ECLI:NL:RBMNE:2013:3152

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
13-973 en 13-974
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.A.M. van Straalen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om hogere vergoeding voor schadevergoeding en kosten van rechtsbijstand na inverzekeringstelling

In deze zaak heeft verzoekster, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], een verzoek ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland, afdeling Strafrecht, om een hogere vergoeding voor schade en kosten van rechtsbijstand na haar inverzekeringstelling. Verzoekster was op 19 juli 2011 in verzekering gesteld en op 21 juli 2011 weer heengezonden. Op 23 januari 2013 ontving zij een kennisgeving van niet verdere vervolging. Het verzoekschrift is behandeld op 25 juni 2013, waarbij verzoekster niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door haar raadsvrouw, mr. I.J.G. Raab. Verzoekster vraagt een schadevergoeding van € 315,- voor geleden schade en € 642,43 voor de kosten van haar raadsman, alsook reiskosten van € 6,79.

De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering. Voor het verzoek ex artikel 89 Sv heeft de rechtbank vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een schadevergoeding van € 210,-, gebaseerd op de dagen die zij in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank heeft echter geen aanleiding gezien om een hogere vergoeding toe te kennen, ondanks de argumenten van de raadsvrouw over de gebrekkige verzorging tijdens de inverzekeringstelling. De rechtbank merkte op dat verzoekster de mogelijkheid heeft om een klacht in te dienen bij de politie over de behandeling tijdens haar verblijf op het politiebureau.

Voor het verzoek ex artikel 591a Sv heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoekster recht heeft op vergoeding van haar reiskosten van € 6,79 en de kosten van haar raadsman tot een bedrag van € 642,43. De totale vergoeding die aan verzoekster wordt toegekend bedraagt € 1.409,22, waarbij de rechtbank het verzoek voor het overige heeft afgewezen. De beslissing is genomen door mr. C.A.M. van Straalen, rechter, in aanwezigheid van mr. J. van Elk, griffier, en is uitgesproken in openbare raadkamer op 9 juli 2013.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: -
Rekestnummer: 13/973 en 13/974
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer in strafzaken, het op 19 april 2013 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift, op grond van het bepaalde in de artikelen 89 (rekestnummer 13/973) en 591a (rekestnummer 13/974) van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van

[verzoekster], (hierna te noemen: verzoekster),

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
domicilie kiezende ten kantore van haar raadsman, mr. G.L.D. Thomas, advocaat te Amsterdam.
Het verzoekschrift is in openbare raadkamer behandeld op 25 juni 2013.
Gehoord zijn de officier van justitie en de raadsvrouw van verzoeker, mr. I.J.G. Raab, advocaat te Amsterdam, die verklaart waar te nemen voor mr. Thomas voornoemd.
Verzoekster is, alhoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Het verzoekschrift ex artikel 89 Sv strekt er toe dat de rechtbank een vergoeding toekent voor de schade die verzoekster tengevolge van ondergane verzekering stelt te hebben geleden tot een bedrag van € 315,-.
Het verzoekschrift ex artikel 591a Sv strekt er toe dat de rechtbank een vergoeding toekent voor de kosten van de raadsman ten bedrage van € 642,43, de kosten van de raadsman voor het opstellen, indienen en mondeling behandelen van het verzoekschrift en de reiskosten van verzoekster, ten bedrage van € 6,79.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van een afschrift van het proces-verbaal in de strafzaak tegen verzoeker als verdachte (met proces-verbaalnummer PL0971 2011082218) en van voornoemd verzoekschrift.
Ter zitting van de raadkamer heeft de raadsvrouw een urenspecificatie van de kosten in rechtsbijstand overlegd. Voorts heeft de raadsvrouw aangegeven dat zij bij het opstellen van het verzoekschrift ex artikel 89 Sv is uitgegaan van 3 dagen inverzekeringstelling, maar dat zij bij nadere bestudering van de stukken thans uitgaat van 2 dagen inverzekeringstelling. Het gevorderde bedrag wenst zij echter niet te verminderen, omdat zij op grond van billijkheid omstandigheden aanwezig acht waardoor een hogere dan de forfaitaire vergoeding op zijn plaats is.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de onderhavige verzoeken uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
1.
verzoekster is op 19 juli 2011 in verzekering gesteld en op 21 juli 2011 heengezonden;
2.
in totaal gaat het om 2 (hele) dagen, doorgebracht in een politiebureau;
3.
op 23 januari 2013 is aan verzoekster een kennisgeving van niet verdere vervolging verstuurd, inhoudende dat zij niet verder vervolgd zal worden.
Overwegingen
Nu de strafzaak van verzoekster is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, kan zij aanspraak maken op een vergoeding zoals hierna is vermeld.

Ter zake het verzoekschrift ex artikel 89 Sv

Verzoekster kan aanspraak maken op een vergoeding van de schade die is geleden ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis. Schadevergoeding wordt toegekend indien en voorzover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verzoekster alles in aanmerking genomen een vergoeding toekomt van € 210,-. De rechtbank gaat daarbij uit van de dagen doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis als hierboven opgenomen en van de bedragen die over het algemeen worden toegekend als vergoeding daarvoor, te weten 2 dagen à € 105,-.
Ter zitting van de raadkamer heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verzoekster tijdens haar verblijf op het politiebureau geen avondeten en pas een laat ontbijt heeft gekregen. Om deze reden zijn er volgens de raadsvrouw gronden van billijkheid aanwezig om een hogere vergoeding toe te kennen. Indien wordt uitgegaan van de juistheid van die stelling, zou dat leiden tot de vaststelling dat verzoekster tijdens haar verblijf op het politiebureau niet op de gebruikelijke en gewenste manier is bejegend. Indien verzoekster die bejegening aan de orde wil stellen, staat daarvoor de klachtprocedure bij de politie open. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding voor toekenning van een hogere vergoeding.

Ter zake het verzoekschrift ex artikel 591a Sv

Verzoekster kan aanspraak maken op een vergoeding van de ten behoeve van de behandeling van de strafzaak gemaakte reis- en verblijfkosten, de schade die daadwerkelijk geleden is tengevolge van tijdverzuim voor het gerechtelijk vooronderzoek en de behandeling van de zaak ter terechtzitting, alsmede een vergoeding in de kosten van een raadsman. Verzoekster vraagt vergoeding van de volgende posten: de gemaakte reiskosten en de kosten van de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat voorzover het verzoek ziet op reis- en verblijfkosten, dat voor vergoeding in aanmerking komt, zij het dat de vergoeding krachtens artikel 591a Sv moet worden berekend aan de hand van het bij of krachtens de Wet Tarieven in Strafzaken bepaalde. Dat brengt met zich dat de kosten van tweede klas openbaar vervoer worden vergoed, te weten € 6,79.
Voorzover het verzoek ziet op kosten van de raadsman is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard en de omvang van de strafzaak, gronden van billijkheid aanwezig zijn het verzoek toe te wijzen tot een bedrag van € 642,43.
De rechtbank is van oordeel dat aan kosten van de raadsman voor het indienen en mondeling toelichten van het verzoekschrift een vergoeding op zijn plaats is zoals die gewoonlijk wordt toegewezen, te weten € 550,00 (inclusief BTW).
In totaal is derhalve naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking nemend, een vergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € 1.409,22.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt:
Op de voet van artikel 89 Sv:
kentverzoekster ten laste van de Staat een vergoeding
toeten bedrage van € 210,- (zegge: tweehonderdtien euro);

wijst het verzoek voor het overige af.

Op de voet van artikel 591a Sv:
kent toeaan verzoekster uit 's Rijks kas een vergoeding ten bedrage van € 1.199,22 (zegge: duizend honderdnegenennegentig euro);

wijst af het meer of anders verzochte;

beveeltde griffier van deze rechtbank voormeld bedrag aan verzoekster uit te betalen op rekeningnummer [rekeningnummer], t.n.v. [Stichting], o.v.v. dossier [verzoekster]
Deze beslissing is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, rechter, als lid van de enkelvoudige raadkamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 9 juli 2013.