In het namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is onder meer het volgende te lezen:
“Vooralsnog beperkt het verweer zich tot een algemene ontkenning van de het belastbare feit alsmede een algemene ontkenning van de wettigheid van de gebruikte bewijsmiddelen en een algemene ontkenning van de bevoegdheid van de functionaris die de aanslag
heeft opgelegd. Voorts wordt de juistheid van de kostenraming betwist, alsmede de aanwezigheid van voldoende oplaad- en verkooppunten. Voor het formuleren van de nadere gronden verzoek ik u om eerst wat nadere informatie te verstrekken. Ik verzoek u - onder verwijzing naar art. 7:4 van de Awb - alle op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen, waaronder mede wordt begrepen:
- documentatie waaruit blijk dat de ambtenaar die de naheffingsaanslag heeft opgelegd daartoe ook bevoegd was;
- het aanwijzingsbesluit van de ambtenaar bedoeld in art. artikel 231, tweede lid, aanhef en onderdelen b en c, van de Gemeentewet;
- documentatie waaruit blijkt dat het de belastingplichtige voldoende duidelijk behoorde te zijn dat parkeerbelasting verschuldigd was (foto’s van de bebording ter plaatse);
- documentatie waaruit blijkt dat de straat waarin het voertuig van cliënt zou zijn
geparkeerd bij aanwijzingsbesluit is vastgesteld;
- documentatie waaruit blijkt dat het hiervoor vernielde (vigerende) aanwijzingsbesluit op juiste wijze is gepubliceerd en door welk bestuursorgaan (raad of college);
- documentatie waaruit blijkt dat de hiervoor vermelde (vigerende) belastingverordening juist is gepubliceerd. (graag eveneens de hyperlink vernielden van de op internet raadpleegbare informatie, niet zijnde een algemene hyperlink als wetaen.overheid.nl);
- documentatie waaruit blijkt dat de gemeentelijke kosten voldoen aan art. 2 van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen (een deugdelijke Ramingstabel);
- documentatie waaruit blijkt dat voldoende lokale oplaad- en verkooppunten beschikbaar zijn (als bedoeld in art. la lid 2 van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen);
- een foto het vermeende belastbare feit voor zover aanwezig.”