2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’, de aanslag met nummer [2] als ‘aanslag I’, en de aanslag met nummer [1] als ‘aanslag II’):
1. Eiseres heeft op 27 juli 2011 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van 20 appartementen en 5 grondgebonden woningen aan [B-straat 1 t/m 15] te [Z] . Eiseres heeft hierbij een bedrag van € 2.100.000 aan bouwkosten opgegeven.
2. Verweerder heeft aan eiseres aanslag I opgelegd voor het in behandeling nemen van de hiervoor onder 1 genoemde aanvraag.
3. Eiseres heeft op 16 maart 2012 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het plaatsen van 14 dakopbouwen aan de [A-straat 1 t/m 15] te [Z] . Eiseres heeft hierbij een bedrag van € 1.494.783 aan bouwkosten opgegeven.
4. Verweerder heeft aan eiseres aanslag II opgelegd voor het in behandeling nemen van de hiervoor onder 3 genoemde aanvraag. Aanslag II is verzonden aan eiseres op 9 januari 2013.
5. Op grond van artikel 2 van de Verordening op de heffing en invordering van Leges 2011 voor de gemeente [Z] (hierna: de verordening 2011) worden onder de naam “leges” rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in de verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Op grond van artikel 3 van de verordening 2011 is belastingplichtig de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.
Op grond van artikel 4 van de verordening 2011 worden de leges geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Op grond van artikel 2, onder a, van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2012 voor de gemeente [Z] (hierna: de verordening 2012) worden onder de naam “leges” rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten een en ander genoemd in de verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Op grond van artikel 3 van de verordening 2012 is belastingplichtig de aanvrager van de dienst of van de Nederlandse identiteitskaart, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of handelingen zijn verricht
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de verordening 2012 worden de leges geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Op grond van onderdeel 6.1.2 van zowel de tarieventabel, behorende bij de verordening 2011 als 2012 zijn bouwkosten:
“de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan en derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft;”
6. Eiseres heeft bij brief van 4 februari 2013 bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Hieraan voegt het Hof nog het volgende toe.