ECLI:NL:HR:2008:BD5493
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroepschrift in vreemde taal onder de Algemene wet bestuursrecht
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroepschrift dat in een vreemde taal is ingediend, in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De belanghebbende, een persoon uit Marokko, had bezwaar gemaakt tegen de inhouding van een bedrag aan premie ingevolge de Algemene wet bijzondere ziektekosten. Dit bezwaar werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard, waarna de belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank. De Rechtbank verklaarde het beroep op 24 november 2006 niet-ontvankelijk, omdat het beroepschrift in een vreemde taal was gesteld en de belanghebbende niet had voldaan aan de eis om een vertaling te overleggen. De belanghebbende maakte verzet aan tegen deze uitspraak, maar de Rechtbank verklaarde het verzet ongegrond.
De belanghebbende ging vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad. De Advocaat-Generaal concludeerde tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie en vernietiging van de eerdere uitspraken van de Rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat een vertaling van het beroepschrift noodzakelijk was voor een goede behandeling van de zaak. De Hoge Raad benadrukte dat het aan de behandelende rechter is om te bepalen of een vertaling noodzakelijk is, en dat de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid moet worden gesteld om dit verzuim te herstellen.
Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, en bevestigde daarmee de eerdere uitspraken van de Rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten, en sprak de beslissing uit in het openbaar op 12 december 2008.