ECLI:NL:GHAMS:2020:3144

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
000714-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van reis- en verblijfskosten en schade ten gevolge van tijdverzuim in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant op 3 juli 2020, die verzocht om vergoeding van kosten in verband met zijn aanwezigheid bij de behandeling van de strafzaak. De appellant had kosten gemaakt voor reiskosten, verblijfskosten en schade door tijdverzuim. De rechtbank had eerder een bedrag van € 6.540,83 toegewezen, maar de appellant verzocht om een hogere vergoeding. Het hof heeft de kosten beoordeeld aan de hand van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het hof oordeelde dat de appellant recht had op een vergoeding van € 10.626,74, waarbij het hof de eerder toegewezen bedragen heeft herzien en de gronden van billijkheid heeft overwogen. De beslissing van de rechtbank werd vernietigd en het hof kende de appellant de gevraagde vergoeding toe, met uitzondering van de kosten voor tijdverzuim, waarvoor geen bewijs was overgelegd. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000714-20 (530 Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 13-100815-19
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 25 mei 2020 op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[appellant],
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 1993,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. R.I. Takens,
[adres].

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 3 juli 2020 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 3 november 2020 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek - zoals gewijzigd in raadkamer in hoger beroep - strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
reiskosten gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de behandeling van de strafzaak ten bedrage van € 290,02;
verblijfskosten gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de behandeling van de strafzaak ten bedrage van € 75,70;
schade ten gevolge van tijdverzuim door de behandeling ter terechtzitting ten bedrage van € 11,37;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 9.569,04;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure bedrage van € 830,00.

3.Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft het verzoek toegewezen tot een bedrag van € 6.540,83.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ad a-c
Appellant verzoekt om vergoeding van de volgende kosten:
reiskostenvergoeding
- € 184,60 treinkosten [plaats] — Amsterdam Centraal Station,
- € 1,54 metrokosten Amsterdam Centraal Station -— hotel [hotel];
- € 1,22 tramkosten hotel [hotel] -— rechtbank Amsterdam Parnassusweg;
- € 1,22 tramkosten rechtbank Amsterdam Parnassusweg - — hotel [hotel];
- € 1,54 metrokosten hotel [hotel] -— Amsterdam Centraal Station;
- € 99,90 treinkosten Amsterdam Centraal Station -— treinstation [plaats],
Totaal reiskosten € 290,02.
verblijfskosten
- € 75,70, 2 maal € 37,85 (art. 11 lid 1 sub d Besluit);
tijdverzuim
- € 11,37- vergoeding tijdverzuim wegens bijwonen van de zitting: 1,67 uur ad € 6,81 per
uur (art. 8 lid 1 sub e Besluit);
De advocaat van appellant heeft gesteld dat de hierboven verzochte vergoeding van reis- en verblijfskosten en tijdverzuim is gebaseerd op forfaitaire bedragen conform de Wet tarieven in strafzaken en het daarop gebaseerde Besluit tarieven in strafzaken.
Volgens de raadsman is het daarom niet noodzakelijk dat bewijsstukken worden overgelegd ter onderbouwing van de stelling dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. De raadsman heeft verwezen naar uitspraken van het Hof Leeuwarden van 3 februari 2010, NBSTRAF 2010/110 en de Rechtbank Midden Nederland van 9 juli 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:3152.
Het hof overweegt als volgt.
Gelet op artikel 530, lid 1 Sv worden de kosten gemaakt voor reis- en verblijfkosten berekend op de voet van het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde. Ten aanzien van tijdverzuim wordt in artikel 530, lid 2 Sv geen maatstaf genoemd.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat uit wet- en regelgeving niet voortvloeit dat de kosten forfaitair worden vergoed en dat daarom ook geen stukken behoeven te worden overgelegd die aannemelijk maken dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Indien aannemelijk is geworden dat reis- en verblijfkosten zijn gemaakt, kan een vergoeding worden toegekend die is gemaximeerd in de Wet tarieven in strafzaken en het daarop gebaseerde besluit.
Ten aanzien van tijdverzuim gaat het hof uit van de reële kosten, mits deze deugdelijk zijn onderbouwd.
Ad a
Appellant heeft de reiskosten onderbouwd met een vliegticket Basel-Amsterdam v.v. à CHF 167,09. Van de overige kosten, volgens appellant €80 taxikosten Schiphol-hotel v.v. en €20 taxikosten hotel-rechtbank v.v., heeft appellant geen stukken kunnen overleggen.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toewijzing van de reiskosten tot een bedrag van € 152,00 (CHF 167,09, koers datum aankoop ticket 13 december 2019).
Ad b
Appellant heeft een rekening van € 80,51 voor een hotel te Amsterdam overgelegd.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toewijzing van € 75,70, zoals verzocht.
Ad c
Appellant heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat tijdverzuim voor hem tot kosten heeft geleid, zodat dit verzoek reeds om die reden moet worden afgewezen.
Ad d.
De rechtbank heeft het verzoek gematigd toegewezen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het een dun dossier betreft en 16 uur voor rechtsbijstand in deze zaak voldoende is.
Het hof overweegt als volgt.
Voor het vaststellen van de hoogte van het te vergoeden bedrag zoekt het hof in beginsel aansluiting bij de declaratie van de advocaat. Dit wordt echter anders indien gronden van billijkheid aanwezig zijn om hiervan af te wijken. Dit kan bijvoorbeeld zijn gelegen in de bovenmatigheid van de declaratie. Het moet dan wel gaan om een in meer of mindere mate in het oog springende bovenmatigheid (vgl. Gerechtshof Amsterdam 28 mei 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2466).
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat niet is gebleken dat de advocaat van appellant in het oog springend bovenmatig heeft gedeclareerd.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de strafzaak zoals verzocht, te weten € 9.569,04.
Ad e
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een forfaitaire vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure, te weten € 830,00.
Gelet op het voorgaande acht het hof het hoger beroep gegrond en zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en opnieuw recht doen.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Kent op de voet van artikel 530 Sv uit ’s Rijks kas aan appellant een vergoeding toe van € 10.626,74 (tienduizend zeshonderdzesentwintig euro en vierenzeventig cent).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. F.A. Hartsuiker, D. Radder en M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 17 november 2020.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 10.626,74 (tienduizend zeshonderdzesentwintig euro en vierenzeventig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Stichting Derdengelden Takens Admiraal Advocaten o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 17 november 2020,
mr. F.A. Hartsuiker, voorzitter.