeft hier tegenin gebracht dat aan eiser zelf reeds aftrek van kosten is toegekend op basis van de afsprakenkaarten en dat daarin alle vervoerskosten ten aanzien van zowel eiser zelf als van zijn echtgenote zijn verdisconteerd.
44. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerder, eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt dat meer kosten zijn gemaakt dan waarvoor reeds aftrek is verleend. Eiser heeft niet aan zijn bewijslast voldaan zodat verweerder de aftrek van kosten voor reizen in verband met het regelmatig bezoeken van zieke personen terecht heeft gecorrigeerd.
45. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
46. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”