1.5.Partijen hebben het Hof toestemming gegeven tot het achterwege laten van het onderzoek ter zitting. Hierop heeft het Hof bepaald het onderzoek ter zitting achterwege te laten, het onderzoek te sluiten en schriftelijk uitspraak te doen.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Op 25 april 2014 heeft [A BV] als direct vertegenwoordiger van eiseres aangifte voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van – kort gezegd – 1.616 zonnepanelen met als land van oorsprong Taiwan. De zonnepanelen zijn aangegeven onder Taric-code 8541 40 90 29. Zij zijn vervoerd op 28 pallets in twee containers ( [containernummers ] ) en hebben een brutogewicht van in totaal 32.800 kg. Het nettogewicht is in totaal 30.380 kg. Als verkoper is aangegeven [naam verkoper] , als geadresseerde staat eiseres vermeld.
2. Bij de aangifte is een Certificaat van Oorsprong (hierna: CvO) met nummer [nummer] overgelegd van de New Taipei City Chamber of Commerce met vermelding van [X Ltd] als exporteur en [naam importeur] te [plaats] , Spanje als importeur van 28 pallets met in totaal 1.616 stuks solar modules, te vervoeren van [plaats] naar Rotterdam.
3. Blijkens de pro-forma invoice heeft [naam verkoper] aan eiseres 1.616 stuks ‘245poly’ Solar Modules, van het merk [merk] , vervoerd in containers [containernummers ] , verkocht voor € 182.123,20. De orderconfirmation van [naam verkoper] aan eiseres bevat dezelfde gegevens en specificeert de zonnepanelen als ZY245P.
4. De Bill of Lading van [B BV] is opgemaakt voor 28 pallets solar modules met een totaal brutogewicht van 32.800 kg, verdeeld over twee verzegelde containers: 14 pallets met een totaal brutogewicht van 16.400 kg in container [containernummer 1] en 14 pallets met een totaal brutogewicht van 16.400 kg in container [containernummer 2] . De zonnepanelen zijn vanuit Rotterdam in de verzegelde containers door transportbedrijf [C BV] onder dekking van twee CMR documenten naar eiseres vervoerd.
5. Het Engelstalige Mission Report van 21 april 2015 van het antifraudebureau van de Europese Commissie (hierna: OLAF) houdt in dat medewerkers van de OLAF van 15 tot 21 november 2014 in Taiwan onderzoek hebben verricht naar de oorsprong van zonnepanelen die vanuit Taiwan naar de Europese Unie zijn uitgevoerd en waarvan het vermoeden bestond dat zij van Chinese oorsprong zijn. Het Taiwanese Bureau of Foreign Trade en de Taiwanese douaneautoriteiten hebben verklaard dat invoer in Taiwan van zonnepanelen uit China verboden is en dat Chinese zonnepanelen in Taiwan alleen tijdelijk mogen worden opgeslagen in Free Trade Zone (hierna: FTZ), alwaar geen enkele be- of verwerking is toegestaan. Invoer in een FTZ vindt plaats met een aangifte F1, uitvoer uit een FTZ vindt plaats met een aangifte F5. In de uitvoeraangiften moet verplicht het referentienummer van de invoeraangiften worden vermeld, waardoor uitvoer uit de FTZ kan worden gekoppeld aan voorafgaande invoer in de FTZ.
6. Annex 3 bij het OLAF-rapport houdt onder meer in dat op 27 november 2013 in de FTZ een exportaangifte F5 is gedaan voor de uitvoer van twee containers met solar modules naar Nederland. De Taiwanese exporteur is [X Ltd] en de koper is [A SL] Deze uitvoeraangifte is gekoppeld aan een invoeraangifte F1 van 26 november 2013 voor de invoer van twee containers met solar modules met CN als opgegeven land van oorsprong. Annex 3 houdt dienaangaande in:
Date of export declaration
Customs regime
quantity
Weight
(KGM)
Container number
Date of import declaration
Customs regime
quantity
Weight
(KMG)
Container numbers
27-11-2013
F5
1.616
30.38
[containernummer 1]
20131126
F1
1.616
30.38
[nummer 1]
[nummer 2]
27-11-2013
F5
1.616
30.38
[containernummer 2]
20131126
F1
1.616
30.38
[nummer 1]
[nummer 2]
7. Naar aanleiding van deze gegevens heeft verweerder de onderhavige utb uitgereikt aan eiseres. Op 25 augustus 2016 hebben de gemachtigde van eiseres en vertegenwoordigers van verweerder ten kantore van verweerder gesproken over de utb. Dit gesprek vond in het Duits plaats. Ook heeft een aantal telefoongesprekken tussen de gemachtigde van eiseres en medewerkers van verweerder plaatsgevonden die in de Duitse taal zijn gevoerd.
8. Bij brief van 29 augustus 2016, door verweerder ontvangen op 1 september 2016, heeft eiseres een Duitstalig bezwaarschrift ingediend tegen de utb.
9. Op 12 september 2016 heeft verweerder een in de Nederlandse taal opgestelde ontvangstbevestiging gestuurd naar eiseres met daarin onder meer de volgende opmerking:
“Het bezwaarschrift is in een vreemde taal gesteld. Ik stel u in de gelegenheid binnen 1 maand na dagtekening van deze brief een vertaling in het Nederlands te overleggen”
10. Op 24 januari 2017 heeft verweerder een Nederlandstalig rappel gestuurd aan eiseres, waarin hij eiseres nogmaals in de gelegenheid stelt te reageren op de ontvangstbevestiging van 12 september 2016 en de eerdere termijn opschort tot 8 februari 2017.
11. Op 27 februari 2017 heeft verweerder nogmaals een Nederlandstalig rappel gestuurd aan eiseres, waarin hij eiseres nogmaals in de gelegenheid stelt het verzuim te herstellen, met daarbij de opmerking dat bij het uitblijven van een reactie van eiseres vόόr 14 maart 2017 verweerder het bezwaarschrift niet-ontvankelijk zal verklaren.
12. Op 28 februari 2017 heeft eiseres een in de Duitse taal gestelde brief aan verweerder gestuurd, waarin zij de utb nogmaals bestrijdt. Bij deze brief heeft eiseres een kopie van de hiervoor genoemde brief van verweerder van 12 september 2016 gevoegd met daarop de handgeschreven tekst:
“Ich kann das nicht lesen“.
13. Op 10 maart 2017 heeft eiseres een in de Duitse taal gestelde brief aan verweerder gestuurd, waarin onder meer staat:
“4. Dasselbe trifft auf Ihr Schreiben vom 27.02.2017 zu.
Es kommt wie immer, wieder in Holländisch, das ich nicht lesen kann (…)”
14. Op 27 maart 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift in een vreemde taal was gesteld.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.